De Raad van State spreekt „grote zorgen” uit over de gevolgen van de asielplannen van minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV). Dat schrijft de raad in een dinsdag gepubliceerde reactie op de zogeheten Asielnoodmaatregelenwet en de Wet tweestatusstelsel van Faber.
De Raad van State voorziet dat er veel meer geprocedeerd gaat worden en dat de kosten zullen oplopen, in tegenstelling tot wat Faber met de wetsvoorstellen beoogt. De geplande strengere asielregels – zoals een verkorting van de looptijd van verblijfsvergunningen van vijf naar drie jaar – zullen leiden tot een toename van aanvragen en rechtszaken, en uiteindelijk tot extra werkdruk.
„Ik wil er met klem op wijzen dat niet alleen de IND, maar ook de vreemdelingenrechtspraak nu al overbelast is en met personeelstekorten te maken heeft. Extra belasting betekent structureel meer en langere procedures”, schrijft de voorzitter bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Lees ook
Kamer twijfelt aan betrouwbaarheid forse asielbezuinigingen minister Faber: ‘Dit is wensdenken’
Minister Faber wil met het tweestatussenstelsel onderscheid maken tussen mensen die vluchten omdat ze gevaar lopen vanwege bijvoorbeeld oorlog, en mensen die in hun land niet veilig zijn vanwege hun geaardheid of religie. De eerste groep zou sneller kunnen terugkeren als de rust in het thuisland is teruggekeerd, is het idee. Maar verwacht wordt dat een groot deel van deze mensen een beroep zal doen op toelating tot de andere groep vluchtelingen. De Raad van State waarschuwt ook hier voor oplopende rechtszaken en werkdruk.
Een woordvoerder van het ministerie was niet direct bereikbaar voor commentaar.
Bezwaren rechtsorganen
De Raad voor de Rechtspraak schrijft dinsdag eveneens „grote zorgen” te hebben over de uitvoerbaarheid van de plannen van de asielminister. Met name tegen het tweestatussysteem heeft het rechtsorgaan „grote bezwaren”. De Raad voor de Rechtspraak voorspelt dat driekwart van de vluchtelingen die wordt teruggestuurd, naar de rechter zal stappen om te bepleiten dat zij onder de andere groep vallen.
Vorige week reageerde ook de Nederlandse Orde van Advocaten al op de plannen van Faber. Die organisatie maakt zich zorgen om „mensenrechtelijke bezwaren” in het tweestatussysteem en de strengere nareisregels. „De belangen van kwetsbare mensen, onder wie kinderen, worden onvoldoende gewaarborgd”, stelde de orde, die de minister ook van haast en onzorgvuldigheid betichtte.
„Ik werk als zelfstandige voor verschillende bedrijven en stuur ieder jaar met kerst een attentie naar mijn opdrachtgevers. Dat werkt andersom helaas niet altijd zo: sommige opdrachtgevers organiseren alleen een kerstcadeau voor hun vaste werknemers, anderen maken een selectie in hun freelancerbestand. Daardoor is het meerdere keren voorgekomen dat ik word overgeslagen.
Zo ook dit jaar, na maandenlang aan een grote klus te hebben gewerkt. Ik ben bewust zelfstandige en snap dat daar een andere werkrelatie bij hoort, maar dit steekt toch altijd. Kan ik een opdrachtgever daarop aanspreken?” (Vrouw, 60, naam bekend bij de redactie).
Schijnzelfstandigheid
Voor Sylvia Huydecoper, jurist en voorzitter van Platform Zelfstandig Ondernemen, is het antwoord heel simpel. „Ik vind het gek om te bedelen om een cadeau, ik zou het zelf nooit vragen.” En ook juridisch is het niet verstandig, zegt Huydecoper. „Een kerstpakket is typisch iets wat een werkgever doet voor zijn werknemers. Zeker in de huidige situatie, waarin strenger gehandhaafd wordt op schijnzelfstandigheid, is het niet handig om je als zelfstandige te voegen in de schare van de werknemers. Door om een kerstpakket te vragen, geef je aan: ik wil ook werknemer zijn. Maar je kunt niet vragen om als zelfstandige hetzelfde behandeld te worden.”
Het lijkt misschien klein, zegt Huydecoper, maar het zijn precies dit soort kleine signalen waarnaar gekeken wordt bij het vaststellen van schijnzelfstandigheid. „Het is een van de vele vinkjes die je kunt zetten om te kunnen zeggen: misschien is iemand eigenlijk een soort werknemer.” Eenzelfde discussie speelt volgens Huydecoper rond de kerstborrel: word je daar als zelfstandige voor uitgenodigd, en zo ja, ga je er dan heen? „Daar bestaan veel verschillende meningen over. Ik ben het nog niet in jurisprudentie tegengekomen, maar het is wel een discussie die hoort bij de vraag of je als werknemer behandeld wordt als je een uitnodiging krijgt.”
Volgens arbeidspsycholoog Tosca Gort is het verwachten van een kerstpakket als zelfstandige een denkfout die veel mensen maken. „Als je ondernemer bent, moet je geen werknemersvoordelen verwachten. Anders moet je maar in loondienst gaan.” Ze adviseert het onderwerp daarom niet te bespreken en een opdrachtgever niet om een cadeau te vragen. „Je moet snappen wat je werkrelatie is en daar vrede mee hebben.”
Dat neemt niet weg dat het aardig is als opdrachtgevers ook aan een kerstattentie voor hun freelancers denken. Gort: „Dat moet niet hetzelfde zijn als voor werknemers, dat is juridisch niet verstandig. Maar een persoonlijk geschreven briefje met een chocoladereep kan natuurlijk altijd.”
Zoek de oorzaak van de frustratie
„Ik kan me die frustratie heel goed invoelen”, zegt Erik Bijleveld. Hij is universitair hoofddocent Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de Radboud Universiteit. „Een relatie met een werkgever of opdrachtgever bestaat immers uit geven en nemen. In die zin is de relatie met je werkgever of opdrachtgever helemaal niet zo anders dan de relatie met je partner, vriend, of buurman. Als je al veel gegeven hebt – aandacht, tijd, inspanning, en in dit geval ook een kerstattentie – is het niet gek dat de verwachting ontstaat dat je ook nog iets terugkrijgt, boven op de tijdige betaling van je factuur.”
Daarnaast is het volgens Bijleveld heel menselijk om frustratie te ervaren als anderen in een soortgelijke situatie wel een kerstcadeau krijgen en jij zelf niet. Maar de hamvraag is wat je met deze frustratie moet doen. Het is goed om vast te stellen dat opdrachtgevers met het niet uitdelen van een kerstcadeau aan freelancers niet per se een norm overschrijden, zegt Bijleveld, omdat normen over cadeaus sowieso heel fluïde en cultuurafhankelijk zijn. „In sommige culturen is het not done om geld als cadeau te geven; in andere culturen is dat juist heel normaal. Sommige organisaties hechten aan traditionele kerstpakketten – met een fles wijn, snacks en spullen die je nooit gaat gebruiken – andere organisaties zijn daar al jaren geleden mee gestopt. Kortom, elke opdrachtgever hanteert zijn eigen normen, en daar zie je hier het gevolg van.”
Volgens Bijleveld is een belangrijke vraag in deze situatie of de frustratie niet een symptoom is van een breder gebrek aan ervaren waardering van de opdrachtgever. „Als je het gevoel hebt dat je hard werkt en veel geeft, maar je opdrachtgever dat niet ziet – of wel ziet, maar niet voldoende waardeert – zou ik dat zeker ter sprake brengen”, adviseert hij. Dat kan volgens hem het best op een rustige en niet-verwijtende manier, omdat er een grote kans bestaat dat de opdrachtgever zich van geen kwaad bewust is. „Het gesprek dat hieruit voortkomt, kan heel waardevol zijn, maar ik denk niet dat het helpt als het niet krijgen van een kerstcadeau daarin erg op de voorgrond staat.”
Dus
Een opdrachtgever aanspreken op het uitblijven van een kerstpakket is geen goed idee, niet in juridisch opzicht, en waarschijnlijk evenmin met het oog op de onderlinge relatie. De kans is groot dat de opdrachtgever zich van geen kwaad bewust is en simpelweg niet heeft nagedacht over een kerstattentie voor freelancers.
Het is wel goed om te bedenken of de frustratie over het mislopen van een kerstpakket niet een symptoom is van een gebrek aan waardering. Dat gevoel is de moeite waard om ter sprake te brengen.
Schiphol veroorzaakt meer geluidsoverlast dan is toegestaan, maar wordt daar niet voor gestraft. Wettelijk gezien overtrad de luchthaven al sinds 2015 geregeld de geluidsnormen, maar de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) gedoogde dat. Nu blijkt dat de inspectie dat gedogen afgelopen jaar nog verder heeft opgerekt. „De inspectie zoekt ruimte waar geen ruimte is”, zegt hoogleraar bestuursrecht Herman Bröring van de Rijksuniversiteit Groningen. „Het gedogen gaat steeds verder, het wordt steeds glibberiger.”
Het kabinet-Rutte II voerde in 2013 beleid in dat ervoor moest zorgen dat minder omwonenden geluidsoverlast van Schiphol ondervinden. Het beleid houdt in dat de luchthaven zoveel mogelijk gebruikmaakt van start- en landingsbanen die verder van woongebieden af liggen, waar minder omwonenden overlast ervaren. In sommige gebieden mag Schiphol dan méér geluidsoverlast veroorzaken dan wettelijk is toegestaan, zolang de totale overlast maar beperkt wordt.
Maar dat beleid, dat is vastgesteld in samenspraak met Schiphol en omwonenden, is nooit in de wet vastgelegd. Daarom gaf staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu (PvdA) de ILT in 2015 de opdracht om de overschrijding van wettelijke geluidsnormen te gedogen zolang Schiphol zich aan het nieuwe vliegbeleid houdt.
Schiphol mocht vanaf dat jaar dus meer dan wettelijk is toegestaan, maar zelfs aan dat nieuwe beleid hield de luchthaven zich tussen 2021 en 2023 niet. Te vaak gebruikte Schiphol landingsbanen die veel geluidsoverlast veroorzaken voor omwonenden, blijkt uit gegevens van de ILT. In 2021 legde de ILT daarom strafmaatregelen op voor het overtreden van de geluidsregels, zoals Mansveld het ooit bedoeld had. Maar in 2023 schond Schiphol de regels van het vliegbeleid opnieuw. Bij Uithoorn, onder de aanvliegroute voor de Aalsmeerbaan, veroorzaakte de luchthaven twintig procent meer geluidsoverlast dan wettelijk is toegestaan. Aanvankelijk besloot de inspectie dus opnieuw een straf op te leggen aan Schiphol, blijkt uit interne documenten van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat die zijn opgevraagd door milieuorganisatie Mobilisation for the Environment (MOB) en gedeeld met NRC.
„Als we deze maatregel al niet mogen opleggen, zouden we helemaal niets kunnen”, mailt een medewerker van de ILT in april 2024 aan het ministerie. „Als we dit niet doen, hebben we morgen een handhavingsverzoek liggen van omwonenden (en terecht).” Met een handhavingsverzoek kunnen burgers de overheid via de rechter dwingen om alsnog te handhaven op overtredingen. Welke maatregelen de ILT precies wil opleggen valt uit de stukken niet op te maken, maar de middelen die de inspectie heeft variëren van boetes en een last onder dwangsom tot verplichte maatregelen om te zorgen dat de overschrijding van geluidsnormen in de toekomst voorkomen wordt.
Toch geen straf
Schiphol maakt bezwaar tegen de voorgenomen straf, omdat het vindt dat de ILT de situatie moet gedogen. Na lang geheen-en-weer over de interpretatie van de gedoogregels gaat de ILT mee in de redenatie van Schiphol, en besluit ze in juli 2024 om de overtreding toch door de vingers te zien. In de regio rondom Uithoorn hebben omwonenden hierdoor met extra geluidsoverlast te kampen, zonder dat Schiphol daarvoor gestraft wordt.
Hoogleraar Herman Bröring, die in 2020 in opdracht van de Tweede Kamer onderzoek deed naar de gedoogsituatie rondom Schiphol, vindt dit niet te verantwoorden. „Het uitgangspunt is dat de ILT alleen mag gedogen als Schiphol zich aan het vliegbeleid houdt. Dat is niet gebeurd, en dan moet je als ILT ingrijpen. Wat er nu gebeurt, is het zoeken naar een geitenpaadje om maar aan handhaving te ontkomen. Zo glij je als overheid alleen maar verder weg.” Hoogleraar bestuursrecht Richard Neerhof van de Vrije Universiteit, die samen met Bröring onderzoek deed naar de gedoogsituatie, beaamt dit. „De ILT gaat alleen maar verder met versoepelen, dat is niet geoorloofd.”
Bröring wijst erop dat het ruimere gedoogbeleid niet is uit te leggen aan omwonenden die last hebben van het geluid van Schiphol. „Je wordt als overheid heel onbetrouwbaar. Waar kunnen omwonenden nog op rekenen?”
De ILT zegt in een reactie dat ze niet anders kon dan gedogen. De inspectie roept het ministerie al jaren op om een einde te maken aan de gedoogsituatie, omdat omwonenden op dit moment onvoldoende beschermd worden.
Dat het gedogen al bijna tien jaar duurt, maakt de situatie volgens de twee hoogleraren nog wankeler. Eind 2023 gaf minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat, VVD) de ILT een officiële aanwijzing om het gedogen „tot nader bericht” voort te zetten. Zo’n open einde is volgens beide hoogleraren in strijd met het recht: gedogen is alleen tijdelijk toegestaan wanneer er een concreet vooruitzicht is dat de situatie snel legaal zal worden. Dat vooruitzicht ontbreekt bij Schiphol, omdat onduidelijk is wanneer de wet wordt ingevoerd die een einde moet maken aan het gedogen.
Het ministerie zegt in een reactie dat het de huidige situatie zo snel mogelijk wil legaliseren door het nieuwe vliegbeleid en de nieuwe geluidsnormen, beide in 2013 geïntroduceerd onder Rutte II, in de Luchtvaartwet vast te leggen. „Dan zal ook de aanwijzing aan de ILT om te gedogen naar verwachting worden ingetrokken”, aldus een woordvoerder. Aan die nieuwe wet wordt echter al zo’n tien jaar gewerkt. De wet liep vertraging op omdat Schiphol lange tijd geen geldige natuurvergunning had. De natuurvergunning is zodanig verbonden met de nieuwe wet, dat de wet pas kan worden vastgesteld als de natuurvergunning onherroepelijk is.
De natuurvergunning is in september 2023 afgegeven, maar is juridisch wankel en wordt aangevochten door milieuorganisaties. In december bleek dat de wetswijziging opnieuw vertraging heeft opgelopen. Wanneer die naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, kan het ministerie nu niet zeggen.
Onvoldoende bescherming
Afgelopen maart oordeelde de rechtbank Den Haag, in een civiele zaak die meer dan drieduizend omwonenden hadden aangespannen tegen de staat, dat omwonenden onvoldoende worden beschermd tegen geluidsoverlast. „Door het ontbreken van adequate en daadwerkelijk gehandhaafde normen ontbreekt het mensen die overlast ervaren door Schiphol al jarenlang aan effectieve rechtsbescherming”, aldus de rechter. Volgens de rechtbank stelt de staat consequent de belangen van Schiphol voorop, om pas daarna te kijken hoe tegemoet kan worden gekomen aan de rechten van omwonenden. De rechter beval de overheid om binnen twaalf maanden de geldende wet- en regelgeving te handhaven.
Maar dat gebeurt vooralsnog niet. Minister Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) besloot afgelopen december namelijk dat Schiphol dit jaar méér mag vliegen dan in 2024 en zwakte de doelen voor het terugdringen van geluidsoverlast af. De ILT schreef in 2022 dat er maximaal 420.000 tot 460.000 vluchten per jaar mogelijk zijn als het gedogen stopt. Uit recenter onderzoek van adviesbureau To70 in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bleek dat er binnen de wettelijke grenzen ruimte is voor maximaal zo’n 400.000 vluchten per jaar. Schiphol verstouwde in 2024 ongeveer 470.000 vluchten. Dit jaar mogen dat er van minister Madlener zo’n 8.000 meer worden.
De staat heeft inmiddels hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag en de rechter om uitstel gevraagd, omdat volgens het ministerie de deadline van twaalf maanden onhaalbaar is. Een woordvoerder van het ministerie zegt dat door omwonenden geen bezwaar is gemaakt tegen het verzoek om uitstel. De belangenorganisatie Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder, die de zaak namens omwonenden heeft aangespannen, weerspreekt dit stellig en noemt het „framing”. De belangenorganisatie vindt dat de staat het vonnis moet uitvoeren, maar ziet weinig kans om dat juridisch af te dwingen zolang het hoger beroep loopt.