17,3 of 4,3 miljard? Fossiele subsidies zijn troebel – én hardnekkig

Klimaatbeleid Voor hoeveel miljard precies weet eigenlijk niemand, maar Nederland steunt het gebruik van fossiele brandstoffen nog steeds fors. Terwijl er tien jaar geleden al over werd gesproken om hiermee te stoppen.

Demonstranten van Extinction Rebellion blokkeren de A12 bij Den Haag.
Demonstranten van Extinction Rebellion blokkeren de A12 bij Den Haag.

Foto Simon Lenskens

Veel spandoeken op de geblokkeerde A12 gingen vorige maand over ‘fossiele subsidies’, of preciezer gezegd: de 17,3 miljard euro waarmee Nederland jaarlijks de vervuilende industrie zou steunen. Het is deze eis – een eind aan de miljardensteun voor fossiel – van protestbeweging Extinction Rebellion die duizenden mensen op de been bracht.

Maar klopt het getal van 17,3 miljard euro? Is te achterhalen hoeveel het kabinet precies uitgeeft aan de fossiele (olie, gas, kolen) industrie?

Wie wil weten wat de Nederlandse overheid uitgeeft aan fossiele subsidie, stuit als eerste op de vraag: wat is ‘subsidie’? Grote internationale organisaties, waaronder de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hanteren een brede definitie: niet alleen directe geldstortingen door de overheid, maar ook indirecte steun kan subsidie zijn. Denk aan het door de overheid inkopen van diensten, belastingteruggaven of vrijstellingen.

Het steunen van ‘fossiel’ gaat in tegen eerdere beloftes. Al in 2009 namen de G20-landen zich voor hun belastingen beter af te stemmen op klimaatbeleid – een initiatief waar Balkenende IV zich bij aansloot. In 2017 concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving dat de toenmalige belastingtarieven niet effectief waren om de CO2-uitstoot van Nederlandse bedrijven te verlagen. In 2018 werden twee Kamermoties aangenomen om fiscale prikkels die de klimaatdoelen tegenwerken af te bouwen, en mee te doen aan een grootschalig onderzoek om het Nederlandse subsidiebeleid door te lichten.

In 2020 deelde het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) de uitkomsten van dit onderzoek. Er kwamen dertien regelingen boven water die voldeden aan de subsidiedefinitie van de WTO. Aan negen van die regelingen hing het ministerie een prijskaartje: samen goed voor bijna 4,3 miljard euro in 2019. De grootste posten waren de belastingvrijstellingen op vervuilende brandstof, waar luchtvaart en scheepvaart flink van profiteren. Voor kerosine is er een belastingvrijstelling. Kosten: 2,4 miljard euro. Voor diesel- en stookolie voor de commerciële vaart is dit bijna 1,5 miljard.

Grootverbruikers hebben nu geen prikkel om minder te verbruiken

Het bedrag van 4,3 miljard was echter een ondergrens: vier regelingen telden wel degelijk als fossiele subsidie, maar de financiële impact ervan was volgens het ministerie „niet te kwantificeren”. Deels omdat er niet genoeg bruikbare data beschikbaar waren, en omdat vergelijkingsmateriaal ontbrak. Berekenen in hoeverre fossiele bedrijven bij een belastingtarief worden ontzien, kan alleen als je een benchmark hebt. EZK zei geen geschikte benchmark te hebben, en dus bleven de posten leeg.

Man van 17,3 miljard

Daarover viel Alman Metten. Hij is voormalig Europarlementariër voor de PvdA, economisch onderzoeker, en de man die het bedrag van 17,3 miljard euro berekende. „[Het internationale economisch samenwerkingsverband] OESO suggereerde in een evaluatie dat als benchmark het consumententarief gebruikt kan worden”, zegt hij. Metten sloeg in 2021 aan het rekenen om de vier ‘vraagtekens’ van het ministerie in te vullen. Eén daarvan was de degressieve energiebelasting, waardoor grootverbruikers, zoals de zware industrie, relatief minder belasting betalen. Vergeleken met het consumententarief bleek de gunstige regeling voor grootschalig verbruik van gas- en elektriciteit grofweg 4,6 miljard euro aan belasting te schelen. De andere vraagtekens die Metten invulde waren bijvoorbeeld de lagere belastingheffing op diesel (1,8 miljard), de vrijstelling voor het gebruik van aardgas, olie en kolen voor elektriciteitsopwekking (5,1 miljard) en een vrijstelling van energiebelasting voor raffinaderijen (1,4 miljard). Zo kwam Metten uit op 17,3 miljard.

Dat bedrag leidde begin 2021 tot Kamervragen. EZK gaf aan het oneens te zijn met de onderliggende aannames, en dat niet alle data „1-op-1 bruikbaar” waren. Op het platform waar Metten zijn berekening publiceerde, schreef econoom Wouter Roorda een tegenstuk. Het belasten van elektriciteit uit kolen en gas zou dubbel zijn: er is al een belasting op kolen en gas an sich. Ondanks de steunmaatregelen betaalt de fossiele industrie wel miljarden aan belasting.

Grootverbruikers hebben nu geen prikkel om minder te verbruiken

„Daar gaat het helemaal niet om”, stelt Metten. „Grootverbruikers hebben nu geen prikkel om minder te verbruiken.” De degressieve belasting zorgt er namelijk voor dat wie meer verbruikt, ook relatief minder betaalt. Hij wijst erop dat in de laatste Miljoenennota door ambtenaren zelf ook een bedrag op het effect van de degressieve belasting werd geplakt: 6,5 miljard euro voor het jaar 2019, waarvan 4,8 miljard voor elektriciteit, en 1,7 miljard voor gas.

De belastingtarieven zijn wel fors verhoogd in 2023, maar volgens Metten verandert die verhoging niet zoveel. „Het is nog steeds een fractie van wat huishoudens betalen.”

Tussen de 4,3 en 17,3 miljard zweeft nog een andere berekening: een onderzoek van Milieudefensie uit 2020. Dat komt uit op een jaarlijkse steun van minstens 8,3 miljard euro. Met de nadruk op mínstens, aldus onderzoeker Laurie van der Burg van Milieudefensie. „Wij hebben alleen posten meegenomen waar we, geholpen door overheidsdocumenten, een bedrag op konden plakken. Als wij het bedrag niet goed konden inschatten, namen we de post niet mee.” In de berekening van Milieudefensie is de degressieve energiebelasting van de grote industrie bijvoorbeeld niet meegenomen.

Foto Simon Lenskens

Nederlandse vrijstellingen

Sommige steunmaatregelen die Milieudefensie noemt, volgen uit internationale verdragen, zoals de vrijstelling op kerosine. Veel andere maatregelen zijn Nederlands. Zo geeft de overheid Shell en Exxonmobil flinke compensatie voor het verlies van omzet door het sluiten van het Groninger gasveld. Metaalproductie (zoals Tata Steel) is helemaal vrijgesteld van energiebelasting. De NAM mag kosten voor schadecompensatie van Groningers voor de belasting van de winst aftrekken. En sommige van die steunmaatregelen zijn recent. Boorders naar gas in de Noordzee mochten door een in 2020 aangepaste beleidsregel niet 25 procent, maar 40 procent van hun investeringskosten aftrekken, schrijft Milieudefensie.

Eind 2022 diende GroenLinks-voorman Jesse Klaver een motie in: of de regering alsnog een bedrag kan koppelen aan de fossiele subsidies. Minister Jetten antwoordde dat hij dit voorjaar meer informatie zal geven over „de wijze waarop het kabinet voornemens is de transparantie nog verder te vergroten.” Ook wil hij ingaan op manieren om op de vier regelingen die eerder werden opengelaten een prijskaartje te plakken.

Van der Burg van Milieudefensie vindt het allemaal erg lang duren. „We blijven nu al heel lang hangen in een discussie over transparantie. Maar uiteindelijk maakt het weinig uit waar we wel of niet het label ‘subsidie’ op plakken. Het gaat er natuurlijk om dat het beleid niet strookt met de klimaatdoelen.”


Lees ook: Kiept het klimaat ons of kantelen we uiteindelijk zelf?

Alman Metten werkt nu aan een nieuwe berekening. In zijn nieuwe stuk wil hij ingaan op enkele kritiekpunten – bijvoorbeeld het niet meetellen van het Europese emissiehandelssysteem, dat bedrijven dwingt voor hun CO2-uitstoot te betalen. Hoe snel hij klaar is, zegt hij, hangt af van hoe vaak hij zijn oude berekening nog moet toelichten.

Doet Nederland ondertussen níks tegen de fossiele subsidies? Jawel, het kabinet heeft zich voorgenomen in het regeerakkoord de energiebelasting minder degressief te maken, en de vrijstelling voor de metaalproductie in 2025 af te schaffen. Ook ligt er een voornemen de energiebelastingkorting voor de glastuinbouw af te schaffen. Toch is Van der Burg van Milieudefensie niet erg onder de indruk. „Tegelijk zijn er plannen om nieuwe subsidies te introduceren. Sommige worden beschreven als subsidies voor de energietransitie, zoals het CO2-vrij maken van gascentrales met CCS-technologie. Het is de vraag in hoeverre het kabinet daarmee z’n eigen belofte ‘de vervuiler betaalt’ naleeft.”