Zestig dierenactivisten die in 2019 een varkensstal in Boxtel binnengedrongen om tegen dierenleed te protesteren, worden daar niet voor gestraft. Het gerechtshof in Den Bosch oordeelde maandag dat de activisten geen strafbare feiten hebben gepleegd. Het Openbaar Ministerie was de zaak tegen de activisten begonnen.
Het hof oordeelde het onbewezen dat de dierenactivisten van Meat the Victims de staldeuren tijdens de actie forceerden. Ze gedroegen zich volgens het hof daarnaast vreedzaam en konden er niets aan doen dat ze urenlang binnenbleven. De activisten zouden na een paar uren van plan zijn geweest om te vertrekken, maar de politie hield ze tegen „om een confrontatie met de buiten aanwezige boeren te vermijden”.
De activisten trokken naar de boerderij in Boxtel omdat gewonde dieren zich daar zouden hebben bevonden. Ze wilden dat de eigenaar de dieren aan hen zou geven en zeiden pas te vertrekken als aan de eis werd voldaan.
Chaotische situatie
Boeren uit de omgeving kwamen daarop in groten getale naar de veehouderij. Vervolgens ontstond een chaotische situatie, waarbij boeren onder meer auto’s van de dierenactivisten in de sloot duwden.
Eind 2019 veroordeelde de rechtbank van Oost-Brabant 67 dierenactivisten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van 300 euro. De rechtbank wilde daarmee voorkomen dat de activisten vergelijkbare acties zouden voeren. Nu het hof hen in hoger beroep gelijk heeft gegeven, riskeren ze geen gevangenisstraf meer en hoeven ze de boete niet meer te betalen.
Lees ook
Dierenactivisten houden poot stijf
Mark van den Oever, voorman van Farmers Defence Force, zegt het „te gek voor woorden” te vinden dat de dierenactivisten zijn vrijgesproken. „Voor de boeren wordt weer niks gedaan. Het gaat alleen nog maar om politiek, waarbij het vooral draait om het verdrijven van de boeren”, zegt Van den Oever.
In een poging de industrie te vergroenen en bedrijven binnen de Europese grenzen te houden, gaat de Europese Unie lidstaten toestaan staatssteun te geven aan bedrijven die veel energie verbruiken. Lidstaten mogen voortaan tot 25 procent van de energiekosten van een bedrijf subsidiëren. Dat heeft de Europese Commissie woensdag bekendgemaakt.
De Europese vakpers spreekt van een „grote ommezwaai” in het denken over economie in Brussel. Staatssteun geldt sinds jaar en dag als taboe binnen de Europese Unie. Dergelijke subsidies zouden het zogeheten level playing field op de gezamenlijke markt verstoren. Die eengemaakte markt geldt als een van de belangrijkste pijlers onder de Europese Unie.
Maar dat taboe moet doorbroken worden, vindt Teresa Ribera, EU-mededingingscommissaris, die de plannen initieerde. „Als Europa een leidende rol wil spelen in schone technologie, moeten we moedig en duidelijk optreden”, aldus Ribera tegen Euractiv. De staatssteunversoepeling maakt deel uit van een groter maatregelenpakket (CISAF) dat de Europese industrie moet vergroenen.
Industriepolitiek
Sinds Mario Draghi vorig jaar in een gezaghebbend rapport concludeerde dat de concurrentiekracht van de Europese economie in gevaar is, staat industriepolitiek hoog op de agenda van Europese beleidsmakers. De oud-president van de Europese Centrale Bank waarschuwde dat er „enorme investeringen” nodig zijn, wil Europa niet achterblijven bij de Verenigde Staten en China als het bijvoorbeeld gaat om defensie en verduurzaming. In het kader van die concurrentiestrijd pleiten onder andere Frankrijk en Duitslands al langer voor meer mogelijkheden voor staatssteun.
Er klinkt ook kritiek op de staatssteunplannen, met name van kleinere lidstaten. Handelsministers van onder meer Denemarken, Ierland en Polen lieten eerder in een verklaring weten te vrezen voor de „integriteit van de gezamenlijke markt”. Deze landen vrezen dat lidstaten met meer fiscale middelen nu té makkelijk hun bedrijven een voordeelpositie kunnen geven.
Volgens Ribera zijn er in het nieuwe maatregelenpakket genoeg waarborgen ingebouwd om dit te voorkomen. De steun moet „noodzakelijk en proportioneel” zijn. Bovendien is deze alleen toegestaan zolang de totale energiekosten van een bedrijf boven de 50 euro per megawattuur blijven.
Lees ook
Als Europa niet meer innoveert, volgt een ‘langzame doodsstrijd’, zegt Mario Draghi
Wat minder mensen dan in Utrecht wonen, maar veel meer dan het aantal inwoners van Eindhoven – zoveel migranten zouden een betaalde baan kunnen hebben, terwijl ze dat nog niet hebben. Het zogeheten onbenutte arbeidspotentieel onder migranten in Nederland bedraagt namelijk 331.000 personen.
Dit heeft de Adviesraad Migratie, een belangrijke kabinetsadviseur, berekend in een donderdag gepubliceerd rapport. „De migrant zelf mist hierdoor aansluiting met de samenleving en het is daarnaast nadelig voor werkgevers die een tekort hebben aan personeel, terwijl de Nederlandse schatkist inkomsten misloopt”, zegt voorzitter van de adviesraad Monique Kremer. Met een betaalde baan betalen migranten immers belasting.
Het ongebruikte talent is in aantallen het grootst onder migranten uit Turkije (ongeveer 50.000 personen), Marokko (idem) en in mindere mate Syrië (ongeveer 30.000). Relatief is de verspilling van het talent het grootst onder Syrische migranten, van wie ruim de helft nodeloos aan de kant staat. Bij Syriërs onder de 45 jaar is dat zelfs meer dan drie op de vijf.
In de analyse heeft de adviesraad de arbeidsmarktpositie van migranten vergeleken met die van Nederlanders zonder migratie-achtergrond – met hetzelfde geslacht en in dezelfde leeftijdsgroep. Daarbij worden mensen als migranten beschouwd als zij net als hun ouders niet in Nederland zijn geboren. Het gaat daarbij om arbeidsmigranten, asielzoekers, kenniswerkers van buiten de EU en mensen die via gezinshereniging naar Nederland kwamen.
Van de 1,7 miljoen migranten van 25 tot 65 jaar had bijna 68 procent betaald werk in 2022. Bij de Nederlanders zonder migratie-achtergrond was dit bijna 86 procent. Het verschil tussen de groepen is het onbenutte arbeidspotentieel.
Zo bezien staat bijna een op de vijf migranten onnodig aan de kant. Dat is aanzienlijk vaker het geval bij vrouwen (ruim 23 procent) dan bij mannen (ruim 15 procent). „Vrouwen die naar Nederland komen om zich bij hun partner te voegen, zijn vaak niet in beeld bij instanties”, zegt Kremer.
De grootste achterstand zit bij de nareizigers (drie van de vijf werken niet) en de asielmigranten (twee van de vijf). Die laatste groep is met de Oekraïense ontheemden goed voor bijna de helft van de verspilling van talent. Onder mensen die als arbeidsmigrant naar Nederland kwamen, komt deze verspilling nauwelijks voor.
Nederlandse taal
Een betere kennis van de Nederlandse taal zou migranten helpen bij het vinden van een baan, schrijven de onderzoekers in het rapport. Vooral bij gezins- en asielmigranten zou de verspilling van talent „sterk afnemen als zij perfect Nederlands zouden spreken”. Daarom beveelt de adviesraad aan om fors te investeren in taalcursussen Nederlands voor migranten.
Dat is inderdaad dringend noodzakelijk, zegt politicoloog Fatih Aktaş. Hij doet onderzoek naar de (arbeids)participatie van migranten aan de Hoge School Utrecht en OpenEmbassy, een kenniscentrum over nieuwkomers. „In asielzoekerscentra krijg je niet of nauwelijks les in de Nederlandse taal”, vertelt Aktaş, die zelf als vluchteling uit Turkije naar Nederland kwam. Pas met een verblijfsstatus kan een asielmigrant een taalcursus volgen. „De kwaliteit van die cursussen verschilt sterk per gemeente en is vaak te laag”, zegt Aktaş.
In vervolgstudies wil de adviesraad dieper ingaan op mogelijke oorzaken. „We gaan dan kijken naar drie elementen”, zegt lid van de adviesraad Paul de Beer. „Naar de werknemer, die bijvoorbeeld de taal onvoldoende beheerst en naar de werkgever die mogelijk bij de werving en selectie discrimineert. Daarnaast onderzoeken we de mismatch in hoe werkgever en werknemer elkaar proberen te vinden, doordat ze bijvoorbeeld beiden alleen in hun eigen netwerk zoeken.”
Diploma’s
Zodra migranten werk zoeken, merken ze dat de in hun herkomstland behaalde diploma’s weinig indruk maken op potentiële werkgevers. Die houden ondanks het personeelstekort sterk vast aan diploma’s van Nederlandse onderwijsinstellingen, ook als het buitenlandse cv van de migrant vol academische titels staat. Hoe meer migranten een Nederlandse opleiding hebben afgerond, hoe kleiner de verspilling van talent, constateert de adviesraad dan ook droogjes.
„Ongeveer driehonderd Turkse academici zijn de afgelopen jaren naar Nederland gekomen, van wie er honderd zijn gepromoveerd”, vertelt Aktaş. Dat is gebeurd na de mislukte staatsgreep in 2016 en de jacht die president Erdogan vervolgens opende op (vermeende) medeplichtigen en sympathisanten van de coupplegers. „Het lukt deze academici vaak niet om een baan op hun niveau te vinden”, vertelt Aktaş. Als voorbeeld noemt hij een hem bekende cardioloog, die nu in auto’s handelt en dus „de anatomie van de mens heeft verruild voor de anatomie van de auto”.
Landen als Duitsland en België ontplooien volgens Aktaş veel meer dan Nederland initiatieven om zorgverleners uit het buitenland met aanvullende scholing aan een baan te helpen. „Het UMC Groningen is daar nu ook een jaar of twee mee bezig, maar dat is laat en weinig”. Al die obstakels zijn frustrerend, zegt hij: „Want als vluchteling wil je de Nederlandse samenleving zo snel mogelijk terugbetalen door te werken en belasting te betalen.”
Er is zelfs een inzameling gehouden. „Wij willen u vragen om mee te helpen om de Tienhovense Plassen toegankelijk en bevaarbaar te houden”, schrijven bezorgde bewoners van het Tienhoven aan hun dorpsgenoten.
In en rondom het landelijke Tienhoven, aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug, is het bijzonder lastig varen, sinds de woekerende waterplant Cabomba caroliniana, kortweg cabomba of waterwaaier, zich er heeft gevestigd. Sommige delen van de Tienhovense Plassen lijken wel een aquarium dat te lang niet is schoongemaakt, gevuld met ontelbaar veel zwevende groene planten die heen en weer zwaaien. „Van oudsher hebben de bewoners hier met een roeibootje gevaren, met een hengel gevist en wat gezwommen, maar dat is nu bijna onmogelijk geworden”, zegt gepensioneerd vakbondsman Chris van der Vliet. „Ons woonplezier wordt bedorven.” Wie nu in een bootje stapt, vaart zich vast of breekt een roeispaan. Alleen met duw- en trekwerk, of met een grote schroef of zware motor op de boot, lukt het de omwonenden nog het wuivende groen door te ploegen.
Natuurmonumenten laat ons voor de kosten opdraaien
Vandaar de crowdfunding. Met de opbrengst huren de dorpelingen jaarlijks een machine waarmee de woekerplant van de bodem wordt geharkt en opgevist. De werkzaamheden beginnen volgende week. Zo blijft weliswaar niet de complete Tienhovense Plassen maar in ieder geval een smalle vaarweg naar de Loosdrechtse Plassen ernaast bevaarbaar. Dat kost jaarlijks ongeveer 12- tot 15.000 euro – een bedrag dat Vereniging Natuurmonumenten, eigenaar en beheerder van de Tienhovense Plassen, niet wenst te betalen.
Video Olivier Middendorp
Natuurmonumenten is tegenstander van het wegharken van de cabomba en is naar eigen zeggen al erg vriendelijk door het onderhoud door de dorpelingen te gedogen. „We verbieden dat niet omdat we de bewoners tegemoet willen komen”, zegt een woordvoerder. Bewoners zien dat anders. „Natuurmonumenten laat ons voor de kosten opdraaien”, zegt Ton Schoemaker, die aan het water woont en zich intensief met de kwestie bemoeit. Hij wandelt over een stuk weiland achter de kerk, naast het kerkhof, en toont de wildgroei aan cabomba in het omringende water. „Hoe kun je zo’n ongelofelijk mooi gebied zo laten versloffen?” Eerder hebben dorpelingen een werkgroep opgericht – ‘Red de Tienhovense Plassen’ – waarmee ze de „verloedering” van het gebied een halt willen toeroepen. Veel succes hebben ze nog niet behaald.
Chris van der Vliet: „Het lijkt Natuurmonumenten weinig te schelen hoe de natuur zich ontwikkelt. Het gesprek komt niet van de grond, ook niet met de provincie en het waterschap. En wat ons ergert, is dat er tientallen plannen zijn gemaakt voor de Oostelijke Vechtplassen, waartoe dit gebied behoort, maar dat er bij ons niets gebeurt. Wij zijn een blinde vlek. Wij worden vergeten.” Ton Schoemaker: „We willen niet alleen maar kunnen blijven varen. We komen ook op voor de natuur. Want hoe meer de cabomba woekert, hoe minder inheemse soorten er blijven, juist de soorten die dit gebied zo waardevol maken.”
Als je niets doet, zullen invasieve exoten op den duur minder woekeren, doordat ze natuurlijke vijanden krijgen
Helaas is het bestrijden van zogenoemde invasieve exoten zoals de cabomba niet eenvoudig, zeggen natuurbeheerders en watermanagers. „We begrijpen de zorgen van de bewoners, maar we hebben geen toverstokje om de plant weg te krijgen”, zegt een woordvoerder van het verantwoordelijke waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Ecoloog Gerben van Geest, expert waterplanten, ziet twee grote nadelen aan het wegmaaien van cabomba. „Na het maaien blijven stengelfragmenten achter en die groeien het volgende jaar nog harder. Bovendien haal je door het maaien óók nog eens de overgebleven inheemse soorten weg.” Niets doen is voor bewoners moeilijk, dat begrijpt hij. „Maar door het bestrijden maak je het erger. Als je niets doet, zullen invasieve exoten op den duur minder woekeren, doordat ze natuurlijke vijanden krijgen.”
Als voorbeeld noemt hij de brede waterpest, die na twintig jaar z’n agressieve groei verloor. Overigens waarschuwt hij ook voor een andere aquariumplant in de Tienhovense Plassen, ongelijkbladig vederkruid. „Die heeft dezelfde nare eigenschappen.”
Natuur, geen recreatie
Wrang voor de omwonenden is dat elders in Nederland de cabomba wel degelijk wordt bestreden. Dat hangt dan weer af van de functie van het gebied. In het naburige hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden bijvoorbeeld werd vorig jaar de cabomba machinaal weggehaald. „Na enige tijd kunnen de van nature voorkomende planten, zoals de waterlelie en gele plomp weer terugkomen. Ook kan het water na verloop van tijd weer helder worden. Het oorspronkelijke waterleven heeft dan weer alle ruimte”, schreef dit waterschap vorig jaar. Een woordvoerder legt uit dat de bestrijding van cabomba in de gebieden vooral snelle watergangen betreft. „En daar kun je het goed verwijderen.” De cabomba verstopt stuwen en gemalen en vertraagt de stroming.
Foto Olivier Middendorp
Dat is bij de Tienhovense Plassen niet aan de orde. Het gebied maakt deel uit van de Oostelijke Vechtplassen, een Natura2000-gebied, dat als belangrijkste functie de bescherming van de natuur heeft, met name ‘kranswierwater’ en bijbehorende soorten. „Het is geen vaarroute”, zegt een woordvoerder van Natuurmonumenten. En die natuur, het laagveen met de karakteristieke legakkers en petgaten, wordt volgens Natuurmonumenten wel degelijk onderhouden. „We hebben daar een speciaal project voor opgezet.”
Elders in de Oostelijke Vechtplassen, namelijk in de naburige Loosdrechtse Plassen wordt de cabomba wél bestreden. Maar dat, leggen de watermanagers uit, is vooral om de recreatieve functie van het gebied daar te behouden. Zonder die bestrijding zou er op de Loosdrechtse Plassen niet goed gevaren kunnen worden. In de Tienhovense Plassen prevaleert de natuurfunctie, laat Natuurmonumenten weten.
Lees ook
De moeizame comeback van het zeegras, een plant die ooit een hoofdrol speelde langs de Nederlandse kust
Maak het water schoner
Wat vermoedelijk sowieso zou helpen, is de kwaliteit van het water in de plassen verhogen. Er zit al decennialang veel fosfaat in het water, afkomstig van de landbouw, wat het woekeren van weggegooide aquariumplanten zoals cabomba wellicht heeft versterkt. „Helaas zijn wij niet bij machte de kwaliteit van het water te verbeteren”, zegt de woordvoerder van Natuurmonumenten. Dat laatste is een taak van de waterschappen. Die zijn daar ferm mee aan de slag, al is het maar om de Europese doelen daarvoor te halen. „We hebben al dertig maatregelen genomen”, laat een woordvoerder van Amstel, Gooi en Vecht weten. Zo worden er zogenoemde defosfatiseringsinstallatiesingezet, en ook wordt water van matige kwaliteit omgeleid, om natuurgebieden zoals de Oostelijke Vechtplassen te ontzien.
De zeventienhonderd inwoners van Tienhoven hebben daar voorlopig niets aan. „Ik kan in het voorjaar een tot twee maanden varen en dan houdt het op”, zegt Ton Schoemaker, staand naast het water om zijn huis. Dat de natuur hier goed wordt onderhouden, wil er bij hem niet in. „Het enige wat er gebeurt, is dat er af en toe een boompje wordt gesnoeid. Daarmee komen al die inheemse waterplanten niet terug. En dat heeft ook z’n weerslag op vogelsoorten. Vroeger zag ik hier ijsvogeltjes en woudaapjes. Ik zie ze steeds minder.”
Lees ook
Rivierkreeften vreten en graven maar door: koeien zakken door de grond en moeten uit het water getakeld worden