‘Kwestie-Lammers’: ongepaste relaties hebben een lange literaire traditie

Analyse

literatuur en taboes Seks en literatuur zijn een ingewikkelde combinatie, al helemaal wanneer er minderjarigen in het literaire spel zijn. Zijn er grenzen?

Het schilderij Thérèse rêvant (1908-2001) van Balthus in een museum in Madrid.
Het schilderij Thérèse rêvant (1908-2001) van Balthus in een museum in Madrid.

Foto Quim Llenas/Getty Images

‘Oh, jongen, jij smaakt goed.’ Ze likte aan haar lippen en trok hem naar zich toe, maar nu omarmde hij haar ook. Het was een soort vrij worstelen; ze breiden elkaar tot een losglippend knoopwerk.” Met deze passage in zijn historische roman Pax over een kunstenaar en zijn jonge model ‘won’ de schrijver John Harvey in 2019 de Bad Sex Award, een prijs van het Britse tijdschrift Literary Review voor de slechtst geschreven sekspassage. Het was de laatste keer dat de prijs werd uitgereikt, er was immers al genoeg ellende in de wereld oordeelde de jury een jaar later.

Seks en literatuur: ze vormen een ingewikkelde combinatie. En God natuurlijk, wanneer die erbij komt kijken wordt het er niet simpeler op. Vaak genoeg hebben ze geleid tot verbod of bedreiging, zoals schrijver Pim Lammers deze week overkwam naar aanleiding van zijn verhaal ‘Trainer’. Vaak begrijpt niemand achteraf wat precies het probleem was geweest. Andersom kan ook, en snappen we niet dat iets in het verleden nog wel kon. Bij het naakte kind van Amor Vincit Omnia van Caravaggio (1571 – 1610) halen nu meer mensen hun wenkbrauwen op dan voorheen. Het is dat de Amor vleugels op de rug heeft, waardoor hij minder vragen oproept dan de tienermeisjes met opgetrokken knie in het werk van de Frans-Poolse kunstenaar Balthus (1908 – 2001). Uitgeverij Penguin gebruikte een werk van Balthus voor het coverbeeld van de Classics-editie van Lolita: de beroemde roman van Vladimir Nabokov die is verteld vanuit het perspectief van pedofiel Humbert Humbert.

Het is de vraag of Penguin dat nu nog zou doen. Waar Lolita als onbetwist meesterwerk wordt gezien, is Balthus besmet geraakt. Enkele jaren geleden bijvoorbeeld kondigde het Folkwang Museum in het Duitse Essen aan een Balthus-tentoonstelling niet door te laten gaan vanwege foto’s die hij had gemaakt. Die keuze van het Duitse museum leidde daarna weer tot de vraag of het Metropolitan Museum (MET) in New York het schilderij Thérèse Dreaming van Balthus van de muur moest halen. Het is een vergelijkbaar werk als het Nabokov-covermeisje. Ook hier ging het om een zittend meisje waarvan je de slip zag omdat ze haar knie had opgetrokken, maar opvallend genoeg was hier haar hoofd afgewend.

Een petitie in 2017 stelde dat de Met met het tentoongestelde werk ‘voyeurisme en de objectificatie rondom kinderen’ in de hand zou werken. Het museum weigerde het werk te verwijderen en stelde dat daardoor juist de mogelijkheid ontstond een gesprek aan te gaan en te reflecteren: ‘Momenten zoals deze bieden de mogelijkheid tot een conversatie en beeldende kunst is een van de meest betekenisvolle manieren om zowel op de toekomst als op het heden te reflecteren’. Zo werd ‘de constante evolutie van de bestaande cultuur door middel van geïnformeerde discussie en respect voor creatieve uitingen aangemoedigd.’


Lees ook: Hoe conservatieven en ‘wakkere’ influencers zij aan zij campagne voerden tegen Pim Lammers

Zuiveren van de ziel

Hoe zit het met die ‘evolutie’ in romans? Van de literaire verbeelding van de liefde voor een kind bestaan immers genoeg voorbeelden. Nabokovs Lolita is de bekendste. In 1955 wilde geen enkele Britse of Amerikaanse uitgever de roman uitgeven uit vrees voor de juridische gevolgen. De Franse uitgever die zich er wel aan waagde was het kleine, brutale Olympia Press in Parijs. Er was aanvankelijk weinig aandacht voor het verhaal van Humbert Humbert – die om zijn ziel te redden in 56 dagen tijd als een soort nagelaten bekentenis zijn verhaal op papier zet over de liefde voor een twaalfjarig meisje. Pas toen Graham Greene het boek in zijn top drie van beste romans van dat jaar plaatste, groeide de aandacht van de literaire pers. Toen ontdekte men: de roman was smerig. Een herdruk werd verboden, einde discussie. Eind jaren vijftig waagde een grote Amerikaanse uitgever zich alsnog aan het boek en de rest is geschiedenis. Lolita is een taboedoorbrekende klassieker die speelt met de sympathie van de lezer voor de hoofdpersoon, de anti-held met wie uiteindelijk wordt afgerekend.

Sinds de jaren zestig werd het steeds minder problematisch gevonden wanneer de liefde voor een kind in een roman terugkeerde. Niemand noemt Ian McEwan pervers, als hij in zijn laatste roman Lessen schrijft over de gevoelens van liefde en vernedering die de elfjarige Roland ondergaat bij zijn pianojuf die niet alleen met een liniaal les geeft, maar ook zijn gulp weet te vinden. De verontwaardiging bij lezers blijft uit omdat duidelijk is dat – net als bij Nabokov – het misbruikte kind het slachtoffer is, zelfs wanneer Roland opgewonden en verward raakt bij de gedachte aan zijn juf.

Seks en literatuur: ze vormen een ingewikkelde combinatie. En God natuurlijk, wanneer die erbij komt kijken wordt het er niet simpeler op.

Toegespitst op de recente Nederlandse literatuur: Marieke Lucas Rijneveld kreeg positieve recensies voor de roman Mijn lieve gunsteling (2020). Het boek zelf werd wel gezien als een 21ste-eeuwse variant op het Lolita-verhaal, maar dan op het boerenerf. Ook hier is duidelijk wie het slachtoffer is, maar bij Rijneveld is het vooral de lezer die op elke bladzijde weet dat er iets scheef zit in de liefde van de veearts voor de dochter van de veehouder. Door dat besef nemen lezers vermoedelijk nauwelijks aanstoot aan de roman.

In Muidhond (2015) koos ook Inge Schilperoord voor het perspectief van de pedofiel. In dit geval een veroordeelde pedofiel die na terugkeer uit de gevangenis zijn plek in de samenleving weer moet zien te vinden, met noodlottige afloop.

Het verhaal ‘Suikerfeest’ dat Anton Dautzenberg in 2009 schreef voor het blad Propria Cures werd al problematischer bevonden. De scènes zijn niet alleen zeer expliciet, ook krijgt de pedofiel die de vraag stelt ‘Zal ik stoppen?’ het antwoord ‘Nee, ik vind het lekker’, ondanks de lichamelijke weerstand die het meisje ervaart. Er is voor de man ‘geen weg terug. De locomotief is op stoom. Een cul-de-sac.’ Dautzenberg werd met rust gelaten. Hij kreeg pas problemen toen hij het enkele jaren later opnam voor de pedofielenclub Martijn. Hij was van mening dat het onbespreekbaar maken van pedofilie meer kwaad dan goed zou doen.


Lees ook: In deze anti-elitaire tijden is de verbeelding de vijand

Vanuit kinderperspectief

Seksscènes in romans gaan meestal niet over seks. Ze hebben vaak de functie een personage psychologisch te duiden. De manier waarop seks wordt beleefd, toont de gemoedstoestand of levensfase waarin een personage verkeert. Seks als handeling is vaak tamelijk voorspelbaar. Als schrijver zoek je dan een manier om de daad niet al te gewoontjes of burgerlijk op te schrijven (en wie daarbij uit de bocht vloog, mocht rekenen op een nominatie voor de Bad Sex Award).

Dat verklaart wellicht waarom literaire auteurs doorgaans met rust worden gelaten. Gerard Reve kreeg geen serieuze problemen met zijn verhalen waarin ‘stoute’ jongens figureerden, wier ‘pielemuisjes’ (zoals zijn vriend Joop Schafthuizen ze noemde) beroerd werden. Hij kreeg alleen te maken met Kamervragen en een proces wegens ‘smalende godslastering’ toen hij God in de gedaante van een ezel seks liet beleven. Misschien was Reve al te zeer een gevestigde naam om je nog erg over op te kunnen winden, bovendien werd hij gelezen als een intens ironische schrijver. Ook de boeken van de allerminst ironische Rudi van Dantzig die zijn eigen ervaringen verwerkte in de roman Voor een verloren soldaat (1986) en Kees Verheuls Een jongen met vier benen (1982) kregen een positieve ontvangst. In beide boeken ligt het perspectief bij een kind, die de seksuele ervaringen deels spannend vindt. ‘Meneer Prinsen zou blij zijn als ik kwam en me volop gezelligheid en aandacht geven’, staat er bij Verheul. En het ik-personage bij Van Dantzig merkt over zijn Canadese soldaat op vlak na de bevrijding: ‘Ik heb het gevoel dat ik zacht word en smelt zoals de chocola tussen mijn vingers: natuurlijk, zo wil ik leven, als hij er maar is om de tent te vullen met warmte en geur en voedsel.’ Wellicht lag het aan de tijdgeest dat zulke passages in de jaren tachtig zonder doodsbedreigingen konden worden gelezen. Het kan ook zijn dat lezers begrepen dat de scènes een functie hadden die je literair kan duiden.

Overschrijden van grenzen

Het is een teken van de veranderde tijdgeest dat Ted van Lieshout met zijn roman Mijn meneer (2012) wel in opspraak raakte (ondanks positieve recensies). De emoties van het jongetje Tedje vormen de rode draad in deze ongewone Bildungsroman. Ook Tedje wendt zijn blik af, als Thérèse bij Balthus, in de seksuele scènes met zijn ‘meneer’. Het overschrijden van grenzen keert meermaals terug in de roman, soms in de vorm van de muren van een legokasteel, soms als de randen van een onderbroek.

Iets vergelijkbaar gebeurt in het inmiddels veelbesproken verhaal van Pim Lammers. In ‘Trainer’ laaft een jongen zich aan de aandacht van zijn coach, en zoekt hij zelf die aantrekkingskracht op. In feite gebeurt er weinig: de rand van de broek is eigenlijk te strak, de vrijage wordt afgebroken door het fluitje van de scheidsrechter. Ook hier is de blik afgewend, zowel door de jongen als door de trainer. Ja, ‘Trainer’ gaat over de liefde tussen een trainer en een voetballertje dat niet zo goed kan voetballen, maar ook over grenzen.

Een roman met pedofiele personages hoeft niet per se over slachtofferschap te gaan. Je mag als lezer kiezen wat je doet met het onvermijdelijke ongemak dat je tijdens het lezen ervaart. Je kunt als lezer de uitdaging van de tekst aangaan, Of je kijkt weg, zoals de Thérèse van Balthus in het Metropolitan Museum of Art.

Je moet in elk geval niet doen alsof het verhaal niet bestaat. Om de Met te parafraseren: momenten als deze bieden de mogelijkheid tot een conversatie. Fictie is een van de meest betekenisvolle manieren om zowel op de toekomst als op het heden te reflecteren.

Aanvulling: Het verhaal ‘Suikerfeest’ van Anton Dautzenberg verscheen in 2009 in Propria Cures, dat is hierboven aangepast. Ook was het woord ‘pielemuis’ van Joop Schafthuizen, ook dat is hier toegevoegd.