Als ik wist welk zegenrijk effect het boek Speel met je kat van Mikel Maria Delgado op mijn nachtrust zou hebben, en al binnen een paar dagen, had ik niet zo lang gewacht met lezen (het kwam in september uit). Maar ik zat het natuurlijk uit te stellen uit schuldgevoel. Ik speelde niet genoeg meer met mijn kater van vier, dat wist ik best, en ik had geen zin om een boek lang met mijn neus op dat feit gedrukt te worden. De kater in kwestie wilde gewoon ook niet zo makkelijk meer ‘aan’, zoals wij dat thuis noemen: in totale jachtmodus, alle spieren gespannen, superfocus op de speelgoedprooi.
Als kitten vond hij niks leuker dan achter balletjes aan rennen, rondsjouwen met een groter knuffelbeest dan hijzelf was, of een houten wasknijper het hele huis doormeppen en die daarna ondersteboven liggend afkluiven („worshipping the wasknijper”, zeiden we dan). Maar reeds één, twee jaar later rolde hij nog net niet met zijn ogen als wij ons weer eens voor de kat zijn viool stonden uit te sloven met balletjes of zo’n speciale kattenhengel-met-speeltje-eraan.
„Kittens hebben nog een houding van: als iets speelgoed kán zijn, moet ik het als speelgoed beschouwen”, zegt kattengedragsexpert Delgado daarover aan de telefoon. „Volwassen katten zijn niet meer zo open-minded. Die denken eerder: als het niet eens beweegt als een prooi, waarom zou ik dan moeite doen? Veel katteneigenaars denken dan: hij reageert niet, hij speelt niet meer. Maar in feite betekent het dat je meer je best moet doen.”
Dat is dan ook haar missie: ze wil mensen inspireren met hun kat te blijven spelen, ook als die ouder wordt. Dat is goed voor de kat, alleen de lichaamsbeweging al: huiskatten neigen nogal eens naar vadsigheid. En het is in het algemeen goed voor dieren, vertelt Delgado, om ‘soortspecifiek gedrag’ te kunnen vertonen, zoals jagen dat voor katten is. „Spelen geeft katten de ervaring van jagen, zonder muizen of vogels te doden. Katten die niet spelen, komen tekort.”
Vechten en onzindelijkheid
Delgado doet onderzoek naar onder meer stress bij katten, mens-kat-interactie en de ontwikkeling van te vroeg van de moeder gescheiden kittens. Daarnaast geeft ze als kattengedragsconsulent advies bij gedragsproblemen als vechten en onzindelijkheid. Haar bedrijf Feline Minds zit in Californië, maar sinds de coronapandemie is ze met videogesprekken gaan werken. Dat bleek heel handig: reizen is niet meer nodig en de kat met problemen, indien bang of verlegen, hoeft zich niet voor vreemd bezoek te verstoppen. Bovendien kan ze nu klanten over de hele wereld helpen.
Haar carrière is niet in een rechte lijn verlopen, vertelt ze. „Ik hou al sinds mijn kindertijd van katten, ze zijn prachtig en fascinerend en… zacht. Maar ik wilde nooit dierenarts worden of zo, ik had geen katgerelateerde carrièredoelen. Ik heb de universiteit voortijdig verlaten om basgitaar in punkbandjes te gaan spelen en bij een natuurvoedingscoöperatie te gaan werken. Maar toen ging een van mijn katten dood.” Ze was zo verdrietig dat een vriend zei: je moet vrijwilligerswerk in een dierenasiel gaan doen. Anderhalf jaar later had ze er een baan.
Asiels zijn stressvol voor katten, dus er was een richtlijn om katten te laten wennen en te laten ontspannen. Daarnaast zagen de asielmedewerkers hoe belangrijk het was dat mensen hun kat bij problemen niet meteen naar het asiel zouden brengen. „Dus we hielpen ook mensen om hun kat beter te leren begrijpen. Er waren toen nog niet echt opleidingen voor, maar het personeel had veel ervaring, we lazen veel en deden workshops.”
In 2008, toen Delgado 36 was, ging ze terug naar de universiteit, psychologie studeren. Ze specialiseerde zich vervolgens in kattengedrag. Maar in het asiel had ze al ontdekt hoe goed spelen kan zijn voor katten: hoe het verlegen katten uit hun schulp haalt en zelfvertrouwen geeft, hoe het gefrustreerde katten helpt energie kwijt te raken, en hoe het katten aan mensen helpt wennen, ook katten die zich niet graag laten knuffelen of aaien. Hetzelfde geldt voor katten thuis, zegt ze: „Zelfs een paar minuten spelen per dag kan al heel veel opleveren voor de kat, én het verbetert de relatie met de eigenaar.”
Lang niet elke katteneigenaar speelt dagelijks met zijn kat, zeker niet met zijn volwassen kat. Zijn al die katten dan diep ongelukkig? „Nou, veel katten hebben wel gedragsproblemen”, zegt Delgado. „Dat weten we uit onderzoek onder eigenaars. Ik word vaak gebeld door mensen omdat hun katten met elkaar vechten. En wat mensen ook heel vervelend vinden is litter box avoidance.” Naast de kattenbak poepen of plassen. „Maar het kan ook problematisch zijn als de kat zich altijd verstopt. Dat valt minder op; mensen kunnen denken dat dat gewoon bij de kat hoort, maar het kan een teken zijn dat de kat zich niet prettig voelt, of zich op zijn minst verveelt.” Ook dan helpt spelen.
Delgado beschrijft in haar boek hoe spelen met je kat therapeutisch werkt bij probleemgedrag, bij bijten, krabben, angst en stress. En ik bleef extra lang hangen bij de volgende zin: „Ik heb veel mensen gesproken die letterlijk moesten huilen vanwege het slaaptekort dat werd veroorzaakt doordat hun kat hen om vier uur ’s nachts besprong of de hele nacht om eten bedelde.”
‘Probleemgedrag’, dat had mijn kater niet, echt niet; althans, zo zag ik dat niet. Maar hij maakte me wel elke nacht wakker. Als kitten was hij half zo klein als zijn broers (daarom wilde verder niemand hem hebben). Toen hij eenmaal bij ons woonde, wilde ik dat hij goed at. En het liefst at hij als ik naast hem zat. Dus ja: als hij mij om vier uur ’s nachts wakker maakte, ging ik braaf slaapdronken naast hem zitten, dan at hij wat brokjes die er nog lagen, en daarna gingen we weer slapen. Na bijna vier jaar wilde ik best van die gewoonte af, maar de kater bleef ’s nachts om mijn aandacht mauwen. Ook wilde hij trouwens om half zes alweer ontbijten. Dan moet je gewoon de slaapkamerdeur dichtdoen, zeiden mensen in mijn omgeving die duidelijk geen idee hebben hoeveel herrie een kat dán weet te maken.
Ja, lach maar.
Niet meteen laten ontbijten
Maar Speel met je kat beschrijft precies wat ik moest doen. De kater overdag ‘actiever houden’ (spelen!), zéker vlak voor het slapengaan een speelsessie houden, daarna een van de grootste maaltijden van de dag geven, en hem de volgende ochtend niet meteen bij het opstaan zijn ontbijt geven, maar bijvoorbeeld eerst even rustig koffie gaan zetten, zodat hij leert wachten. En, ook belangrijk: ’s nachts elk gemauw totaal negeren.
Dat pikt hij nooit, dacht ik, want de kater is een gewoontedier. en hij loopt graag totaal over ons heen, overdag vooral figuurlijk en ’s nachts ook letterlijk. Maar binnen twee nachten sliep ik door, iets wat ik alleen nog van vakantie kende. En dat met een paar vaste speelmomenten per dag: ’s ochtends tussen het eerste en het tweede ontbijt, ’s middags aan het eind van de werkdag, en ’s avonds vlak voor bedtijd. „Het veranderen van het gedrag van een kat is veel gemakkelijker dan het veranderen van dat van de eigenaar”, schrijft Delgado. Ik had geen idee.
Wat natuurlijk wel een puntje was: hoe kreeg ik de kater dan aan het spelen? Hoe kreeg ik hem weer áán? Want het enige wat nog weleens werkte, was het laserlampje, een omstreden type kattenspeelgoed. Het kan katten frustreren omdat ze het nooit vangen en je mag het sowieso niet in hun ogen schijnen. „Ik ben er niet tegen”, zegt Delgado, „maar je moet het voorzichtig gebruiken. Misschien beginnen met het laserlampje en daarna overgaan op een ander speelgoedje. Of na het lampje iets lekkers door de kamer gooien zodat ze dát kunnen vangen.”
Maar eigenlijk vindt Delgado het lampje iets voor „luie of vermoeide” mensen. Eigenlijk, vindt ze, moet je gewoon wat meer proberen, verschillende soorten speelgoed afwisselen. Want weliswaar zijn katten gewoontedieren, „maar ze zouden ook niet steeds opnieuw dezelfde vogel vangen”. Dus, zegt ze: boots prooigedrag na: beweeg speeltjes als een vogel, muis of insect – en raak nooit de kat aan met het speeltje. Ritsel met een stokje onder een groot stuk papier. Zet dozen neer waarachter de kat zich kan verstoppen. Laat een speelgoedje half verdwijnen in een of ander kiertje of gaatje. Gooi eens een sperzieboon onder een kast. En: doe niks anders tegelijkertijd. Leg je telefoon weg, richt je alleen op je kat. Spelen met je kat als mindfulness? „Dichter bij mediteren ben ik inderdaad nooit gekomen”, zegt Delgado daarop.
Wachten
Verder moet je beseffen, zegt Delgado, dat jagen, en dus ook spelen, grotendeels bestaat uit wachten. Geef dus niet te snel op. „Mensen denken bij een spelende kat vaak aan grote sprongen en salto’s en keihard heen en weer rennen, maar jagen bestaat voornamelijk uit sluipen, in hinderlaag liggen en kijken. Soms is dat al spel genoeg.”
Dus dat mag mijn kater ook doen, tijdens een speelsessie. En hij mag ook best met het lampje spelen, want dat vindt hij mekkerenswaardig spannend, en hij krijgt altijd een snoepje of wat eten als beloning. De hengel met het speeltje eraan vindt hij nog steeds oninteressant, maar als er een druif door de kamer rolt en onder een stuk karton verdwijnt, wordt hij helemaal wild. Een grote papieren zak zonder hengsels, met een gat erin waarvan uit hij andere speeltjes kan belagen, vindt hij ook fantastisch.
Drie keer per dag spelen en elke speelsessie minstens drie keer ergens naar slaan, dat moet de kater nu bij ons thuis. Soms kijkt hij me wel even aan met een blik van ‘waarom moet ik ineens werken voor mijn eten’, maar dan leg ik gewoon uit dat we dat allemaal moeten.
En niet alleen slaap ik nu hele nachten door, als ik thuiswerk komt hij ook luid miauwend aankondigen wanneer de werkdag voorbij moet zijn. Speeltijd! Het komt dan weleens voor dat hij om vier uur al om mijn aandacht komt vragen – maar in elk geval niet meer om vier uur ’s nachts.