Rouw om overledenen in Turkije: ‘Furkan kón geen ruzie maken’

Reportage

Aardbeving in Turkije en Syrië Deventer werd deze week het epicentrum van de Turks-Nederlandse rouw om bevingsslachtoffers. Na het vrijdaggebed hield de gemeenschap een djanazah – begrafenisgebed – voor de doden.

Het vrijdaggebed in de Centrum Moskee te Deventer, waar wordt stilgestaan bij de aardbevingen in Turkije.
Het vrijdaggebed in de Centrum Moskee te Deventer, waar wordt stilgestaan bij de aardbevingen in Turkije.

Foto Dieuwertje Bravenboer

Wie deze week door Deventer liep, door het Rode Dorp bijvoorbeeld achter het station, kón het haast niet missen. De verdrietige vermoeidheid in ogen die deze week meer menselijk leed voorbij hadden zien komen dan in alle jaren vóór de rampzalige aardbeving tezamen. Bijna één op de tien inwoners van Deventer is van Turkse komaf.

Als je de naam van Furkan Kazci noemt, dan lichten die dof geworden ogen ineens op. Bijvoorbeeld bij twee broers die na het vrijdagmiddaggebed leunend tegen een pilaar een sigaret opsteken. „Furkan”, zeggen ze, „ja, die kennen we wel. Hij woonde tegenover onze basisschool. We moesten hem altijd wakker maken, anders kwam-ie te laat.”    

De broers, die niet met hun naam in de krant willen „omdat het niet om ons moet gaan”, groeiden samen met Furkan op. „Stel”, zegt de ene broer over de andere, „hij zou mij zeggen dat hij ruzie met Furkan heeft. Ik zou hem recht in zijn gezicht uitlachen. Furkan kón geen ruzie maken.”

De 26-jarige Kazci werd na twee angstige dagen zoeken gevonden onder het puin in Kahramanmaraş, waar hij net een aantal dagen op vakantie was. „Hij is precies zo overleden als hij geboren is”, herinneren de broers zich. „Hij keek nog steeds als een peuter.”

‘Alleen maar mooie doelpunten’

Furkan was stil en zachtaardig – behalve op het voetbalveld waar hij menig scheidsrechter het leven zuur maakte. „En als je als verdediger tegenover hem op het veld stond had je een hele slechte zondagmiddag. Dan kwam je thuis en riep je meteen om je moeder”, zegt een van de broers. Op de Facebookpagina van SV Turkse Kracht prijkt hij een week voor zijn overlijden nog bovenaan de topscorerslijst. „Maar het waren nooit intikkers, hè. Alleen maar mooie doelpunten. Een wippertje in het strafschopgebied bijvoorbeeld en dan omhalen.”

Als de geestesvervoering over hun vroeg gestorven jeugdvriend is verdwenen, trekt er opnieuw een mismoedig soort mist over het gelaat van de jongens. Ze pakken de smartphone erbij en laten de verslaggever filmpjes uit het rampgebied zien, het ene nog gruwelijker dan het ander. „Je moet het zien om het te kunnen geloven.”

Maar wie deze week beter keek zag behalve verdriet óók een verbeten soort organisatiedrang, die maakte dat de vrouwen uit de Centrummoskee kilo’s lahmacün voor de bevingslachtoffers konden vervaardigen terwijl ze tegelijkertijd een vrijwel niet te stoppen stroom aan hulpgoederen in ontvangst namen.

Binnengekomen tientjes

In de nauwe gangen van de moskee, waar het vol staat met mensen, gaat het bijeengebrachte briefgeld van hand tot hand om in de juiste bak terecht te komen. Onder toezicht van wie maar wil kijken telt het moskeebestuur daar met een plechtig gelaat de binnengekomen tientjes. De Islamitische Stichting Nederland had vóór deze vrijdag al bijna drie miljoen euro ingezameld en verwacht daar – na collectes in heel Nederland – nog zeker een miljoen aan toe te kunnen voegen.

Tijdens het vrijdagmiddaggebed, gevolgd door een begrafenisgebed, de djanazah, houdt de imam de gemeenschap voor „de getroffenen te omhelzen en deelgenoot te worden in hun verdriet”, want „als je voorziet in de behoefte van je broeder, dan voorziet Allah in jouw behoefte”.

Bij de nazit van het gebed komt er wéér een buurtgenoot aanlopen met een heater. „Iedere keer als ik zo iemand zie aan komen lopen is het net alsof er licht binnen wandelt”, zegt de oudste van de twee rouwende broers. „Eigenlijk jammer dat er zo’n ramp voor nodig is om zo verbonden te zijn.”


Lees ook: Nederlandse Syriërs zoeken hun familie: ‘Ook de tweeling van 5 maanden is nu dakloos’