Zeinab Badawi over haar geschiedenis van Afrika: ‘Ik zet mijn ego opzij, ik laat de Afrikanen zelf spreken’

Daar ligt hij dan. De koning van de uitgestrekte Afrikaanse savannes, met zijn goudkleurige vacht. Zijn geschiedenis is grotendeels verdraaid, zijn glorie onderbelicht, zijn trots overschaduwd door de jager die zichzelf in een ellenlang relaas veroveringen consequent tot held kroonde. Tótdat de leeuw zelf besloot te spreken: niet langer prooi van andermans woorden, maar de verteller van zijn eigen verhaal. Het is een belofte die beschreven is in een oud spreekwoord uit het zuiden van Afrika: wanneer de leeuwen historici hebben, zullen de jagers niet langer helden zijn.

In het hart van de metafoor schuilt een waarheid die eeuwenlang is genegeerd. Precies dat zet de Brits-Soedanese journalist Zeinab Badawi (1959) recht in haar boek Afrika. Een Afrikaanse geschiedenis. Ze haalt het narratief van de jager onderuit en geeft de pen terug aan de leeuw. Badawi leidt de lezer in sneltreinvaart door een labyrint van verhalen vanaf het oudste continent: van de oorsprong van Homo sapiens in Oost-Afrika tot het einde van apartheid in Zuid-Afrika. In 300 bladzijden worden Afrikaanse koninkrijken en beschavingen even uit de voetnoten van de wereldgeschiedenis gehaald. Badawi, in het Verenigd Koninkrijk bekend als presentator van nieuwsprogramma’s voor de BBC, tijdens een bezoek aan Nederland: „Ik wilde met het boek vooral laten zien dat Afrikanen altijd, in ieder geval tot in zekere mate, hun eigen lot hebben bepaald. Dat ze zich altijd hebben verzet tegen onderdrukking, ook wanneer ze geconfronteerd werden met koloniale machten.”

Badawi reisde voor haar boek naar meer dan dertig Afrikaanse landen om talloze academici, zoals historici, antropologen, archeologen en lokale vertellers te interviewen. „Ik wilde de historicus in Ghana of de archeoloog in Angola zijn eigen verhaal laten vertellen. De onwetendheid over de Afrikaanse geschiedenis is vrij universeel. Zelfs op het continent zelf heeft het me verrast hoe weinig mensen over zichzelf weten.”

Badawi beschrijft in Afrika. Een Afrikaanse geschiedenis een continent dat schittert in de rijkdom van zijn diversiteit en gelaagdheid. Waar lees je elders over de Dogon, een bevolkingsgroep in Mali, die al wisten van sterren die pas eeuwen later door Europese astronomen zouden worden ontdekt? En wie kent het verhaal van de koningin van Aksum – een gebied dat delen van het huidige Eritrea, Ethiopië en Jemen bestrijkt – die in de vierde eeuw haar koninkrijk omvormde tot een van de machtigste handelsnaties van het continent? Of neem het oude koninkrijk van Koesj, in wat nu Soedan is, waar de stad Meroë het hart vormde van een regionale supermacht met een eigen schrift, imposante tempels en glorieuze piramides.

Badawi beschrijft het verhaal van Ngungunhane, de laatste keizer van Gaza, een gebied dat tegenwoordig deel uitmaakt van Mozambique. Begin twintigste eeuw werd de ‘Leeuw van Gaza’ door de Portugese kolonisatoren gevangen genomen en gedeporteerd. Hij was uiteindelijk gedoemd in ballingschap eenzaam te sterven. Koloniale heersers beeldden hem later af als een verslagen en gebroken man. Maar in de ogen van zijn volk bleef hij een held: een krachtig symbool van verzet tegen onderdrukking. Het verhaal past naadloos bij wat voor Badawi de essentie is van haar boek. Ze refereert aan de woorden van de inmiddels overleden Keniaanse politiek activist Wangarĩ Maathai: „Je kunt geen geest tot slaaf maken die zichzelf kent, zichzelf waardeert en zichzelf begrijpt.”

Voor de in Londen opgegroeide schrijver is het boek – een verlengstuk van een gelijknamige BBC-documentairereeks – een uitnodiging aan de lezer om zich verder te verdiepen in de geschiedenis van Afrika . „Het continent wordt vaak voorgesteld alsof de geschiedenis pas begon met de komst van Europeanen. Mijn doel was om aan te tonen dat Afrika al lang voor die tijd eigen instituten, gebruiken, overtuigingen en tradities had, die het waard zijn om bestudeerd te worden en die respect verdienen.

„Ik wil het complete verhaal vertellen. Dat betekent ook het opnemen van het perspectief van Afrikaanse wetenschappers. Dat is niet om bestaande wetenschap of kennis te vervangen, maar om die kennis aan te vullen. Stel je voor dat de hele Nederlandse geschiedenis uitsluitend door buitenstaanders zou zijn beschreven en vastgelegd. Dat je in je bibliotheek slechts geschiedenisboeken aantreft die zijn geschreven door mensen met namen als Zeinab, Naïm, Ngozi, of wie dan ook. Dat is ondenkbaar.”

Zijn mensen op het Afrikaanse continent de regie over hun eigen geschiedschrijving kwijt geraakt?

„Absoluut. Mondelinge tradities, liederen, dansen en poëzie zijn essentiële componenten van de geschiedschrijving van zowel Noord-Afrika als Sub-Saharisch Afrika. Westerse historici hebben deze kennis vaak gebagatelliseerd. Ze vertrouwden voornamelijk op geschreven verslagen van missionarissen, koloniale ambtenaren en ontdekkingsreizigers. Dat heeft niet alleen weerslag op hoe de wereld Afrika ziet, maar ook op hoe Afrikanen hun eigen geschiedenis zien.

„Daardoor is vervreemding ontstaan ten opzichte van de eigen culturele erfenis. Indirect wordt hen een gevoel van minderwaardigheid ingeprent. Dat valt ook terug te zien in de Afrikaanse diaspora, met name in Amerika. Afro-Amerikanen en andere zwarte gemeenschappen hebben vaak de overheersende percepties van Afrika geïnternaliseerd en het continent voornamelijk bekeken door de lens van armoede, staatsgrepen en conflicten.”

Hoe daagt u dat narratief uit in uw boek?

„De trans-Atlantische slavenhandel is zonder twijfel een belangrijk onderdeel van de Afrikaanse geschiedenis, maar nog te vaak definieert die het hele verleden van het continent. In mijn boek introduceer ik dat onderwerp pas in hoofdstuk veertien. Ik wilde culturele verworvenheden, de verfijning en veerkracht van ver daarvoor óók laten zien. Als Afrika uitsluitend met slachtofferschap, exotisme, hulpeloosheid en barbaarsheid wordt geassocieerd, wordt dat uiteindelijk als de enige waarheid gezien. Over andere delen van de wereld bestaat een genuanceerder beeld.”

Wat zou de fairste kritiek op uw boek zijn?

„Ik presenteer geen baanbrekende nieuwe theorieën of concepten in dit boek. Het gaat ook niet zozeer om wat ik zelf denk. Ik heb mijn ego opzijgezet, ik wilde de historicus in Ghana of de archeoloog in Angola zijn eigen verhaal laten vertellen. Misschien heb ik uiteindelijk toch te veel aandacht besteed aan de verhalen over oorlogen en veroveringen, zoals dat bij de meeste geschiedschrijving het geval is. Het is interessant hoe conflictvrije geschiedenis vaak niet als ‘echte’ geschiedenis wordt gezien.”

Heeft uw eigen achtergrond uw visie op Afrika beïnvloed?

„Als kind was ik me er al van bewust dat er altijd twee kanten aan een verhaal zitten. Omdat ik opgroeide in een Soedanees, Arabisch sprekend gezin, werd ik al jong blootgesteld aan een andere wereld. Mijn familie heeft een diepe band met de geschiedenis van Soedan. Mijn overgrootvader heeft tegen de Britse generaal Gordon gestreden aan de zijde van Muhammad Ahmad, die zichzelf de Mahdi noemde. Daarover heeft hij geschreven in zijn memoires. Op school werd de Mahdi gezien als een schurk en Gordon als een held. In mijn familiegeschiedenis was dat precies andersom. Dat heeft me geholpen me om de Afrikaanse geschiedenis kritisch en inclusief te benaderen.”

U benadrukt de geschiedenis van vrouwen in pre-koloniaal Afrika, die vaak over het hoofd is gezien. Met welk verhaal identificeert u zich als vrouw het meest?

„De Kandaka’s, de koninginnen uit Noord-Soedan. En ik ben niet de enige. Toen jonge Soedanese vrouwen in 2019 protesteerden tegen het regime van Omar al-Bashir, noemden ze zichzelf Kandaka’s. Ze herkenden zich in deze machtige figuren met aanzienlijke invloed in de Koesjitische samenleving. Kandaka’s waren vrouwen die op gelijke voet regeerden met hun echtgenoten en deelnamen aan veldslagen. Vaak voerden zij de troepen aan.”

Ziet u het opnieuw claimen van Afrikaanse historische verhalen als een daad van verzet tegen neokoloniale structuren?

„Absoluut. Afrikanen waren nooit passief in hun eigen verhaal. Dat heb ik willen onderstrepen. Afrikanen hebben zelfs tijdens de donkerste tijden altijd verzet geboden, zowel onder koloniaal bewind als tijdens de trans-Atlantische slavenhandel. Het opnieuw greep krijgen op het narratief zie ik als een voortzetting van dat verzet.”

Hoe kijkt u aan tegen de sterke behoefte aan een gedeelde Afrikaanse identiteit onder de Afrikanen en in de diaspora?

„De eeuwenlange strijd tegen onderdrukking verenigt, ongeacht welke taal je spreekt of wat je etniciteit is. Toen Nelson Mandela in 1990 werd vrijgelaten, reisde hij helemaal naar het noorden, naar Algerije, om dat land te bedanken voor de steun. Zelfs Ethiopië, dat zogenaamd nooit is gekoloniseerd is, voerde vele gevechten tegen de Britten en was vijf jaar lang bezet door de Italianen. Heel Afrika is verenigd in die koloniale ervaring. Dáár zit een soort pan-Afrikaanse geest.”

Arabische landen hebben ook een duister verleden, met name in de slavenhandel. Hoe kunnen zij daarmee in het reine komen temidden van hun eigen postkoloniale strijd?

„Dat is complex. Veel Arabieren verkeren nog in ontkenning over hun betrokkenheid. Anders dan in de VS en Europa is het slavernijdebat in Arabische landen minder prominent. Dat is niet los te zien van de discriminatie die Arabieren zelf in Europa en vanuit Europa ondervinden. Een ander element is de nabijheid van Afrikanen en Arabieren. In de Golfstaten zijn veel nakomelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen terechtgekomen, die daar onderdeel zijn van de samenleving. De assimilatie die door de eeuwen heen plaatsvond, kan deels het gebrek aan open discussie over de Arabische betrokkenheid verklaren.”

Recent bediende de president van Tunesië, Kais Saied, zich van discriminerende retoriek ten opzichte van zwarte mensen. Hij sprak zelfs van ‘omvolking’.

„De erfenis van een raciale hiërarchie blijft bestaan, waarbij zwarte Afrikanen vaak onderaan de ladder staan. De racistische ideologieën, die door de Arabische veroveringen werden geïntroduceerd, hebben een langdurige impact gehad. In Noord-Afrika domineren lichtere, meer mediterrane kenmerken. Maar als je plekken als Marrakesh bezoekt, zie je mensen met verschillende huidskleuren die zich als Marokkaans identificeren. Als je kijkt naar het gebied waar Libië grenst aan Tsjaad, zie je dat de mensen daar er hetzelfde uitzien. Die geschiedenis van vermenging maakt het extra ingewikkeld. Het onderscheid is niet zo eenduidig als moderne nationale grenzen misschien suggereren.”

Reflecteert u als mediapersoonlijkheid weleens op de vraag of uw werk heeft bijgedragen aan misvattingen en scheefgetrokken beeldvorming over Afrika?

„Toen ik begon met televisie, werden Afrikaanse verhalen verteld door witte Britse verslaggevers. Duiding kwam van witte academici of hulpverleners. Tegenwoordig zijn er correspondenten van Afrikaanse afkomst. Dat levert authentieke berichtgeving op en traditionele media beseffen dat steeds beter. Wie als westers medium alleen op eigen kennis vertrouwt, mist onvermijdelijk nuances. Mijn boodschap is duidelijk: zet je eigen vooroordelen en gevoel van culturele superioriteit opzij en laat de regio zelf haar verhaal vertellen.”