Marc van den Berg (60) kan niet meer door de duinen fietsen. Zijn moeder Marjo (83) ook niet trouwens. „In plaats daarvan drink ik bij haar thuis koffie.” Sinds een jaar of twee is de strandopgang Kattendel bij Bloemendaal niet meer per fiets bereikbaar. Oorzaak is het fenomenale succes van een ingreep die de natuur en de veiligheid langs de Noord-Hollandse zeereep moest helpen: een gat in de duinenrij waardoorheen veel zand is gewaaid. Dat heeft de duinen versterkt, maar ook grote verstuivingen veroorzaakt.
Enkele meters dik is de zandberg pal achter een van de vijf windsleuven die elf jaar geleden werden gegraven in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland om de biodiversiteit en de dynamiek van de natuur een impuls te geven. „Mooi. Maar waarom is er geen rekening gehouden met de fietsers?”, vraagt Van den Berg tijdens een fietstocht door de duinen, halt houdend bij het imposante zandpakket. „Mijn moeder fietst al zeventig jaar via dit pad naar het strand. Tot tien jaar geleden konden alle inwoners van Haarlem met de fiets naar deze strandopgang, heerlijk recreëren, zonder auto’s.”
In de eerste jaren na het graven van de kerf was het fietspad goed begaanbaar, al moest de beheerder van het natuurgebied, waterbedrijf PWN, het zand regelmatig wegvegen. Maar sinds een najaarsstorm twee jaar geleden valt daar „niet meer tegenop te vegen”, zegt een woordvoerder van de provincie Noord-Holland, eigenaar van het duingebied.
Door een geregisseerde duindoorbraak bij strandopgang Kattendel waait veel zand op de fietspaden.
Foto’s: Olivier Middendorp
Regenbroek
Maandag bood Van den Berg, als vrijwilliger van de afdeling Bloemendaal van de Fietsersbond, samen met onder meer de ANWB, en samen met zijn moeder, het Noord-Hollandse provinciebestuur een petitie aan. Die werd 6.700 keer ondertekend en is bedoeld om de politiek en beheerders te bewegen de verzande fietspaden in de Noord-Hollandse duinen open te houden en fietsers de gelegenheid te blijven bieden van de duinen te genieten. Ook de gemeente Bloemendaal dringt daar op aan.
Een wat noordelijker gelegen fietspad, aan de Blijdensteinsweg bij Schoorl, is inmiddels ook onbegaanbaar geworden. En daar komt nog iets bij: wateroverlast. Afgelopen jaar heeft het zo veel geregend dat delen van fietspaden in de duinen flink onder water staan en daarom lastig of alleen met regenbroek en laarzen begaanbaar zijn geworden.
Er wonen hier tweehonderdduizend mensen die graag naar de duinen en het strand fietsen
Marc van den Berg weet op de fiets eerst nog behendig een kudde konikpaarden te ontwijken, maar moet even later toch de fiets in de berm zetten – het water in de plas staat te hoog. Zijn moeder moet zelfs al bij een tiental centimeter water afhaken, aangezien de bedrading van haar elektrische fiets laag bij de grond hangt.
„Deze wateroverlast is een van de gevolgen van klimaatverandering”, stelt de woordvoerder van PWN. De duinbeheerder heeft afgelopen zomer tijdelijke bruggen geplaatst en die in de wintermaanden weer weggehaald. Een definitieve oplossing laat op zich wachten.
Van den Berg toont thuis in Bloemendaal een filmpje van een onlangs aangelegd fietspad op Texel dat over water voert. „Zoiets moois zou ik hier ook willen.”
De PWN-woordvoerder is terughoudend. „Je moet je afvragen of de aanleg van zo’n duur fietspad maatschappelijk verantwoord is.” Bovendien is het nog maar de vraag of je in een Europees beschermd Natura 2000-gebied zo’n bouwwerk mag plaatsen.
Zilverreiger
Hoe dan ook is de actie van de Fietsersbond een succes, stelt Van den Berg, in het dagelijks leven projectleider in de ict. Bij het in ontvangst nemen van de handtekeningen heeft gedeputeerde Jeroen Olthof (Mobiliteit, PvdA) beloofd dat er geen fietspaden zullen worden opgeheven. Ook hebben Provinciale Staten maandag de provinciale bestuurders opgedragen beheerder PWN te verzoeken de wateroverlast in het duingebied te verminderen, „zodat fiets- en wandelpaden optimaal benut kunnen worden”.
Goed nieuws voor fietsers, derhalve. De vraag is echter, vertelt Van den Berg tijdens het fietsen, of met name PWN wel voldoende oog heeft voor de belangen van recreanten. „Er wonen hier tweehonderdduizend mensen die graag naar de duinen en het strand fietsen.” Hij onderbreekt zichzelf regelmatig, om te wijzen naar een valk of een grote zilverreiger.
Tot tien jaar geleden konden alle inwoners van Haarlem met de fiets naar deze strandopgang, heerlijk recreëren, zonder auto’s
Van den Berg Hij maakt zich zorgen over het voornemen, neergeschreven in de PWN-beheernota 2025-2035 getiteld Toekomstbestendige duinen, om recreatie terug te dringen. Letterlijk staat daar: „De duinen kunnen het tekort aan recreatieruimte en de nieuwe recreatiegroei in de regio niet opvangen. Voor gezonde duinen op lange termijn zou het beter zijn als andere delen van de regio meer recreatie konden opvangen.”
De woordvoerder van PWN: „We staan voor de uitdaging om de belangen van recreatie, zeeveiligheid en natuur in balans te houden.”
Beheerder van het duin, PWN, zegt dat het ingewikkeld is om het gebied „klimaatadaptief” te maken.Foto Olivier Middendorp
Puzzel
Van den Berg heeft de provincie en PWN al een vracht aan suggesties gedaan. Brede voetpaden omvormen tot fietspaden. ‘Kluunmatten’ leggen om met de fiets aan de hand door het zand te waden. Bruggen bouwen. Of een kleine omleiding maken. „Dat zand krijg je niet meer weg”, roept Van den Berg in de straffe wind, nauwelijks te verstaan. „Dat begrijp ik. Maar dan zeg ik: jongens het is toch helemaal niet zo moeilijk om dan dat fietspad hier achter dit duintje te leggen.”
Zo simpel is het volgens de autoriteiten allemaal niet. „Het is ingewikkeld om ons gebied klimaatadaptief te maken”, zegt de woordvoerder van PWN. „We zullen een puzzel moeten leggen.” Ook de provincie waakt voor snelle oplossingen. Er loopt al een onderzoek naar alle alternatieven voor het verzande fietspad bij Schoorl. „Alle opties liggen open”, aldus de woordvoerder.
Lees ook
Massaal van het weer genieten? In de natte duinen worden mensen weggestuurd: ‘Je verwácht het gewoon niet op zo’n prachtige dag’
Geen barricade van schoolmeubilair of een verkleedfeest, maar zwaar vuurwerk en vechtpartijen: lopen examenstunts dit jaar meer uit de hand dan gebruikelijk? Op meerdere scholen verliep de viering van de laatste schooldag van middelbare scholieren die in mei eindexamen doen deze week onstuimig.
Op het Rudolf Steiner College in Rotterdam staken jongeren woensdag zwaar vuurwerk af en probeerden ze deuren in te trappen. „Agenten werden bekogeld met eieren en fruit”, zegt een politiewoordvoerder. De school was al gesloten, de politie gebruikte wapenstokken toen jongeren niet wilden vertrekken. „Dit geweld ziet er altijd heftig uit, maar werd wel nodig geacht”, zegt de politie. In Rotterdam was het donderdag ook onrustig bij het Emmauscollege. „Jongeren gooiden eieren, ook naar de politie.”
Het is het begin van afscheid nemen van je middelbare schooltijd, een vormende fase waarin jongeren sociaal veel uitproberen
In Almelo wilden zo’n tachtig tot honderd leerlingen dinsdag een onaangekondigde eindexamenstunt doen bij het Alma College. Daarbij ontstond „een grimmige sfeer”, zegt de politie Oost-Nederland. Jongeren staken zwaar vuurwerk af en pleegden vernielingen. Vier jongens en een meisje werden aangehouden.
In Almere braken woensdag, op het Oostvaarders College, vechtparijen uit bij een stunt met een confetti- en een schuimkanon. Drie jongeren werden opgepakt. In Noord-Brabant arresteerde de politie een scholier die bij een stunt mogelijk een explosief in zijn rugzak had.
Lees ook
Leerlingen examenstunt Almere geschrokken van politieoptreden: ‘Kijk, die heeft iedereen geslagen’
Trend
Of examenstunts vaker ontsporen dan voorheen, is lastig te zeggen. Cijfers ontbreken. De VO-raad, de koepelorganisatie van voortgezet onderwijs, ziet op basis van anekdotes wel een trend. „Voor corona had je soms een uitschieter, nu zien we jaarlijks tien tot twintig incidenten”, zegt een woordvoerder. Dat wijt hij onder meer aan sociale media. „Een sensationeel filmpje levert je zo tweehonderd likes op.”
„De rebellie van de jaren zeventig is weer terug”, zegt Jaques Dane van het Onderwijsmuseum in Dordrecht, die het fenomeen examenstunts onderzocht. „Het jaar na de treinkaping van De Punt [in 1977] deden scholieren in Haarlem alsof ze hun leraren gijzelden, compleet met bivakmutsen op.”
Stunts zijn volgens Dane van alle tijden. „De laatste jaren probeerden scholen ze in te dammen door te overleggen met scholieren. Nu lijkt dat ongeorganiseerde weer terug.”
Socioloog Beate Völker ziet hoe de examenstunt rituele trekjes heeft. „Het is het begin van afscheid nemen van je middelbare schooltijd, een vormende fase waarin jongeren sociaal veel uitproberen. Spelen met machtsverhoudingen hoort bij een stunt, net als jouw eindexamencohort als groep presenteren aan de rest van de school. Leraren door de mangel halen is eigenlijk reflecteren op je schooltijd.”
Ook volgens Völker kennen examenstunts een lange geschiedenis van uit de hand lopen. „Nu is het wel bijzonder heftig. Ik zie verharding.”
Bij Völker zelf ging de examenstunt er enkele decennia terug „heel braaf” aan toe. „We gingen zingend langs de lokalen en veegden de volgeschreven schoolborden leeg.”
Een van de – achteraf bezien – opmerkelijkste teksten tijdens de succesvolle luchtoorlog tegen terreurorganisatie Islamitische Staat (2014-2019) kwam van André Steur, destijds een rijzende ster binnen de luchtmacht en sinds 2023 commandant der luchtstrijdkrachten. In april 2018 tweette Steur dat zijn luchtmacht foutloos had geopereerd tegen IS. „Ruim 2000 x inzet, zonder fouten. Dat is ruim 5 jaar lang de afwas doen. Zonder 1 kopje te breken. In het donker…#Topteam”.
De werkelijkheid zag er anders uit. Bijna drie jaar eerder waren er mede door toedoen van twee Nederlandse F-16’s minstens 85 mensen omgekomen, inwoners van de Iraakse stad Hawija en vluchtelingen die daar onderdak vonden. Hoogstwaarschijnlijk had Steur weet van de (Amerikaanse) rapporten over deze omvangrijke ‘nevenschade’ terwijl het officiële doel van de bombardementen nul burgerslachtoffers was. Als hoogste militair op de afdeling operaties van de luchtstrijdkrachten (2016-2019) had Steur toegang tot de relevante, geheime stukken over Hawija. Bovendien was Steur als commandant van de vliegbasis Volkel (2014-2016) verantwoordelijk voor de nazorg voor ‘zijn’ vliegers die bij hun werk boven Irak confronterende dingen hadden meegemaakt – zoals het onbedoeld bombarderen van burgers.
Niet alleen Steurs tweet gaf een verkeerd beeld. Als een RTL-verslaggever april 2018 de Nederlandse basis in Jordanië bezoekt waarvandaan de F-16’s hun missies uitvoerden, vraagt hij aan Steur welke slachtoffers er zijn gevallen door Nederlandse bombardementen. „Allemaal IS-strijders”, antwoordt de officier temidden van brullende jachtvliegtuigen op weg naar hun doelen in Irak en Syrië.
Waarom gaf Steur een verkeerde voorstelling van zaken? Hij is er zelf nooit op teruggekomen. Als NRC om uitleg vraagt, verwijst zijn woordvoerder naar de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Sorgdrager, die de toedracht van de aanval op Hawija onderzocht. In die reactie wordt Steur echter niet genoemd. Wel schaarde het kabinet zich achter de conclusie van de commissie dat „het parlement voor en na de aanval keer op keer onvolledig en onjuist is geïnformeerd”.
Sorgdrager scherpte enkele bevindingen achteraf nog aan nadat was gebleken dat Defensie de commissie zelf ook verkeerde informatie had gegeven. Een luchtopname van de vernietiging van honderden gebouwen in Hawija zou verdwenen zijn, maar kwam na een stuk in de Volkskrant en vragen van de minister aan zijn eigen militaire apparaat alsnog boven water. De commissie toonde zich „uiterst onaangenaam getroffen” over het „achterhouden van een cruciale bron”, en eiste dat de video openbaar werd gemaakt. Dat gebeurde afgelopen woensdag.
Doofpotcultuur
De rekkelijke omgang van militairen met waarheid en werkelijkheid is een hardnekkig patroon, zoals blijkt uit de uitlatingen van Steur, het rapport-Sorgdrager en de nasleep die dat – ook deze week – kreeg. Dat is een ongemakkelijk besef voor een democratie die zich opmaakt voor een grootscheepse herbewapening tegen de Russische dreiging. Ter verklaring wordt vaak volstaan met verwijzingen naar een ‘doofpotcultuur’ waarin wel vaker een filmpje of rapport zoekraakt. Maar er valt veel meer te zeggen over de moeizame combinatie van militaire cultuur en de democratische eisen van transparantie en verantwoording.
Een oorlog wordt niet alleen gewonnen met manschappen en wapens op het slagveld, stelde de Pruisische generaal Carl von Clausewitz in 1832, maar ook in de hoofden van de strijders en het publiek. Om de strijd te winnen is soms misleiding van de vijand noodzakelijk, schreef hij in Vom Kriege, een boek dat verplichte kost is op elke militaire academie waar ook Steur werd opgeleid. Bedriegen van de tegenstander mag van Von Clausewitz, om hem op het verkeerde been te zetten. Over liegen tegen de eigen bevolking is hij minder uitgesproken. Hij beklemtoont dat informatie over de oorlog vervormd kan raken door onzekerheden – Kriegsnebel. „Een groot deel van de oorlogsberichten is tegenstrijdig, nog meer berichten zijn onjuist, verreweg de meeste zijn onderhevig aan aanzienlijke onzekerheid.”
Veel duidelijker is Von Clausewitz over het grote belang van „de morele krachten” voor de eindoverwinning. Daarbij doelde de generaal op de wil van de bevolking om ‘haar’ militairen te steunen, en de motivatie van de militairen om de strijd aan te gaan. Nieuws over eigen fouten en tegenslag op het slagveld ondermijnen die motivatie.
Luchtmachtofficier André Steur had het effect van slecht nieuws van nabij waargenomen. Als commandant van luchtbasis Volkel kreeg hij begin 2015 te maken met enorme onrust onder het thuisfront van de F-16-vliegers nadat de Jordaanse vlieger Moaz al-Kasasbeh, na te zijn neergestort in Syrië, levend verbrand werd door IS. Vrouwen, vriendinnen, vrienden en ouders van Nederlandse vliegers op de basis in Jordanië vroegen hun geliefden of hun hetzelfde kon overkomen. Zelf hadden die de verbrande piloot gekend. Steur organiseerde haastig enkele briefings waarin de geliefden stoom konden afblazen en een luisterend oor kregen.
Bureaucratische waarheden
Ook in vredestijd – achter bureaus in kantoren – kan de waarheid geweld worden aangedaan. In de klassieker How to control the Military? (1969) beschrijft de Amerikaanse econoom, diplomaat en presidentieel adviseur John Kenneth Galbraith hoe het gedrag van militairen zich ver van de werkelijkheid kan bewegen. Hij analyseert de „bureaucratische waarheden” die de Amerikaanse krijgsmacht, het Pentagon en de defensie-industrie samen produceren. Het gaat om teksten die nauwkeurig onderling worden afgestemd en in de eerste plaats de eigen belangen dienen – daarna pas die van de democratie.
Een extreem voorbeeld had zich een jaar eerder voorgedaan. In 1968 was er in de VS veel beroering door een slachtpartij van het Amerikaanse leger in het Vietnamese My Lai. Het leger schoot daar honderden ongewapende Vietnamese burgers dood en verkrachtte tientallen vrouwen, zo onthulde onderzoeksjournalist Seymour Hersh. Het legercommuniqué dat hierover in de VS werd verspreid, luidde: „Op 16 maart 1968 vielen Amerikaanse troepen een sterk bewaakt Vietcong-bolwerk in My Lai aan. In de daaropvolgende vuurgevechten werden 128 vijandelijke strijders gedood, terwijl slechts enkele Amerikaanse soldaten gewond raakten.”
De drie-eenheid van krijgsmacht, Pentagon en wapenindustrie – in 1961 door president Dwight Eisenhower aangeduid als het ‘militair-industrieel complex’ – vormt een formidabele macht waartegen het parlement slecht is opgewassen, schreef Galbraith. Met name rechtse houwdegens binnen het Congres legden de militairen geen strobreed in de weg, vond hij. „Die vinden dat het publiek zich niet met de krijgsmacht moet bemoeien en alleen voor meer geld moet zorgen.”
Nieuws over eigen fouten en tegenslag op het slagveld ondermijnen die motivatie van de militair
Militairen zijn geen pathologische leugenaars, schreef hij. Integendeel: „Het gaat juist vaak om eerlijke burgers wier publiek en particulier gedrag zonder meer door de beugel kan.” Het doel voor diezelfde democratie hoeft daarom „niet te zijn om van militairen rechtschapen en eerlijke mensen te maken. Het doel moet zijn om hen goed te controleren”.
Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, schrijft Galbraith. Militairen hebben een grote kennisvoorsprong op hun controleurs, en beschikken ook nog eens over krachtige pretenties. Immers: zij weten wat het kwaad is en hoe de ‘ultieme strijd’ daartegen gewonnen kan worden.
Een Amerikaanse speelfilm uit 1992 illustreert die houding en pretentie. In A Few Good Men uit 1992 moet kolonel Nathan Jessup (gespeeld door Jack Nicholson) zich voor een militaire rechtbank verantwoorden voor een dodelijk incident binnen zijn militaire eenheid. Als een advocaat hem zwaar op de huid zit (een rol van Tom Cruise), bijt Jessup hem toe: „Jij kan de waarheid helemaal niet aan. Mijn bestaan redt levens, hoe grotesk en onbegrijpelijk dat voor jou ook mag klinken. Jij wilt die waarheid niet horen, maar diep van binnen wil jij mij [als beschermer] op de muur. Jij hebt mij op die muur nodig.”
Elkaar dekken
Zo expliciet als kolonel Jessup zijn vermeende militaire superioriteit tentoon spreidt, gebeurt het in Nederland zelden. Wel zijn er voorbeelden waarin militairen elkaar dekken en kritische controle door de Kamer ontbreekt. In mei 2020 had de Tweede Kamer twee topofficieren gevraagd uit te leggen waarom de aanval op een autobommenfabriek in Hawija zulke bloedige gevolgen voor omwonenden had kunnen hebben. In plaats daarvan gaven luitenant-generaal Onno Eichelsheim, commandant der strijdkrachten, en kolonel-vlieger Peter Tankink een gedetailleerde uitleg waaruit moest blijken hoe zorgvuldig de procedures waren en hoe secuur de betrokken militairen die hadden toegepast. Naar later bleek, bevatte hun uitleg foute informatie, zowel over de procedure voor de voorbereidingen van de aanval als over het toezicht daarop.
In beleefde bewoordingen („anders dan op grond van het namens Defensie … verklaarde zou kunnen worden opgemaakt”) corrigeerde de Haagse rechter later de informatie van kolonel Tankink. Zelfs de landsadvocaat die de belangen van de Staat behartigt in een civiele procedure van nabestaanden uit Hawija, voelde zich genoodzaakt een mededeling van Defensie te rectificeren. De landsadvocaat weersprak „de suggestie” over hoe het toezicht op de uitvoering van bombardementen was geregeld.
Slip of the tongue
Technische briefings aan het parlement tonen hoe moeilijk het is om de krijgsmacht goed te controleren. Het rapport-Sorgdrager noemt daarvan een voorbeeld. In september 2014, aan het begin van de luchtoorlog tegen IS, vroeg PvdA-Kamerlid Roelof van Laar als enige aan toenmalig commandant der strijdkrachten (CdS) Tom Middendorp naar de kans op burgerslachtoffers. Middendorp zei daarop dat die kans nihil was. De „zorgvuldige” voorbereidingen, aldus Middendorp, „stellen ons in staat om heel gericht en precies de doelen uit te schakelen, zonder nevenschade”.
Zijn politieke superieur, minister Hennis Plasschaert (VVD) herhaalde deze onjuistheid korte tijd na de aanval op Hawija in het parlement, dit tot ongeloof van een medewerker. „Ik kan me niet voorstellen”, vertelde die later aan de commissie-Sorgdrager, „dat het a slip of the tongue [van Hennis] was. Ik had haar vier dagen eerder verteld over vierhonderd vernietigde gebouwen en dat de kans op burgerslachtoffers [in Hawija] ongetwijfeld daar was.” Op haar beurt reageert Hennis met ongeloof als de commissie haar haar eigen citaten uit 2015 voorlegt: „Ik heb dingen gezegd, waarvan ik nu denk: hoe heb ik die kunnen zeggen? Maar ik heb het wel gezegd.”
Toen de commissie-Sorgdrager oud-CdS Middendorp op zijn onjuiste informatie aansprak, kon hij zich de uitspraak over de afwezigheid van nevenschade niet herinneren. Sterker, hij dacht juist op de risico’s voor burgers te hebben gewezen. Roelof van Laar herinnert zich juist heel goed welke vraag hij in de briefing had gesteld, blijkt als NRC hem belt. Maar hij kon weinig met het antwoord, zegt Van Laar. „Als Kamerlid vaar je op de expertise van anderen”, zegt hij. „Je kunt weinig kritisch tegenwicht bieden als er maar één gezaghebbende bron is. We gingen ervan uit dat we goed geïnformeerd werden.”
Rechtse meerderheid
Sinds de komst van een stevige, rechtse meerderheid na de verkiezingen van november 2023, krijgt de krijgsmacht juist meer ruimte van het parlement. Ondanks de herbewapening zag de rechtse coalitie tot nu toe geen noodzaak om de defensiecommissie vaak bijeen te laten komen, blijkt uit cijfers die NRC bij de Tweede Kamer opvroeg. Het aantal vergaderingen van de commissie was zelfs lager (10) dan in een vergelijkbare periode in 2022-2023 (15), en slechts iets hoger dan in de periode (2023-2024) dat het kabinet-Rutte IV demissionair was (7). Na de ongemakkelijke periode rond ‘Hawija’ blazen politici als vanouds de loftrompet over de krijgsmacht. Een te begripvolle houding van het parlement is precies waarvoor Galbraith in 1969 waarschuwde: dan wordt het voor militairen te gemakkelijk hun eigen versie te geven van waarheid en werkelijkheid.
In maart 2024 vroeg een Tweede Kamerlid voor de BoerBurgerBeweging in een overleg begrip voor militairen „die er een keertje naast kunnen zitten”, bij voorbereidingen van luchtaanvallen die onbedoeld tot burgerdoden leiden. Het was gedecoreerd oud-militair Gijs Tuinman, nu staatssecretaris van Defensie. Nederland moest trots zijn op zijn militairen, betoogde Tuinman. Immers: „De Nederlandse krijgsmacht loopt in de wereld voorop op het gebied van moreel en ethisch leiderschap. (..) Het is top of the bill.”
Alle bankjes op het pleintje tussen het Flevoziekenhuis en de Hogeschool Windesheim zijn bezet. Op een derde ervan zitten mensen met een puntzak friet in hun hand. De patat komt uit de zwarte aanhanger ernaast: de Vrolijke Frietkraam van Jacqueline Keijser. „Ze is een icoon in Almere. Bijna iedereen vindt het de beste friet van de stad”, zegt Eileen Walet vanaf een van de bankjes. Toen ze zelf na de geboorte van haar dochter Lily een paar weken in het ziekenhuis lag, sloeg ze het ziekenhuisvoedsel liever over. „Eigenlijk haalden we te vaak een frietje bij Jacqueline”, vertelt ze lachend.
Dat kan straks niet meer. Gemeente Almere wil gefrituurd eten verbieden binnen honderd meter van (hoge)scholen en het ziekenhuis. Aanleiding is het hoge percentage overgewicht in de stad: volgens het volksgezondheidsinstituut RIVM is meer dan de helft van de Almeerders te zwaar. Alle zeven coalitiepartijen vonden bij het opstellen van het coalitieakkoord vorig jaar dat daar iets aan moest gebeuren.
Zes kramen
Wethouder Maaike Veeningen (D66) werkte het akkoord uit tot een voorstel. Omdat de term ‘ongezond eten’ juridisch lastig te definiëren is, koos ze voor een afgebakende categorie: gefrituurde producten. En omdat vaste winkels en horecazaken lastig te verplaatsen zijn, beperkt het voorstel zich tot standplaatshouders. Het gevolg is dat er in de hele stad maar zes kramen worden aangesproken. „Het is een keuze tussen iets doen, of helemaal niets doen”, zegt de wethouder over de insteek.
Andere gemeenten proberen ook hun voedselomgeving gezonder te maken. Amsterdam beperkt de vestiging van nieuwe fastfoodtenten in wijken waar het aanbod al groot is. Ede-Wageningen richt zich op gezonde keuzes rond het station. Maar Almere is de eerste die met haar voorstellen harde grenzen wil stellen aan welk eten waar verkocht mag worden.
In de kantine van het Flevoziekenhuis eet een kantinemedewerker twee kroketten. Op de toonbank liggen saucijzenbroodjes. Een bezoeker likt een ijsje. Net buiten de hoofdingang van het ziekenhuis zit de pizzaketen Papa John’s. Een trap omhoog leidt naar de Febo. In de toekomst blijft dat beeld hetzelfde. Alleen zonder vrolijke frietkraam.
Zo’n 150 meter van de Vrolijke Frietkraam verkoopt Benny’s Chicken gefrituurde kip. De kraam is een van de zes kramen die door het collegevoorstel weg zouden moeten: Benny’s Chicken staat waarschijnlijk te dicht bij een andere locatie van Hogeschool Windesheim. Magna Richardson praat er vanuit haar elektrische rolstoel met de verkopers. Ze komt hier dagelijks, zegt ze. „Ik ben mij ervan bewust dat ik gezonder moet eten, dus de kip laat ik meestal staan. Ik kom vooral voor een praatje.”
Verboden zone
„Ik voel me gediscrimineerd”, zegt frietbakker Jacqueline Keijser. Minder dan 100 meter opschuiven klinkt overzichtelijk, maar in de praktijk zijn er in de directe omgeving weinig geschikte standplaatsen buiten de verboden zone. Of daar überhaupt vergunningen voor worden afgegeven, en welke kraam er dan voor in aanmerking komt, is nog maar de vraag. Verder bevinden zich in de directe omgeving een drukke autoweg, een tunnel en een smalle, overdekte winkelstraat. Aan de andere kant van het ziekenhuis ligt een meer. „Ik ga liever friet bakken in een zonnig land dan dat ik hier een nieuwe standplaats ga zoeken”, voegt ze toe.
Vorige week spraken Keijser en andere kraamhouders hun onvrede uit tijdens een gemeenteraadsvergadering. Eerst kwam friet aan het woord, toen de loempia’s, ter afsluiting de churro’s. „Onze loempia’s zijn vers bereid en zitten vol groenten. Waarom juist wij?”, leest een standplaatshouder voor. Op de bühne zit een tiental oliebollenbakkers. Hun kramen vallen buiten de honderdmeterregel, maar ze komen om solidariteit te tonen. Gefrustreerde gebaren. Luid gemopper. De voorzitter moet ze tot stilte manen.
Na afloop legt oliebollenbakker Rinaldo van den Houten uit waarom ze als kraamhouders niet makkelijk een andere, niet-gefrituurde snack kunnen verkopen. „Je doet een investering van 250.000 euro om je kraam te laten bouwen. Afhankelijk van wat je maakt, heeft elke kraam zijn eigen inrichting. Voor oliebollen heb je bijvoorbeeld een oven van 60.000 euro nodig. Met dat materiaal kun je niet ineens kebab gaan grillen.”
‘Bijna de hele stad’
Ook binnen de coalitie brokkelt de steun voor het voorstel al af, ondanks het feit dat alle partijen eerder het akkoord voor een gezonder Almere hebben ondertekend. Jordy Hulzebos van Leefbaar Almere zegt dat zijn partij een motie zal indienen tegen het voorstel. „Als je een cirkel [van 100 meter] trekt rondom alle scholen, dan zie je dat het voorgestelde beleid bijna de hele stad bestrijkt”, zegt hij in de zaal.
De discussie in de gemeenteraad wordt waarschijnlijk pas in juni voortgezet. „Dit voorstel komt er niet doorheen hoor. Er zijn binnen de coalitie al veel geluiden tegen”, zegt fractieassistent Jeroen Dobber van Leefbaar Almere later bij de koffieautomaat tegen Keijser. Niet alleen bij zijn partij, maar ook bij D66, PvdA en CDA. En mocht het van binnenuit niet lukken, dan voorziet Dobber al een paar uitwijkroutes: „Misschien kunnen we oliebollen en friet wel tot cultureel erfgoed verheffen. In België hebben ze dat ook gedaan met frites.”