De door minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) afgelopen maandag aangekondigde asielstop heeft gevolgen voor 15.710 beslisprocedures van Syriërs die naar Nederland zijn gevlucht. Dat blijkt uit donderdagochtend verschenen cijfers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Fabers zogeheten besluit- en vertrekmoratorium biedt het kabinet de mogelijkheid om de komende zes maanden de pauzeknop voor de asielaanvragen uit Syrië in te drukken. De asielminister besloot de maatregel af te kondigen in nasleep van de definitieve val van het regime van dictator Bashar Al-Assad afgelopen maandag.
Dinsdagmiddag, daags na het ministeriële besluit, was nog niet duidelijk hoeveel Syriërs geraakt zouden worden door het besluit van Faber. De IND liet donderdag weten dat het het gaat om 14.760 openstaande asielaanvragen tot en met november van dit jaar. Daarnaast staan er nog zo’n 80 herhaalaanvragen en 870 aanvragen van zij-instromers open.
Zij-instroom en nareizigers
De zij-instroom heeft betrekking op alle zaken waarvoor een tweede beslissing moet worden genomen, bijvoorbeeld omdat de rechter heeft geoordeeld dat de IND haar motivering voor een afwijzing beter moet verantwoorden.
De beslisstop raakt niet alle Syrische asielzoekers die nog op een definitief oordeel van de IND wachten. Aanvragen die al langer dan 21 maanden in behandeling zijn, worden wel afgerond. Daarnaast beslist de immigratiedienst wel over aanvragen van Syriërs die worden verdacht van oorlogsmisdrijven, mensen van wie kan worden vastgesteld dat ze een asielprocedure in een ander EU-land moeten doorlopen én nareisaanvragen. Dit laatste soort aanvragen gaat over het recht op familieleven van statushouders.
Nederland is niet het enige land dat zo’n beslisstop heeft afgekondigd. Duitsland, België, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden en Denemarken gingen al voor.
Lees ook
IND neemt voorlopig geen beslissingen over Syrische asielaanvragen. Wat betekent deze ‘beslisstop’ voor Syriërs?
De noodklok kon niemand ontgaan. „We zijn niet in oorlog, maar we hebben ook zeker geen vrede”, zei secretaris-generaal van de NAVO Mark Rutte donderdag. „Het gevaar komt in volle vaart op ons af. We mogen niet wegkijken.”
Rutte richtte zich donderdagmiddag tijdens zijn eerste grote toespraak als NAVO-chef niet tot politici of militairen. In opvallend alarmistische bewoordingen richtte hij zich direct tot de bevolking van de NAVO-landen. „Ik praat tegen u. Het is uw steun die ik nodig heb. Het zijn uw stemmen en activiteiten die bepalend zijn voor onze toekomstige veiligheid.”
Hij liet er meteen op volgen waarom hij hulp nodig heeft. „Ik zal eerlijk zijn: met onze veiligheid is het niet goed gesteld. Het is de slechtste situatie uit mijn leven, ik vermoed ook uit het uwe. We moeten zeer bezorgd zijn, ik ben het in elk geval.”
Er is, voegde hij toe, géén onmiddellijke dreiging. Op dit moment heeft de NAVO de verdediging van haar grondgebied goed op orde. Rutte maakt zich zorgen over de nabije toekomst. „Ik maak me zorgen over morgen. We zijn niet voorbereid op wat er over vier tot vijf jaar op ons afkomt.”
Wat in Oekraïne gebeurt, kan hier ook gebeuren, zei Rutte. Maar we zijn niet hulpeloos. „We kunnen de volgende grote oorlog op NAVO-grondgebied voorkomen en onze manier van leven behouden. Dat vereist dat we sneller en krachtiger zijn. Het is tijd dat we ons geestelijk instellen op oorlog.”
Hoge prijs
Rutte voorziet dat Rusland het gevecht met het Westen is aangegaan voor de lange termijn. Rusland betaalt een hoge prijs voor de oorlog in Oekraïne, onder andere in mensenlevens. Maar, zei Rutte na afloop van zijn toespraak tegen Nederlandse journalisten, Rusland leert ook razendsnel en heeft een enorme productie aan wapens en munitie. Rusland, zei Rutte, produceert in drie maanden wat de defensie-industrie van de NAVO in een heel jaar aflevert.
Rutte is sinds 1 oktober in functie. Op het hoofdkwartier roemen diplomaten en staf inmiddels zijn directe aanpak. In de internationale omgeving geldt hij als makkelijk in de omgang en duidelijker dan zijn uiterst omzichtige voorganger Jens Stoltenberg. In vergaderingen zoekt hij een echte discussie, wil af van het gebruikelijke oplezen van standpunten. Voor zijn ‘maidenspeech’ regelde de NAVO in samenwerking met de Amerikaanse denktank Carnegie een immense neoklassieke zaal in een treurige straat in de Europese wijk van Brussel.
Rutte probeerde duidelijk te maken dat Rusland niet alleen oorlog voert tegen Oekraïne, maar dat de oorlog ook een test is voor het westerse bondgenootschap. Voorop staat in zijn bestandsopname uiteraard dat Rusland probeert met hulp van Noord-Korea, China en Iran Oekraïne van de kaart te vegen. In die confrontatie probeert Rusland ook de westerse samenlevingen onder druk te zetten met hybride aanvallen
Dreiging tot in onze woningen
De dreiging, stelt Rutte, is niet ver weg. De oorlog is op één dag rijden. De sabotage-acties vinden in het Westen plaats. De dreiging komt tot hier, tot in onze woningen, zei hij. Rutte vindt ‘hybride-dreiging’ overigens een domme, verhullende term. Het gaat om sabotageacties, om het storen van de communicatie van vliegtuigen, om cyberaanvallen, om moordaanslagen.
„Rusland, China, maar ook Noord-Korea en Iran werken aan het verzwakken van Noord-Amerika en Europa. Ze bedreigen onze vrijheid. Ze willen de wereldorde veranderen. Niet om die orde eerlijker te maken, maar om hun eigen invloedssfeer veilig te stellen. Ze stellen ons op de proef en de rest van wereld kijkt toe.”
Rutte waarschuwde ook voor China. Het nucleaire arsenaal groeit van 200 kernkoppen in 2020 tot 1.000 in 2030. Beijing schaft geavanceerde wapensystemen vijf tot zes keer sneller aan dan de VS. „Rusland en China snellen vooruit, wij lopen het risico achterop te raken. Dat is gevaarlijk.”
Om beter voorbereid te zijn op de toekomst wil Rutte dat de weerbaarheid omhoog gaat. Zo moeten de defensie-uitgaven omhoog. De NAVO-landen hebben zich tot doel gesteld om minimaal 2 procent van het bruto binnenlands product aan defensie uit te geven. Dat, zegt Rutte, is te weinig. Hij wilde zich donderdag nog niet vastleggen op een nieuw percentage. In Brussel circuleert zowel 2,5 als 3 procent als mogelijke toekomstige norm.
Meer geld voor defensie, erkende Rutte, betekent minder geld voor andere zaken. Als je de uitgaven voor de krijgsmacht vergelijkt met uitgaven voor sociale voorzieningen, dan kun je met een heel klein deel daarvan defensie al een enorme impuls geven. Rutte riep de inwoners van de NAVO op aan hun politici te laten weten dat ze iets over hebben voor veiligheid. Op zijn minst, zei hij, moet er in de democratische NAVO-landen een debat over gevoerd worden. Rutte erkende dat Nederland onder zijn leiding veel te laat aan de NAVO-norm ging voldoen.
Meer en slimmer uitgeven
Overheden moeten niet alleen méér uitgeven, maar ook slimmer. Hij hekelde in zijn toespraak dat Europese landen bij de aanschaf van militair materieel staan op nationale bijzonderheden. In het ene land moet de klep van een legervoertuig naar rechts openen, in het andere naar links en in derde land naar boven. Nationale bijzonderheden staan schaalvergroting in de weg. Als het defensiegeld ook in de toekomst zo inefficiënt besteed wordt als nu, dan is een defensienorm van 4 procent nodig.
Rutte was ook kritisch op de defensie-industrie. Nu de budgetten voor defensie snel stijgen, is er genoeg geld om de productie te verhogen. Bedrijven willen vaak pas investeren in nieuwe productielijnen als ze kunnen bouwen op langjarige contracten. Daar zegt, Rutte, moeten ze niet zo halsstarrig aan vasthouden. Er is genoeg geld. Rutte riep bedrijven op meer risico’s te nemen.
Hij hekelde daarnaast de houding van financiële instellingen als banken en pensioenfondsen die uit ethische overwegingen niet in wapens en munitie willen investeren. „Verdediging valt niet in dezelfde categorie als drugs en pornografie.”
„Paniek.” Dat is de reactie van medewerkers en studenten aan de Erasmus School of Economics in Rotterdam op de uitkomsten van de overeenkomst die de coalitiepartijen hebben gesloten met de oppositie. „Het gesprek gaat over niets anders”, zegt Jan Stoop, universitair hoofddocent en tevens co-voorzitter van de Young Erasmus Academy, een netwerk van „jonge, ambitieuze onderzoekers” aan de Erasmus Universiteit. Een deel van de bezuinigingen op wetenschap en onderwijs is geschrapt, en voor studenten is het schrappen van de langstudeerboete goed nieuws.
Maar dat de kortingen op onderzoeksbeurzen nog altijd recht overeind staan, voor een half miljard euro, samen met het voornemen om minder buitenlandse studenten toe te laten en als voertaal bij voorkeur Nederlands te gebruiken, dat alles schiet de wetenschappers in het verkeerde keelgat.
„Deze voornemens hebben een desastreus effect”, zeggen hoofddocent Stoop en zijn collega Sophie van der Zee, tevens opleidingsdirecteur gedragseconomie aan het instituut. De eerste buitenlandse docenten hebben al laten weten dat ze overwegen te vertrekken. Stoop: „Als straks colleges in het Nederlands moeten worden gegeven, dan zijn veel buitenlandse docenten daar niet toe in staat.” Van der Zee: „Het lijkt erop dat dit kabinet inzet op ‘Nederland eerst’. Maar wetenschap is nu eenmaal internationaal en artikelen worden in het Engels gepubliceerd. Als Nederland daar niet meer aan mee zou doen, duurt het veel langer voordat je kennis met elkaar kunt delen.”
Stoop en Van der Zee voorzien dat niet alleen buitenlandse docenten zullen afhaken, maar ook dat promovendi nog moeilijker dan nu een onderzoeksbaan kunnen vinden en zullen uitwijken naar het buitenland. „We raken al dat talent kwijt”, zegt Van der Zee. Zonder geld voor startersbeurzen en stimuleringsbeurzen voor wetenschappers zullen de overblijvende, veelal Nederlandse medewerkers aan de universiteit nóg meer tijd moeten besteden aan het schrijven van onderzoeksvoorstellen om elders subsidies binnen te halen.
Daarbij komt er bij universiteiten veel minder collegegeld binnen als het aantal buitenlandse studenten wordt beperkt. Terwijl met name studenten van buiten de Europese Unie veel geld in het laatje brengen. Stoop: „Dit leidt hoe dan ook tot krimp.” Nu al worden vacatures in Rotterdam volgens hen alleen nog opengesteld als een functie van een vertrekkende medewerker absoluut niet kan verdwijnen. „Alles bij elkaar zal de werkdruk van de overblijvende medewerkers enorm toenemen”, waarschuwt Van der Zee.
‘Dit leidt tot welvaartsdaling’
De verenigde Universiteiten van Nederland zijn „enorm teleurgesteld” over de politieke deal van coalitie en oppositie, zegt voorzitter Caspar van den Berg. „Je kunt alleen tevreden over deze deal zijn als je heel diep in de Haagse bubbel zit.”
De bezuinigingen kun je volgens hem gelijkstellen aan de sluiting van twee kleine universiteiten. De „maatschappelijke kosten” van de bezuinigingen zijn volgens hem vijf keer zo hoog als de besparing zelf. „Dit leidt tot een welvaartsdaling.” De bezuinigingen op wetenschap gaan volgens hem bovendien lijnrecht in tegen wat het kabinet zelf belangrijk zegt te vinden. „Dit kabinet wil een weerbare, veilige en duurzame samenleving en verwacht daarbij veel van innovatie. In het regeerprogramma van het kabinet staat 85 keer het woord ‘innovatie’. Dan zou je verwachten dat je de kraan voor wetenschappelijk onderzoek openzet, maar het tegenovergestelde gebeurt. Kennis is de belangrijkste grondstof van Nederland. Zonder kennis kun je de woningbouw niet versnellen of de openbare veiligheid vergroten. Wij zijn daarvoor nodig.” Opleidingen moeten sluiten, verwacht hij, en wetenschappers verdwijnen uit Nederland. „Terwijl andere Europese landen juist nu investeren in kennis om de achterstand ten opzichte van de Verenigde Staten en China in te halen, neemt dit kabinet een tegenovergestelde afslag.”
De Vereniging Hogescholen is minder negatief. Voorzitter Maurice Limmen stelt dat het akkoord „helaas nog steeds tot forse bezuinigingen leidt” maar dat met name het schrappen van de langstudeerboete „positief nieuws” is, aldus een verklaring. De MBO-Raad voor middelbaar beroepsonderwijs ziet „weinig reden tot optimisme” in de aangepaste plannen, zoals over het schrappen van een fonds om studenten aan een stage in de zorg te helpen.
Kwetsbare kinderen de dupe
Behalve het hoger en middelbaar onderwijs zal ook het basis- en voortgezet onderwijs de pijn van de bezuinigingen voelen. Zo maakt de PO-Raad, de sectorvereniging voor primair onderwijs, zich onder meer zorgen over het schrappen van subsidies voor de ‘rijke schooldag’, activiteiten die een school naast de ‘gewone’ lessen aanbiedt.„Deze bezuiniging gaat ten koste van de kwetsbaarste kinderen”, laat voorzitter Freddy Weima weten. „Dit kabinet wil graag werken aan meer bestaanszekerheid, maar doet nu precies het omgekeerde.”
Een van de scholen die de activiteiten aanbiedt is basisschool Kaleidoscoop in Schiedam-Oost: op maandag krijgen kinderen na de reguliere lessen onder andere dans, muziek, sport, koken of boogschieten. Directeur Christelle Lacassagne: „Wij zitten in een buurt met relatief veel inwoners die moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen. Kinderen komen vaak niet in aanraking met iets anders dan hun eigen straat of school. Door deze activiteiten verbreden ze hun wereldbeeld, en leren ze in een vertrouwde omgeving iets waar ze de rest van hun leven plezier van kunnen hebben.” Het is niet de eerste keer dat de school een activiteit begint met een subsidie die enkele jaren later weer verdwijnt. „Je kunt er niet op bouwen.”
Het wetenschappelijk tijdschrift Science roept de ontwikkeling van het hiv-medicijn lenacapavir uit tot de wetenschappelijke doorbraak van het jaar 2024. Lenacapavir is een injecteerbare hiv-remmer. Het wordt gebruikt als PrEP (pre-expositie profylaxe), een medicijn dat een hiv-infectie voorkomt in plaats van geneest. Hiernaast wordt lenacapavir ook al gebruikt voor de behandeling na hiv-infectie in combinatie met andere medicijnen.
De nu gangbare PrEP (emtricitabine met tenofovir), moet dagelijks als pil worden ingenomen, of voor en na de seks. Lenacapavir biedt bescherming tegen hiv voor een half jaar.
Uit klinisch onderzoek blijkt dat dit nieuwe middel 99,9 procent effectief is bij het voorkomen van hiv bij homoseksuele mannen en transgender personen. Ook bij vrouwen werkt het middel erg goed. Waarschijnlijk zal het Amerikaanse medicijnenagentschap FDA lenacapavir in 2025 goedkeuren voor algemeen gebruik als preventief middel. Daarna moet hiervoor nog een Europese goedkeuring komen. Een vaccin om grote populaties preventief in te enten is er nog niet.
Genetisch materiaal loslaten
Na een injectie met lenacapavir integreert het medicijn in het membraan (beschermend vlies) rond de kern van een lichaamscel. Wanneer deze persoon geïnfecteerd raakt met hiv, zal het virus zijn genetisch materiaal in de cel loslaten. Dit genetisch materiaal is omhuld door een beschermende capsule. Eenmaal in de cel zal het virus proberen om zijn genetisch materiaal te integreren in het dna van de menselijke gastheer. Wanneer dit gebeurt wordt de gastheercel omgebouwd om nieuwe hiv-virussen te produceren die andere lichaamscellen kunnen infecteren.
Om het genetisch materiaal van het virus te integreren in het menselijk dna moet de viruscapsule de celkern inkomen. Lenacapavir zorgt ervoor dat de viruscapsule stijver wordt. Zo voorkomt lenacapavir dat de viruscapsule door de poriën van het membraan rond de celkern past. Hierdoor kan het genetisch materiaal van het virus niet het dna van de gastheer bereiken. Mocht er toch een viruscapsule tussendoor glippen, dan zorgt lenacapavir ervoor dat de nieuw geproduceerde viruscapsules zo stijf zijn dat deze minder goed functioneren. Ze kunnen dus ook moeilijker nieuwe cellen infecteren.
Daling stagneert
Tussen 2010 en 2020 is het aantal hiv-diagnoses in Nederland met 62 procent gedaald. Maar in de periode 2021-2023 stagneerde deze daling; elk jaar worden nu iets meer dan 400 nieuwe besmettingen gerapporteerd. De daling is het gevolg van een geschiedenis van medicijninnovatie. In 1986 bleek dat AZT als eerste medicijn effectief hiv bestrijdt. Toen er meer middelen op de markt kwamen tegen hiv, bedachten wetenschappers dat zij ook drie verschillende medicijnen konden combineren in een pil om zo het hiv-virus van verschillende kanten aan te vallen. Hiv veranderde van een doodvonnis in een chronische ziekte.
Tussen 2015 en 2018 begon de GGD in Amsterdam met een proef om te onderzoeken wat de effecten zijn van het verstrekken van PrEP-tabletten aan homoseksuelen en transgender personen om hiv-infecties te voorkomen. Elske Hoornenborg, hoofd van het centrum voor seksuele gezondheid van de GGD Amsterdam, kijkt uit naar de brede implementatie van lenacapavir. „Wij zien dat mensen met een migratieachtergrond, jonge mannen die seks hebben met mannen en sekswerkers minder vaak terugkomen voor een nieuw recept van PrEP. Voor deze groepen zou lenacapavir een uitkomst zijn, omdat het enkel elk half jaar moet worden toegediend. Toch moeten we afwachten hoe het middel zal worden toegepast in Nederland, dit is vooral afhankelijk van hoeveel het gaat kosten.”
Het is nog onduidelijk hoeveel dit nieuwe middel zal gaan kosten. Wel heeft Gilead Science, het farmaceutische bedrijf dat lenacapavir ontwikkeld heeft, al afspraken gemaakt met zes producenten om lenacapavir te maken tegen lage kosten voor 120 ontwikkelingslanden.