Als het aan de Tweede Kamer ligt, blijft de Volksbank in staatshanden. Een eerder al aangekondigde motie hierover van Tom van der Lee (GL/PvdA) is ondertekend door een Kamermeerderheid aan fracties. Woensdag wordt over de motie gestemd.
Minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) liet begin oktober aan de Kamer weten in principe te streven naar een privatisering in de komende jaren van de in 2013 genationaliseerde bank. In de motie wordt de regering „verzocht” om de Volksbank niet te privatiseren.
Heinen zei eerder tegen dat de Kamer formeel gezien niet over de toekomst van de Volksbank te gaan, maar het is de vraag of hij de confrontatie hierover daadwerkelijk zal aangaan als er zo’n ruime Kamermeerderheid is. Woensdag tijdens het debat geeft Heinen zijn ‘appreciatie’ over de motie.
In de motie, ook ondertekend door leden van PVV, NSC, BBB, CDA, SP, ChristenUnie, Partij voor de Dieren en SGP, schrijft Van der Lee dat de Volksbank „onmisbaar is in het Nederlandse bankenlandschap” omdat de bank een „unieke nutsfunctie vervult” vanwege het landelijk dekkende netwerk van bankkantoren. Dat netwerk kan volgens Van der Lee niet wettelijk worden beschermd, en hij denkt dat als de bank wordt geprivatiseerd „het vrijwel zeker verdwijnt”.
In een telefonische toelichting zegt Van der Lee dat het netwerk van de Volksbank – dochters SNS en Regiobank hebben nu samen 600 vestigingen – een unieke kans biedt om bankieren toegankelijker te maken. Hij stelt dat nu een op de zes Nederlanders niet zelfstandig een overschrijving kan doen.
Door de fysieke punten open te houden, zou de Volksbank daarbij kunnen helpen. Hij ziet ook de mogelijkheid om de Volksbank-punten te gebruiken voor andere financiële zaken die de overheid wilt regelen. Zoals een Toeslagenloket, om mensen te helpen toeslagen aan te vragen.
De Volksbank, die eerder vandaag aankondigde volgend jaar als geheel verder te gaan onder de vlag ASN Bank, kondigde recent aan om het aantal vestigingen terug te brengen naar 320 tot 360. Het concern zegt te blijven streven naar een landelijk afdekkend netwerk van kantoren – en volgens bestuursvoorzitter Roland Boekhout zou dat ook behouden moeten kunnen blijven in private handen. „[Een] koper heeft er geen enkele baat bij om zo’n netwerk van vestigingen na de koop meteen de nek om te draaien”, zei hij hierover eerder tegen NRC.
Liveblog Economieblog
Techbedrijf Precision Neuroscience haalt 102 miljoen dollar op in investeringsronde
De Raad van de Europese Unie heeft Kajsa Ollongren benoemd tot speciale vertegenwoordiger voor de mensenrechten. Dat schrijft de Raad maandag op de eigen website. De oud-minister volgt de Zweed Olof Skoog op. In totaal zijn er tien speciale vertegenwoordigers van de EU (EUSR) met elk een eigen portefeuille, die rapporteren aan Kaja Kallas, de buitenlandvertegenwoordiger van de Europese Unie.
Als gezant voor de mensenrechten moet Ollongren het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie wereldwijd onder de aandacht brengen. Ook zal ze toezien op naleving van het internationaal humanitair recht en strafrecht. Verder zal ze regelmatig met regeringen in gesprek gaan over de omgang met mensenrechten.
De Europese Raad benadrukt Ollongrens „uitgebreide nationale ervaring” door meerdere Nederlandse ministerposten. Als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in Rutte III (2017-2022) regelde de D66’er onder meer dat Nederlandse politieke partijen geen geld meer mogen aannemen van donateurs buiten de Europese Unie. Vanaf 2022 was Ollongren twee jaar minister van Defensie. In die periode haalde Nederland voor het eerst de NAVO-norm die stelt 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) aan defensie uit te geven.
Lees ook
Ollongren: Poetins grens stopt niet bij de NAVO-grens
‘Functie elders’
In 2021 legde Ollongren haar taak als verkenner van het kabinet Rutte IV neer omdat door haar toedoen vertrouwelijke aantekeningen uitlekten, waaruit bleek dat de onderhandelaars zochten naar een „functie elders” voor Pieter Omtzigt. Het toenmalige CDA-Kamerlid, dat als lastig werd ervaren, was niet op de hoogte van die plannen.
Afgelopen april meldde onder meer De Telegraaf dat Ollongren zich terugtrok als kandidaat voor de functie van hoofd van het Europees Defensieagentschap (EDA), dat EU-lidstaten helpt bij het versterken van defensie. Het is niet duidelijk waarom ze uit de race zou zijn gestapt.
Ollongren studeerde geschiedenis studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en bestuurskunde aan de École Nationale d’Administration in Parijs. Voor ze de politiek in stapte, was ze jarenlang topambtenaar. In het cv dat de Europese Raad van haar publiceerde, valt eveneens te lezen dat ze reservist is bij de Nederlandse luchtmacht.
Begin deze maand trad Ollongren toe tot de Raad van Commissarissen van de Postcode Lottery Group, het moederbedrijf van Postcode Loterij en Vriendenloterij. Ollongrens voorganger als EU-gezant, Skoog, wordt plaatsvervangend secretaris-generaal voor politieke zaken bij de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO).
Tussen gerafeld blad schuilt een geel bolletje, ter grootte van een tennisbal. Te klein, te geel – hier kan Kees Buijsman, bloemkoolteler uit Lutjebroek, niks mee. In een krat gaan zes grote witte bloemkolen. Nederlanders houden van grote witte bloemkolen. Acht kleinere kan ook nog. Maar deze is zo klein, die is het oogsten niet waard. Duidelijk geval van faunaschade. Houtduiven zijn hier de boosdoeners.
Kees Buijsman kan met recht zeggen dat hij uit de kool komt. Zijn vader teelde al bloemkolen, Kees en zijn broer namen het bedrijf in Lutjebroek over. Duiven zijn er altijd geweest. Maar ze aten alleen de jonge blaadjes, de grotere kolen lieten ze links liggen. Nu blijven ze terugkomen. „Ze strippen de kolen tot er geen blad meer aan de nerf zit”, zegt Buijsman.
Foto Simon Lenskens
Buijsman staat tussen de bloemkolen op een akker vlak bij Westwoud en laat zien wat houtduiven hier aanrichten. Samen met taxateur Dirk Jan Roos, die in opdracht werkt voor BIJ12, de instantie die namens de provincies tegemoetkomingen voor faunaschade uitkeert.
Roos komt hier vaker. Hij loopt door het land en neemt de schade op. Afhankelijk van de bloemkoolprijs krijgt de teler een vergoeding. Als die tenminste alles heeft gedaan om zijn gewassen te beschermen. Door jonge planten af te dekken, en vlaggen, bewegende vogelverschrikkers en knalapparaten neer te zetten bijvoorbeeld.
Op het eerste gezicht staan de kolen er vanochtend goed bij. In het midden staan volle bloemkolen in strakke rijen. Maar langs de randen liggen open stukken, de bladeren zijn kort en aangevreten. En omdat de koolbladeren te klein blijven om de bodem te bedekken, tiert het onkruid welig. Dat neemt weer voeding weg van de kool. En dat alles maakt de witte bloem in de kool onverkoopbaar.
De combinatie van water en veel grasland maakt Noord-Holland een snoepwinkel voor ganzen
De meeste bloemkolen komen nog steeds tot volle wasdom, maar aangevreten kolen groeien minder goed. „Als de bloemkolen gelijk opgroeien, halen we met twee oogsten alles van het land”, zegt Buijsman. Nu moet hij wel vijf, zes keer keer mensen inhuren om te oogsten.
Stille slopers
Ganzen en wolven zijn berucht vanwege de schade die ze aanrichten. Maar houtduiven, dat zijn de stille slopers. Vandaag publiceert BIJ12 de cijfers over het schadejaar 2024. De vergoede faunaschade in Nederland neemt al jaren toe. In 2024 bedroeg die 75 miljoen euro, 20 miljoen meer dan een jaar eerder.
Ongenaakbaar op nummer 1 staat de grauwe gans, met 35 miljoen euro aan tegemoetkomingen. Op 2 de houtduif: bijna 11 miljoen. De wolf, weliswaar voor het eerst in de top 10, kwam met de 876.093 euro nog niet aan een tiende van dat bedrag.
Vanuit de gewassen berekend, is grasland de grootste schadepost met bijna 50 miljoen, maar meteen daarna komt de bloemkool. Een relatief duur gewas, de schade bedroeg vorig jaar 5,5 miljoen euro. De gebroeders Buijsman kregen vorig jaar zo’n twee ton uitgekeerd.
Dol op raaigras
Noord-Holland is de provincie waar wilde dieren en landbouw elkaar het meest in de weg lijken te zitten. De combinatie van water en veel grasland maakt het een snoepwinkel voor ganzen. Ze zijn dol op kortgemaaid Engels raaigras en geven het nauwelijks de kans weer aan te groeien. Houtduiven, kauwen en kraaien op hun beurt komen af op de kolen en sla op de vruchtbare West-Friese klei.
In totaal keerde de provincie vorig jaar meer dan 27 miljoen euro uit. Voor 2025 hadden de provincies landelijk 61 miljoen euro aan faunavergoeding begroot, maar ze willen dit nu al opschroeven naar 96 miljoen euro.
Dat de kosten stijgen, betekent overigens niet dat de schade evenredig toeneemt. Deels zijn de hogere kosten het gevolg van meer aanvragen: versoepeling van de regels heeft de drempel verlaagd om een claim in te dienen.
En wat ook te horen valt: de tolerantie neemt af. Boeren en tuinders voelen aan alle kanten druk, maar zelf zouden ze lijdzaam moeten toezien hoe dieren hun oogsten verpesten? Dat frustreert, en de provincie krijgt daarvoor de rekening.
Maar meer faunaschade is er ook. Een belangrijke oorzaak, meldt BIJ12, is dat houtduiven in een aantal provincies niet meer afgeschoten mogen worden.
Er golden al strikte voorwaarden voor het afschieten van ganzen. Het geweer is de laatste optie, als boeren alles hebben gedaan om schade te voorkomen. Een aantal andere dieren, waaronder de houtduif, mocht nog vrij worden bejaagd. Tot 2023. Toen oordeelde de Raad van State dat de provincie Noord-Holland onvoldoende onderbouwd had waarom beschermde diersoorten gedood mochten worden. Afschot van houtduiven is nu zonder ontheffing niet meer toegestaan.
Taxateur Roos noemt het een kip-ei-kwestie. Toen duiven nog bejaagd mochten worden, was de populatie beheersbaar en kon de provincie niet onderbouwen dat afschot nodig was. „Pas nu het uit de klauwen loopt, kunnen ze aantonen dat jagen nodig is voor een goede balans.”
BBB-gedeputeerde Jelle Beemsterboer hoopt dat jagers volgend jaar weer op houtduiven kunnen schieten
De provincie is op dit moment hard bezig die onderbouwing alsnog te leveren, wil BBB-gedeputeerde gedeputeerde Jelle Beemsterboer (BBB) graag gezegd hebben. Zodat jagers volgend jaar weer op houtduiven kunnen schieten, hoopt hij. Maar het becijferen van de schade is daarvoor niet genoeg, er zijn ook vogeltellingen nodig.
„Het ganzenplan telde bijna vierhonderd pagina’s”, zegt Beemsterboer, om aan te geven hoeveel er nodig is om een nieuw faunabeheerplan te schrijven dat ook stand houdt bij de rechter als het wordt aangevochten. „Want dat gebeurt standaard.”
„Intussen zien we de populatie uitdijen”, zegt Beemsterboer. „En straks zitten we in de situatie dat jagers heel veel dieren moeten doden om de populatie weer naar beneden te krijgen.”
Om de ganzen in Noord-Holland nogmaals als illustratie te gebruiken: „We willen van 150.000 standganzen, die het hele jaar blijven, naar 20.000. Om uiteindelijk weinig ganzen te hoeven schieten, moet je er eerst heel veel doden.” De BBB-gedeputeerde vindt het aan alle kanten ongemakkelijk, zegt hij. Voor de ondernemers, maar ook voor de provincie en dus voor de belastingbetaler.
En dan is er nog iets, zegt hij: „Waarom is het zo moeilijk om die afgeschoten dieren een plaats in de voedselketen te geven?” De gans is nu mondjesmaat als pastrami in de supermarkt te vinden. De houtduif is nog verder van ons bord.
Rust- en foerageergebieden
Voordat de vraag hoe je duif bereidt überhaupt ter tafel komt, stellen dierenbeschermers iets fundamenteels aan de orde: de inrichting van het Nederlandse landschap en de dominantie van intensieve landbouw daarin. Ook kleinere populaties blijven naar akkers en weilanden komen zolang er veel raaigras en weinig rust- en foerageergebieden zijn. En bosschages voor de duiven.
Er wordt te snel naar het geweer gegrepen
Bovendien nemen uitgedunde populaties van bijvoorbeeld ganzen snel weer toe als dieren worden gedood, zegt de Dierenbescherming. „Er wordt te snel naar het geweer gegrepen”, zegt woordvoerder Marlous van ’t Pad Bosch. „Kijk eerst naar de knelpunten in een gebied, los die op, en kijk dan pas naar afschot.”
De Dierenbescherming schrok vorige week toen bleek dat demissionair staatssecretaris Jean Rummenie (Landbouw, BBB) de jacht nog snel meer ruimte wil geven, tientallen wilde soorten zijn dan niet meer beschermd. Van ’t Pad Bosch: „In de huidige wet is het uitgangspunt voor afschot ‘nee, tenzij’, dat wordt ‘ja, mits’. Dat maakt het dus makkelijker om dieren af te schieten. Het wordt het beginpunt, in plaats van een laatste redmiddel. En dat treft bovendien veel meer soorten dan de vijf die nu vrij bejaagd mogen worden. Als dieren hun beschermde status verliezen, daalt niet alleen die ene populatie, maar ook die van dieren in de keten die daarvan afhankelijk zijn.”
Houtduif gaat niet goed
Bij de houtduif is te zien wat je bij meer dieren ziet: een kloof tussen cijfers en perceptie. Of eigenlijk, tussen het algemene beeld en de situatie op een akker. Op basis van vogeltellingen heeft de houtduif een ‘ongunstige staat van instandhouding’. In gewoon Nederlands: het gaat helemaal niet zo goed met de houtduif. Maar als ze allemaal op vijftien hectare bloemkool afkomen om te snacken, is het niet zo gek dat de teler en de taxateur zeggen: het worden er steeds meer.
Niet alleen ziet Buijsman sinds twee jaar meer duiven. Hij merkt ook dat ze zich niet meer zo makkelijk laten verjagen. De bewegende vogelverschrikkers, het geritsel van de plastic vlaggen, het getoeter uit de auto van Buijsmans vader, die de hele dag rondjes rijdt om de vogels te verjagen, het gaskanon dat elke twintig minuten een paar doffe knallen afschiet – het doet ze niks.
Foto Simon Lenskens
„Kijk, daar zitten ze”, zegt Kees Buijsman. Hij heeft net het gaskanon gedemonstreerd. Maar pas als hij honderd meter verderop met de auto langs een veld jonge bloemkolen rijdt, vliegt een troep duiven sloom op, om een paar meter verder alweer neer te strijken.
Jagers houden niet alleen de populatie onder controle, met elk schot jagen ze ook veel vogels weg, zeg Buijsman. „Nu we de jager niet meer mogen inschakelen, hebben de duiven vrij spel, het is hier net de Febo. Ik wil ze niet uitroeien, maar ze moeten weer bang zijn voor de jager.”
Tussen de bloemkolen schieten twee hazen richting de horizon. Roos zegt: „De balans is zoek. Mensen hebben een negatief sentiment bij jagen, maar als je hoort hoe groot de economische schade nu is, is dat dan wat je wilt?”
Aan de vogels zelf hebben de teler en de taxateur geen hekel. Duiven en kraaien zijn slimme beesten, zegt Buijsman. Roos spreekt van „een stukje evolutie”. Vogels passen zich snel aan. „Als de jager komt, zijn ze op hun hoede. Als ze mij zien denken ze: o, het is de taxateur maar.”
Voor iets wat FIFA-voorzitter Gianni Infantino vorige maand „een baanbrekend initiatief” noemde – de oprichting van een vluchtelingenteam voor Afghaanse voetbalsters – was de media-belangstelling lauw. Een paar zinnen in nieuwsberichten, daar bleef het meestal bij. Terwijl een tweede nieuwsfeit van die dag – er komen hogere boetes voor racisme – breed werd uitgemeten.
Leed mag je niet vergelijken, ik weet het, maar het valt op hoe snel de aandacht voor de teloorgang van het Afghaanse vrouwenvoetbal verflauwt, terwijl de situatie van speelsters die niet weg wisten te komen na de machtsovername door de Taliban, in 2021, er niet beter op wordt. Sports & Rights Alliance, een internationale ngo, sprak eind maart in een rapport van „een van de meest opgejaagde groepen” in Afghanistan. De onderzoekers riepen de FIFA op een einde te maken aan de isolatie van het Afghaanse team, en zich hard te maken voor de terugkeer van speelsters naar het internationale podium.
De FIFA zit in een lastig parket. De Afghaanse voetbalsters kregen geen toestemming van de Taliban om deel te nemen aan de kwalificatie voor de Azië Cup, eerder dit jaar, waardoor kwalificatie voor het WK van 2027 onmogelijk werd. Omdat de Taliban het vrouwenelftal niet erkennen, kan de FIFA volgens de eigen regels geen toestemming geven voor deelname van de vrouwen aan internationale toernooien. Geven ze die toestemming wél, bij wijze van uitzondering, dan zoeken ze niet alleen de confrontatie met de Taliban, maar brengen ze mogelijk ook Afghaanse vrouwen in gevaar.
De oprichting van een vluchtelingenteam voelt daarom als een waterig compromis, of, zoals de Sports & Rights Alliance het diplomatiek noemde: een gedeeltelijke oplossing.
De „genderdiscriminatie” door de Afghaanse voetbalbond wordt er niet mee aangepakt, zei directeur Andrea Florence. Wedstrijden van het vluchtelingenteam tellen niet mee voor de wereldranglijst. De Sports & Rights Alliance zou niet rusten, zei ze, voordat de FIFA met officiële erkenning en financiële ondersteuning voor het Afghaanse vrouwenteam komt.
De speelsters die hun land niet wisten te ontvluchten zijn monddood gemaakt, we horen niets meer van hen. Maar degenen die een veilig heenkomen vonden, hebben wél een stem. Hoe denken zij over het FIFA-initiatief? Spelen ze nog steeds voetbal? Willen ze deel uitmaken van het vluchtelingenteam? Hebben ze nog contact met oud-ploeggenoten? Denken ze dat de Taliban ooit zullen zwichten voor internationale druk, en het Afghaanse vrouwenelftal laten meedoen aan toernooien?
Met de nodige moeite kom ik in contact met twee vrouwen die voor Afghanistan uitkwamen. De een, Bahara Kohistani, speelde als verdediger voor Istiqlal in Kaboel, en kwam twintig keer uit voor het nationale elftal. De ander, Fatima Foladi, speelde als spits voor Adalat, in het westen van Afghanistan, en was een rijzende ster in de onder 17. Kort voor de Taliban de macht overnamen, scoorde ze nog in een wedstrijd tegen Tajikistan.
Ik realiseer me dat de vrouwen getraumatiseerd kunnen zijn door hun ervaringen, en dat mijn vragen gevoelig kunnen liggen. Het laatste wat ik wil: hen of eventuele achterblijvers in Afghanistan in gevaar brengen. Daarom stel ik voor schriftelijk te communiceren. Daar stemmen ze mee in.
Een deel van hun antwoorden ontvang ik op de dag dat het kabinet valt. Het contrast tussen hun schrijven en het moddergooien in Den Haag kan bijna niet groter. De vrouwen zijn wijs en eloquent – het raakt me. Beiden bedanken me voor mijn aandacht voor „dit belangrijke onderwerp”. Ze voelen zich „vereerd”. De omgekeerde wereld. Hoe kan het dat hun stem niet vaker gehoord wordt?
Bahara (23) schrijft dat ze Afghanistan ontvluchtte na de val van Kaboel, in augustus 2021, ze liet een deel van haar familie achter. Het was „een angstaanjagende, chaotische en onzekere dag”. Ze onderhoudt nog steeds contact met voormalige ploeggenoten. „Sommigen zijn ontsnapt, anderen zitten nog steeds in Afghanistan. We doen wat we kunnen om elkaar te steunen.”
Fatima (20) schrijft dat ze weg wist te komen met een Amerikaans militair vliegtuig, na eerst drie nachten op het vliegveld van Kaboel te hebben doorgebracht, zonder eten. „In het vliegtuig zaten honderden mensen opeengepakt. We hadden geen idee wie ons hielp of waar we naartoe gingen. Het was de ergste dag van mijn leven. Diep traumatisch.”
Haar bekendheid als voetbalster hielp haar ontsnappen naar Australië, schrijft Bahara, maar morele of praktische steun van de FIFA heeft ze nooit gekregen – het waren activisten en mensenrechtenorganisaties die haar bijstonden. Ook Fatima, die in de VS woont, heeft „nooit een telefoontje of e-mail” van de FIFA ontvangen, waarin bezorgdheid doorklonk over haar veiligheid.
Het lijkt de vrouwen niet te hebben ontmoedigd. De afgelopen jaren heeft Fatima druk uitgeoefend op de FIFA, samen met Khalida Popal, een van de grondleggers van het Afghaanse vrouwenvoetbal. Op mijn vraag wat ze vindt van het vluchtelingenteam, schrijft ze: „Zonder officiële erkenning voelt het nog steeds alsof we aan de zijlijn staan, alsof onze verhalen en offers net genoeg aandacht krijgen om kritiek te pareren, maar niet genoeg om echte verandering af te dwingen.”
Toch voelen zowel Fatima, die voor een lokaal Amerikaans team speelt, als Bahara, die voor Melbourne Victory speelt, voor een plek in het vluchtelingenteam. Fatima schrijft dat ze onlangs een online FIFA-bijeenkomst heeft bijgewoond. De bond wil ‘identificatiekampen’ organiseren, op meerdere continenten. Daarna wordt geselecteerd, en volgen vriendschappelijke duels. Op de vraag of deelname risico’s met zich meebrengt, antwoorden beiden bevestigend. „Velen van ons hebben nog familie in Afghanistan”, legt Fatima uit. „We moeten voorzichtig zijn”, zegt ook Bahara.
Fatima’s droom is om Afghanistan te vertegenwoordigen op internationale voetbaltoenooien. „Maar meer nog dan dat hoop ik deel uit te maken van een beweging die Afghaanse vrouwen weer terugbrengt in de sport.”