Is het verstandig om op je werk altijd open, eerlijk en transparant te zijn? Wat zegt onderzoek?
De voordelen
Authenticiteit, openheid, eerlijkheid, verbinding en vertrouwen. In Nederlandse bedrijven kom je deze woorden overal tegen. In plannen, rapporten, presentaties en op posters aan de muur. We geloven dat openheid en eerlijkheid leiden tot betere onderlinge relaties, dat we ons hierdoor ook psychologisch veiliger gaan voelen. Dat maakt ons werk leuker, maar we worden ook creatiever en innovatiever en dat is goed voor de effectiviteit en de efficiëntie. Volgens onderzoekers zijn transparantie, openheid en eerlijkheid ook op een andere manier belangrijk. Ze ondersteunen andere belangrijke principes, zoals gelijkheid of veiligheid. Wanneer informatie niet open en eerlijk wordt gedeeld in een werkomgeving, is het moeilijk om handen en voeten te geven aan dit soort waarden.
De nadelen
Maar soms is het slimmer om je mond te houden. Het is niet nuttig om vlak voor een beoordelingsgesprek je manager even te vertellen wat je écht van hem vindt. En je deelt niet je hartsgeheimen met een collega die bekendstaat als roddelziek. Ook onderzoeker en schrijver Brené Brown, bekend van bestsellers als De kracht van kwetsbaarheid, vindt dat geen goed idee. Ze adviseert juist vooraf goed na te denken over de vraag bij wie je je ideeën en verhalen kwijt kunt. Een teveel aan transparantie leidt ook tot hele praktische beperkingen in de werkomgeving. Zo blijkt uit onderzoek dat medewerkers vaak allerlei handigheidjes ontwikkelen om hun werk sneller of beter te doen. Maar wanneer de manager meekijken, werken ze liever volgens het boekje.
Een verstandige balans
Onderzoeker Ethan Bernstein dook een aantal jaren geleden in de voors en tegens van openheid op de werkvloer. Volgens hem is er sprake van een paradox. Transparantie bieden kan ervoor zorgen dat collega’s hun verantwoordelijkheid nemen en beter samenwerken. Maar kan er ook toe leiden dat ze bang worden af te wijken en nieuwe dingen te proberen.
Bernstein adviseert transparantie en privacy op een verstandige manier te combineren. Drie tips op basis van zijn werk.
Plaats een privacyhek om je team. Spreek af dat je binnen je team transparant bent over je werk. En eventueel ook over wat er privé speelt. Maar spreek ook af dat die informatie altijd binnen het team blijft.
Maak een strikte scheiding tussen informatie die wordt gebruikt om personen te beoordelen en informatie die wordt gedeeld om het werk te verbeteren. Bewaar de tweede categorie informatie bijvoorbeeld niet, of alleen anoniem. Anders vergroot je de kans dat mensen fouten en problemen onder de pet houden.
Creëer ruimte om te leren en te experimenteren. Spreek bijvoorbeeld een budget of een periode af waarbinnen mensen met vallen en opstaan nieuwe dingen kunnen ontdekken, zonder dat de bedrijfsleiding toeziet op de opbrengsten.
Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management.
Met een grote fles Parbo bier schuifelt Jules Lieveld (71) zaterdagmiddag door de rook van een drie meter lange barbecue vol tilapia’s. De dansvloer van tent La Spang staat vol. Op de rollende kaseko-muziek van de Surinaamse formatie Amantare danst iedereen met elkaar. Elk jaar komt Jules Lieveld vanuit Spijkenisse naar het Kwaku Summer Festival in de Bijlmer. Kwaku begon vijftig jaar geleden als een voetbaltoernooi. Hij voetbalde mee vanaf de eerste editie in 1975, met zijn Amsterdamse neven: „Wij waren de Lieveld Boys”.
Inmiddels komen er in de vier weekenden van het festival in totaal tussen de 120.000 en 150.000 bezoekers. Kwaku is dé plek waar Surinaams-Antiliaans Nederland elkaar ontmoet. Jules Lieveld kan geen twintig meter lopen of hij komt iemand tegen. Tussen de tientallen eetkraampjes met fladder (de maag van een koe in kruidige bouillon), vleesworst en schaafijs klinkt overal muziek. „Gezellig, gezellig, gezellig!” roept de MC bij tent Waterkant door de speaker die op maximaal volume staat. Het voetbal verdween langzaam uit het programma. Helemaal achterin het Nelson Mandelapark ligt nog een voetbalveldje waar de jeugd tot zestien jaar wedstrijden van vier tegen vier speelt.
Het voetbal was ooit het hart van het Kwaku Festival, maar is minder belangrijk geworden.
Foto Simon Lenskens
Allan Sedney (51) kwam als kleine jongen elk weekend naar Kwaku. Het is wel veranderd in die jaren, zegt hij: „Het is nu beter geregeld en je ziet ook ultra Hollandse gezinnen hier lekker eten en genieten, dat vind ik mooi.” Vandaag staat hij zijn zoon Yves (11) aan te moedigen bij het veldje. De Rotterdamse Yves verliest een schoen maar scoort alsnog twee keer. Zijn drie teamgenootjes uit Krommenie, Hoofddorp en Amsterdam kende hij nog niet. „We maken hier een team en dan worden we vrienden, zo gaat het elk jaar,” zegt Yves.
We maken hier een team en dan worden we vrienden, zo gaat het elk jaar
Pilaren als kleedkamers
„Om te begrijpen hoe Kwaku is ontstaan, moet je de geschiedenis van de Bijlmer begrijpen”, zegt mede-oprichter Roy Groenberg (72). In 1963 begon de gemeente met de bouw van de nieuwe, veelbelovende wijk Bijlmermeer. Tien jaar later stond een groot deel van de 18.000 woningen leeg, de witte middenklassegezinnen waar de wijk voor bedoeld was, bleven weg. In de aanloop naar de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 komen veel Surinamers naar Nederland en naar de Amsterdamse Bijlmer.
Onder hen Groenberg, die in 1973 naar Amsterdam kwam: „Er was helemaal niks te doen in de Bijlmer, we waren afgesloten van de rest van Amsterdam.” De beloofde metro was nog niet aangelegd, er waren geen supermarkten. Zo ontstonden avondwinkeltjes en kapperszaken vanuit kelderboxen.
Groenberg, die dan een opleiding tot sociaal-cultureel werker volgt, richt in 1975 Stichting jongerencentrum Kwakoe op. In de zomer trekken de meeste kinderen de stad uit, de Surinaamse kinderen gaan niet op vakantie. Samen met wijlen Dennis Rust organiseert hij voor de achterblijvers het eerste zesweekse voetbaltoernooi op het grasveld waar nu winkelcentrum de Amsterdamse Poort staat.
Een optreden op het festival in Amsterdam Zuidoost. <p>Foto Simon Lenskens</p>
Foto Simon Lenskens
Een terrasje op het Kwaku Festival <p>Foto Simon Lenskens</p>
Foto Simon Lenskens
Koks aan het werk op het festival <p>Foto Simon Lenskens</p>
Foto Simon Lenskens
Op tal van plekken wordt gedanst.
Foto Simon Lenskens
Guilly Koster (71) is dan twintig, woont in de Bijlmer en op zoek naar zijn plek in Nederland. In het centrum van Amsterdam wordt hij vaak geweigerd bij cafés. „Het was een tijd waarin mensen ‘Surinamers weg!’ op het asfalt kalkten,” zegt Koster. Op het voetbaltoernooi voelde hij zich thuis. „Na het voetballen spraken we met elkaar, hoe je uit de bak bleef, waar je werk kon vinden.” De pilaren van de Bijlmerdreef waren de kleedkamers, hoopjes kleren waren de doelpalen. Tantes verkochten geschilde sinaasappels op ijs en roti vanuit kofferbakken.
Er kwam iemand met een gitaar en toen iemand met een ghettoblaster. Binnen een paar jaar groeide Kwaku uit tot een ontmoetingsplek voor migranten uit heel Nederland. „Het is een meesterstukje integratie”, aldus Koster.
Kwaku is nog steeds de basis voor de Surinaamse gemeenschap in Nederland en daarbuiten
Een hek eromheen
Begin 2000 barst het grasveld in Amsterdam-Zuidoost uit zijn voegen. Het dan nog gratis toernooi trekt zo veel mensen dat de veiligheid niet meer te waarborgen is. Na een paar opstootjes en betalingsachterstanden trekt de gemeente in 2010 de stekker eruit. Via een openbare aanbesteding keert Kwaku in 2013 terug. „Er moest een hek omheen en entreegeld komen,” zegt huidige organisator Ivette Forster, die de aanbesteding destijds won. De twee euro vijftig entreegeld zet kwaad bloed bij veel vaste Kwaku-gangers. „Het begin was even moeilijk, maar toen mensen doorhadden dat er nu toiletten en loopplanken waren, bleek het allemaal wel mee te vallen”, aldus Forster.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="Allan Sedney (51) met zijn zoon Yves (11)
Foto Simon Lenskens
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Allan Sedney (51) met zijn zoon Yves (11)
Festivalbezoekers Allan en Yves Sedney, Nikia Saunders en Jules Lieveld en organisator Ivette Forster
Foto’s Simon Lenkens
Inmiddels kost een kaartje vijftien euro per dag, en dat is eigenlijk nog te weinig om het hele terrein een maand lang draaiende te houden, zegt Forster. Op vrijdagen zijn er sinds 2017 concerten met grote namen als Earth, Wind and Fire en Frenna, die ander publiek trekken en de rest van het festival bedruipen. „De aard van Kwaku is niet veranderd”, zegt Ivette Forster. „Het is nog steeds de basis voor de Surinaamse gemeenschap in Nederland en daarbuiten.” Een tv-ploeg van de Surinaamse zender STVS loopt in rode t-shirts op het terrein rond. Zij zenden het feest in de Bijlmer de hele maand lang live uit in Suriname.
Met vier officiële podia, schone toiletten en talloze zelfverklaarde dansvloeren bij eettentjes doet Kwaku niet onder voor andere festivals. Dat de ticketprijzen meevallen beaamt Nikia Saunders (17) uit Arnhem. Ze treedt vandaag op bij Tha Block, het door jongeren geprogrammeerde podium. „Andere festivals zijn minstens zeventig euro, dat kan ik niet betalen.” Op de aanstekelijke beats van jong talent Kleine John en Chavanté danst Nikia met een groepje meiden uit Almere. „We hebben elkaar net ontmoet, dat gaat hier heel makkelijk.”
Ricky Gervais – 64 jaar inmiddels, en hij lijkt populairder dan ooit – heeft twee overtuigingen die hij graag uitspreekt: 1) op het podium moet je alles kunnen zeggen, en 2) God bestaat niet. Die eerste is onder comedians inmiddels een open deur geworden, de tweede een nogal oppervlakkige benadering van religie. Toch lijkt hij er zelf nog altijd van onder de indruk, en de laatste jaren heeft dit zijn weerslag gehad op zijn stand-upcomedy.
In zijn nieuwste show, Mortality – de losse rode draad erin is ‘ouder worden’ –, waarmee hij dit weekend twee keer in een uitverkocht AFAS Live stond, gebeurt dat opnieuw. Maar zeker niet de hele avond.
Al begon het gevaarlijk in Amsterdam, al was dat niet gevaarlijk in de zin van ‘stoer en onafhankelijk’, zoals Gervais dat zelf voor ogen heeft. Nee, het was gevaarlijk voor de kwaliteit van de show: alwéér ging het over de vrijheid van meningsuiting. Wéér over de klachten die Netflix ontving na zijn vorige special. En om de zoveel tijd wéér dat bekende trucje na een harde grap: „Oef, deze gaat de Netflix-uitzending niet halen”.
In het universum van Gervais is verontwaardiging over zijn voorstellingen een soort kwaliteitsmeter
In het universum van Gervais is verontwaardiging over zijn voorstellingen een soort kwaliteitsmeter. Wat natuurlijk onzin is, verontwaardiging verhoudt zich tot kwaliteit zoals mannen met tatoeages zich verhouden tot voetbal: er bestaat een zekere overlap, maar daar is alles mee gezegd.
Een andere geliefde categorie van Gervais sluit hierop aan: het grove om het grove. Zo voert hij een buurman in Pakistan op die aanbelt voor seks met een meisje. Maar helaas, het meisje is nog niet ongesteld. Wat de buurman dan gaat doen? Een homo van het dak smijten, wellicht, zegt Gervais. Ja, het is grof en ongevoelig, maar voor een comedian is nog belangrijker dat de grap saai is, voorspelbaar, al duizenden keren gedaan.
Grof én sterk
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat grof per definitie slecht is. Op andere momenten is Gervais grof en sterk tegelijk. Zo is er een vermakelijke fantasie waarin Gervais in de gevangenis belandt en niemand hem wil verkrachten, wat hij ook probeert. Hij houdt een pleidooi voor pesten omdat het altijd gepeste jongetjes zijn die later seriemoordenaar worden, en je kunt er maar beter vroeg bij zijn.
Ricky Gervais. Foto STEVO ROOD
Gervais is intelligenter, subtieler en vooral zelfkritischer dan hij meestal lijkt. Dat komt bijvoorbeeld naar de oppervlakte in een uitgebreide verklaring waarom hij zo vaak op het christendom inhakt en zelden op de islam. Ligt aan zijn christelijke opvoeding, legt hij uit, hij wil de cultuur belachelijk maken die hij het beste kent. Daarna, na een korte stilte: „No, I’m shit-scared, obviously.” Dan ineens lijkt hij te begrijpen wat er in ander materiaal aan schort: „Ik ben eerlijk, maar ik ben niet moedig.”
Zijn filosofischer verhandelingen mogen er ook zijn. Hij heeft een sterk betoog over de tijd- en plaatsafhankelijkheid van onze morele overtuigingen. Driehonderd jaar geleden was Gervais misschien wel slavenhouder geweest, zegt hij, alleen dan wel een van de goeie; hij zou iedereen netjes behandelen. Ook dit stuk is grof, maar dat is slechts de stijl waarin hij een overtuigend verhaal giet. Het werkt niet per se omdat het grove grappen zijn, het werkt omdat hij laat zien hoe mensen voor zichzelf recht praten wat krom is: we doen slechte dingen, maar op de goede manier.
Ricky Gervais in Amsterdam. Foto STEVO ROOD
Je moet van deze momenten genieten, want meteen daarna komen de platgetreden paden weer. Tegenwoordig hoef je niet meer deugdzaam te zijn, zegt Gervais, je hoeft alleen maar op sociale media te zeggen dat je deugdzaam bent. Een theorie die tien jaar geleden op Twitter al niet meer origineel was.
En aan het eind is er toch weer dat stokpaardje. „We hebben een raar decennium achter de rug”, zegt hij, „waarin mensen ons probeerden te vertellen waar we wel en niet om mochten lachen. Maar we hebben ons verzet en we hebben gewonnen, so fuck them.”
Prima, Gervais, je hebt gewonnen. Hopelijk kun je dit in een volgende show dan eindelijk laten rusten.
Kak Khee Yeung (Eindhoven, 1984) was achttien toen ze besloot niet door te gaan als professioneel ballerina. Ze danste sinds haar tweede. „Mijn ouders zeiden dat ik naar de lange termijn moest kijken”, zegt ze. „Wat als je dertig bent?”
Zo werd het geneeskunde. Nu is ze hoogleraar vaatchirurgie in Amsterdam UMC, met ‘gepersonaliseerde therapie’ als leeropdracht. Op vrijdag 4 juli sprak ze haar inaugurele rede uit: Iedereen is anders. Het beeldscherm naast de katheder toonde de handen van haar vader, die in Chinese tekens eeuwenoude wijsheden kalligrafeerde. Yin en yang, onder andere. Tegengestelde, maar complementaire krachten die met elkaar in balans moeten zijn voor een goede gezondheid.
Haar vader is er ook bij als ze de maandag erna thuis over haar onderzoek vertelt, maar hij praat niet mee. Hij is bezig met de bossen bloemen die ze na haar oratie gekregen heeft. Hij zet thee, Chinese thee. En als hij al hoort wat zijn dochter over hem vertelt, dan laat hij dat niet merken. Hij kwam, net als de moeder van Kak Khee, in de jaren zeventig illegaal naar Nederland om geld te verdienen voor zijn jongere broers en zussen in Hongkong, dan konden die naar school. Hij begon, met de moeder van Kak Khee, een Chinees restaurant en ze zetten alles op alles om hun dochter, hun enige kind, vooruit te helpen. Ze deed eindexamen gymnasium in alle vakken en speelde zo goed piano dat ze ook conservatorium heeft overwogen. Ze speelt nog steeds piano en daarbij sinds twee jaar viool. En ja, ze danst nog, maar alleen voor zichzelf. Ze heeft boven in haar huis een dansstudio ingericht, met spiegels en een barre, naast de sportstudio van haar man. Hij is advocaat.
Het bloedvat ziet er normaal uit en opeens, bám, barst het open
In je eerste jaar geneeskunde, vertelde je in oratie, voelde je je al aangetrokken tot de vaatchirurgie.
„Door een college van professor Wisselink, waarin hij een operatie liet zien met een robot op een aneurysma in de aorta, een ziekelijke verwijding in de grote lichaamsslagader. Ik dacht: dit is het. Ik was sowieso geïnteresseerd in chirurgie en innovatieve techniek, in anatomie en biologie, en hierin kwam dat allemaal samen. Na het college ben ik naar hem toegegaan en toen kon ik mee gaan doen met onderzoek. Ik keek mee op de OK. Later heb ik nog wel gedacht aan hartchirurg of hersenchirurg, maar toen had ik al zoveel kennis over vaatchirurgie dat het beter was om daarmee door te gaan.
„Wat me erg aanspreekt is het acute van het vak. Iemand komt binnen met een gebarsten aneurysma en je moet direct handelen. En: bloedvaten zitten overal, dus je werkt samen met de traumachirurg, de oncologisch chirurg, de hartchirurg, de hersenchirurg, de transplantatiechirurg. En: hart- en vaatziekten horen in Nederland bij de belangrijkste doodsoorzaken en heel veel is nog niet uitgeplozen. Dat spreekt me ook erg aan: dat er nog zoveel te onderzoeken valt.”
Je hebt onderzocht hoe die ziekelijke vaatverwijdingen ontstaan.
„Na mijn proefschrift, ja.” Haar proefschrift was al klaar toen ze op haar vijfentwintigste afstudeerde. „Gaandeweg mijn promotieonderzoek zag ik dat de gladde spiercellen in de vaatwand een cruciale rol spelen bij het ontstaan van een aneurysma. Die spiercellen worden ziek en dat kan komen door roken, door fijnstof of iets anders in de omgeving, of doordat het in de familie zit, en die zieke spiercellen kunnen niet goed tegen een te hoge bloeddruk. Ze gaan dood. Of ze veranderen in witte bloedcellen, om het ontstekingsmechanisme tegen te gaan. En dan gaat het van kwaad tot erger, want er blijven minder spiercellen over om die te hoge bloeddruk op te vangen. De onderlinge verbindingen worden wankel en je krijgt een verwijding die op den duur wel vijf of tien centimeter in doorsnee kan worden. Of je krijgt een scheur in de binnenwand, waardoor er bloed kan komen tussen de binnenwand en de buitenwand. Dat zie je niet, het bloedvat ziet er normaal uit en opeens, bám, barst het open.”
Ze voegt al jaren geen zout meer toe aan haar eten. ‘Zout is echt heel slecht voor je bloedvaten’
Van alle mannen boven de vijftig in Nederland heeft 2 tot 4 procent een aneurysma in de aorta. Vrouwen van boven de vijftig: tegen de 2 procent. Vaak weten mensen het niet, een aneurysma wordt meestal bij toeval ontdekt. Of als het gaat bloeden. Kak Khee Yeung – ze vertelt het als een terzijde – voegt al jaren geen zout meer toe aan haar eten. „Zout is echt heel slecht voor je vaten, want het verhoogt je bloeddruk en indirect je cholesterol. Het is slecht voor je nierfunctie.” Dierlijk vet of gehard vet – ook heel slecht voor de vaten, zeker bij grote hoeveelheden en weinig lichaamsbeweging, dan blijft het plakken aan de vaatwanden – at ze toch al niet. Heeft ze van haar moeder, zegt ze. Geen dierlijk of gehard vet, alleen olie. En geen alcohol. „Ik kan niet tegen alcohol.”
Je zet nu een model op waarmee je kunt voorspellen of een aneurysma binnen afzienbare tijd zal barsten.
„En welke patiënten er nog een ziekte bij krijgen, zoals etalagebenen” – vernauwingen of verstoppingen in de slagaderen in de benen – „of bij wie de ziekte snel zal verergeren. We verzamelen datasets van groepen patiënten en dankzij artificiële intelligentie beginnen we nu verbanden te zien tussen geslacht, leeftijd, medicijngebruik, eerdere of andere ziektes, leefstijl, omgeving, genen. Over een jaar of drie kunnen we beter bepalen wat de beste behandeling is – medicijnen, een operatie – en of behandeling wel nodig is. We kunnen patiënten gericht advies geven. Ja, uw vader heeft altijd zonder problemen gerookt, maar in úw geval… Of: als u nu stopt met zout eten, hoeft u zich het komende jaar geen zorgen te maken.”
Heb je al een idee van wat eruit gaat komen?
„We zien al dat het diabetesmedicijn metformine mogelijk de groei van aneurysmata in de aorta remt. We zien wat we al een beetje wisten: dat nierfalen en COPD die aneurysmata verergeren. We zien dat een combinatie van drie factoren – een bepaalde druk op de vaatwand, een bepaalde vorm van het aneurysma, de aanwezigheid van stolsels – heel goed voorspelt dat een aneurysma zal gaan groeien.”
Maak je mee dat patiënten zeggen: laat mij maar doodgaan aan dat aneurysma, lekker snel?
„Ze zeggen dat wel, zeker als ze oud zijn. Boem, weg. Maar voor de partner of de kinderen is dat vaak wel erg. Er zijn mensen die niet kunnen slapen van de stress als hun partner een aneurysma heeft. Ik wil je zo niet vinden. En als het dan gebeurt, dan heb je geen afscheid kunnen nemen. Dus de meeste patiënten, in elk geval patiënten die niet dementerend zijn, kiezen voor behandeling.”