Als een van de meest ervaren regeringsleiders beet hij zich vast in vele onderwerpen, zijn ambtenaren hadden kennis van Europese zaken en door de persoonlijke inzet en grote politieke interesse van hun baas werden zij gemotiveerd om nog harder te lopen. Nederland heeft – met name in de tweede helft van de ruim 13 jaar dat Mark Rutte premier was – relatief veel invloed gehad op het EU-beleid, maar die sterke positie staat nu onder druk. De ‘factor Rutte’ is uitgewerkt en door allerlei ontwikkelingen – zoals de verkiezingsuitslag van 2023 – dreigt Nederland minder invloedrijk te worden.
Dit komt naar voren in het rapport Grip door begrip van de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat deze woensdag naar de Tweede Kamer is gestuurd. De onderzoekers spraken onder meer 150 personen die bij ministeries, uitvoeringsorganisaties en bedrijven in Brussel bezig zijn met EU-wetgeving. Ook buitenlandse diplomaten zijn geïnterviewd.
Het rapport behandelt de periode 2016 tot 2023 en gaat dus niet over het kabinet-Schoof. Maar wie de positieve analyse over Rutte spiegelt aan de huidige periode, kan tussen de regels door lezen dat de onderzoekers zich zorgen maken over de invloed van Nederland in Brussel. Het rapport concludeert: „Nederland bokste regelmatig boven zijn gewicht.” Verleden tijd dus.
Rutte stond, aldus de onderzoekers, breed bekend als verbinder die stroeve onderhandelingen soepeler kon laten verlopen. Schoof is nog onervaren en het is de vraag of hij in de buurt van zijn voorganger kan komen, zeker als hij daar niet veel tijd voor krijgt. Zijn kabinet staat ook kritischer tegenover de Europese Unie en wil in Brussel veel gedaan krijgen, met name op terrein van landbouw en milieu. Zo zet minister van Landbouw Femke Wiersma (BBB) alles op alles voor om meer mest te mogen uitrijden.
Nederland stond onder Rutte bekend als competent, pragmatisch en betrouwbaar in onderhandelingen. Dat is niet meteen allemaal weg. De Permanente Vertegenwoordiging – de Nederlandse ambassade in Brussel – wordt omschreven als „sterk”. En rond Rutte waren er ambtenaren die veel Europese ervaring hebben opgedaan die nu nog op hun post zitten.
Bubbel van EU-professionals
Dat betekent niet dat alles goed ging in de periode-Rutte. Nederland nam vanaf 2016 steeds meer een pragmatische houding in, maar andere landen bleven Nederlanders soms wel zien als weinig solidair met andere lidstaten. De ervaren zuinige inzet van Nederland op het onderhouden van bilaterale relaties kwam op sommige lidstaten over als arrogantie, stelt het rapport.
Dossierhouders en leidinggevenden kwamen soms te laat in actie, op ministeries en bij lagere overheden is „buiten de bubbel van EU-professionals” het volgen van Europese ontwikkelingen op het eigen beleidsterrein vaak geen onderdeel van het werk. In Den Haag is er ook structureel te weinig aandacht voor de macht van het Europees Parlement: de focus ligt vaak op onderhandelingen tussen de lidstaten in de Europese Raad.
Ook opvallend is het feit dat – hoewel Brussel niet ver weg ligt – Nederland ondervertegenwoordigd is bij de ambtenaren die in dienst zijn van Europese instellingen. Bovendien is dat personeelsbestand aan het vergrijzen.
De plekken bij de EU waarbij ministeries ambtenaren in Brussel kunnen detacheren, blijven onderbenut. Elk ministerie heeft eigen terugkeerbeleid, maar in de praktijk gebeurde het dat deze Nederlanders na hun termijn zelf op zoek moesten naar een vervolgfunctie, waarbij geen rekening werd gehouden met de opgebouwde Brusselse kennis en netwerken.
Overheden zitten elkaar dwars
Ministeries werken elkaar soms ook tegen. Toen in 2015 het al dan niet toestaan van de taxi-app UberPop een Europese kwestie werd, ging de lobby van het ministerie van Sociale Zaken lijnrecht in tegen die van Economische Zaken. Toenmalig minister Asscher (Sociale Zaken, PvdA) wilde UberPop laten verbieden om schijnzelfstandigheid tegen te gaan, toenmalig minister Kamp (Economische Zaken, VVD) liet zijn ambtenaren juist pleiten voor de deeleconomie en on-demand-diensten. Het gebeurt volgens het onderzoek te vaak dat overheden langs elkaar heen werken. Zo hebben provincies, gemeenten en waterschappen hun eigen Brusselse lobbyïsten.
Nu Nederland niet meer kan leunen op de ‘factor Rutte’, pleiten de onderzoekers ervoor ambtelijke EU-kennis en de in de afgelopen jaren opgebouwde netwerken niet verloren te laten gaan. Ze doen een reeks aanbevelingen om de Europese Unie als ‘vierde bestuurslaag’ serieuzer te nemen. Bewindslieden en ambtenaren moeten in ieder geval vaker naar Brussel, niet alleen bij Europese toppen, maar ook om af en toe een kop koffie met iemand te drinken.
Lees ook
Is Nederland nu nergens meer te bekennen in Brussel?