De 71-jarige Saadia schenkt Marokkaanse thee in voor de deur van haar huis op het platteland in Beni Saïd, in het Rifgebergte. Het gekakel van de kippen en getjirp van de krekels dat door de bergen galmt, doorbreekt de stilte in het gebied. „Als je je ogen sluit, weet je niet of het 1990 is of 2024”, zegt Saadia terwijl ze met gesloten ogen een glimlach op haar gezicht tovert.
Saadia woont al haar hele leven op het platteland in de Rif. „Het geluid is hier hetzelfde gebleven. Maar wanneer je je ogen opent, zie je torenhoge huizen, auto’s voor elke deur en straatverlichting”, lacht ze terwijl ze de theeglazen doorgeeft. Begin jaren negentig stond het hele dorp nog voor de deur als er een auto langsreed. „De avonden brachten we samen met elkaar door op een dun matrasje met een olielamp, want televisies waren schaars”, zegt ze nostalgisch. „Nu wonen er nog maar enkele families hier en is het bijna het hele jaar stil.” Enkele duizenden inwoners zijn naar Europa geëmigreerd.
Veel Marokkaanse-Nederlanders hebben wortels in het Rifgebergte, in het noorden van Marokko. Tijdens de zomervakantie reizen velen af naar de geboortedorpen van hun (groot)ouders. Zo ook de 27-jarige Nassiba ben Ayad. „Ik blijf als geboren Amsterdamse terugkomen, omdat hier al het bloed en zweet van mijn grootouders ligt. Je ervaart hier hoe het leven had kunnen zijn als mijn grootvaders niet naar Europa waren gekomen”, vertelt Ben Ayad.
Geld voor het thuisfront
De Rif, wat vrij vertaald ‘aan de rand van bebouwd gebied’ betekent, werd tientallen jaren achtergesteld door de overheid. De regio – die ongeveer twee miljoen inwoners telt – heeft geen goede ziekenhuizen, scholen en infrastructuur. Wie een medische ingreep nodig heeft, moet ruim vierhonderd kilometer afleggen om in Rabat of Casablanca behandeld te worden. Voor studeren geldt hetzelfde.
Toen de Nederlandse overheid in de jaren zestig een wervingsverdrag met Rabat tekende om arbeidskrachten uit Marokko te halen, vertrokken vierduizend mannen uit de Rif om als gastarbeider aan de slag te gaan in de mijnen, fabrieken en havens. In de jaren daarna volgden nog velen.
Je ervaart hier hoe het leven had kunnen zijn als mijn grootvaders niet naar Europa waren gekomen
Een deel van het geld dat zij verdienden, ging naar het thuisfront, waardoor de leefomstandigheden iets verbeterden. Nog altijd sturen Marokkanen in de diaspora geld naar de Rif om zaken op te knappen. Uiterlijk is het gebied daardoor drastisch veranderd. De lemen huizen waar vroeger meerdere gezinnen één of twee kamers deelden, brokkelen langzaam af. Pal ernaast staan nu vaak grote, gekleurde huizen met minimaal twee verdiepingen, een garage en een dakterras.
Waterpunten
Ook de overheid heeft onder de huidige koning Mohamed VI, anders dan onder zijn vader, geïnvesteerd in de Rif. Deze investeringen kregen een impuls na de massale protesten in 2017, die werden aangezwengeld door de dood van visser Mohsin Fikri. Hij werd vermorzeld in een vuilniswagen toen hij zijn vangst – zijn enige bron van inkomsten – probeerde te redden. Corrupte agenten hadden deze in beslag genomen en in de vuilniswagen gegooid omdat Fikri weigerde smeergeld te betalen.
Zijn dood stond symbool voor alles wat er mis was in de Rif: armoede, achterstelling en gebrek aan perspectief. In straatprotesten eisten Riffijnen wekenlang verbetering. Honderden demonstranten werden opgepakt, tegelijkertijd beloofde de regering beterschap. Maar echte verbeteringen, zoals nieuwe ziekenhuizen, scholen en goede infrastructuur blijven uit.
Lees ook
Marokkanen uit de Rif wagen de oversteek, Spaanse opvang overvol
Veel initiatieven in de regio worden grotendeels gefinancierd met geld van Marokkanen woonachtig in Europa. Wanneer bijvoorbeeld een weg moet worden aangelegd van het ene naar het andere dorp wordt onderling geld ingezameld. Hetzelfde geldt voor de vele waterpunten die zijn aangelegd. „Wie een gemeenschap voorziet van water, wordt tot in de eeuwigheid beloond door onze heer”, zegt de bejaarde Kasem terwijl hij bidons vult en in zijn grijze Dacia laadt. De ezels waarop men nog geen twintig jaar geleden water uit de put haalde, zijn verruild voor scooters en auto’s waarmee bewoners en bezoekers over de weg scheuren om water te kopen in een winkel.
De Amsterdamse Ben Ayad ziet dat de voorzieningen er enorm op vooruit zijn gegaan. „Vroeger zaten we elke avond voor de deur met zonnebloempitten en aten we elke keer in hetzelfde restaurant, omdat er verder niet veel was”, beschrijft ze. De Rif telt nu verschillende restaurants, zwembaden en attracties voor kinderen. „Ik heb vanochtend nog een matcha latte gehaald bij een koffietent”, lacht Ben Ayad. „Als ik dat vijf jaar geleden had gevraagd, hadden ze mij scheef aangekeken.”
Met oma in een café
Terwijl het gebied een metamorfose heeft gekregen en vooruitgang vooral in materiele zaken zichtbaar is, blijft de sociale controle alom aanwezig. De dinsdagmarkt in Dar el Kebdani, het ‘centrum’ van de omliggende dorpjes, werd nog geen twintig jaar geleden uitsluitend door mannen bezocht. Tegenwoordig doen steeds meer vrouwen hier boodschappen op de wekelijkse markt. Maar de cafés en restaurants blijven een mannenbolwerk. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat wordt er mens-erger-je-niet gespeeld, gekaart en gepoold. Op de gigantische televisies die er hangen, is altijd wel een voetbalwedstrijd te zien.
De vrouwen die zich in Dar el Kebdani bewegen, bezoeken winkeltjes en juweliers, maar een terrasje pakken zorgt voor ongemak. Wie gezellig een meidenavond wil houden, moet naar Al Araoui, veertig kilometer verderop, of naar de grote stad Nador. „Dus? Dat vinden wij prima zo”, zegt Ahlam Asri (24) schouderophalend. Ze is gekleed in een turquoise abaya met bijpassende satijnen hoofddoek die ze naar achteren op haar hoofd heeft geknoopt. „Voor de buitenwereld klinkt dat misschien gek, maar dit is hoe wij leven. Wie zogenaamde moderniteit wil, kan naar Nador. Daar zitten terrassen vol met vrouwen. Hier houden we vast aan onze tradities. Onze authenticiteit mag niet verloren gaan. Wat blijft er anders over van onze Rif?”
Lees ook
Pronken met je Europese welvaart op de boulevard van Tanger
Nassiba ben Ayad herkent dat wel. „Sociale controle zul je altijd houden, alhoewel er meer acceptabel is geworden. Een voorbeeld is dat ik nooit van mijn leven had gedacht dat ik met mijn oma in een café zou kunnen zitten in Nador. Vijf jaar geleden zouden vrouwen niet eens langs kunnen lopen, laat staan zitten.”
De sociale controle in het dorp ervaart Asri als een veilig vangnet. „We letten hier op elkaar. Er gebeurt hier daarom nauwelijks wat. Wie zich misdraagt, wordt aangesproken door de gemeenschap”, vertelt ze. „Iedereen kent elkaar hier. En anders kennen ze je (groot)ouders, ooms of tantes. Dat zorgt ervoor dat je veilig over straat kunt.”
Chinezen en Arabieren
Bezorgde bewoners vragen zich af of dat binnenkort nog wel het geval is. Het geld dat vanuit Europa naar de Rif wordt gestuurd, heeft niet alleen gezorgd voor een cosmetische ingreep in het gebied. Het heeft ook de deuren geopend voor buitenstaanders. Waar enkele jaren geleden alleen de Riffijnse taal [Berbertaal] werd gesproken, is het Arabisch uit het binnenland steeds sterker aanwezig. „Die mensen uit Casablanca en Rabat verpesten ons gebied. Hun normen en waarden zijn niet in lijn met die van ons. Ik zie de laatste tijd steeds vaker halfnaakte vrouwen op onze stranden liggen. Dat is echt ongepast”, zegt Ahlam Asri hoofdschuddend.
De regio trekt ook steeds meer buitenlandse investeerders uit onder meer de Emiraten, Qatar en China. Ze laten luxe resorts en andere horecagelegenheden bouwen. De investeringen zorgen voor economische groei, maar er wordt met huivering naar de nieuwe ontwikkelingen gekeken. „Dat is wat we nog nodig hebben”, fronst Saadia haar wenkbrauwen. „Chinezen en Arabieren in onze dorpen. Ik snap dat het een mooi en aantrekkelijk gebied is, maar ik maak me zorgen over de toekomst. Wat blijft er van onze Rif over als we de deur openzetten voor iedereen?”