‘Er gaat in Groningen een verhaal over ons rond. Dat we ooit zo rijk en imposant waren. Dat onze zuilen versierd waren met klassieke vrouwenbeelden. Maar tijden veranderen. Door weer en wind liet het pleisterwerk van de gezichten los. Huilende bruiden, worden we genoemd.”
Wie door het Oldambt in Oost-Groningen rijdt, ziet de enorme herenboerderijen al van verre in het uitgestrekte landschap staan. Af en toe staat er een nog in volle glorie, perfect onderhouden. Maar vaak is de schuur ingestort. Of staat alleen het voorhuis nog overeind en is de schuur gesloopt. Veel van deze boerderijen zijn in slechte staat. Het onderhoud van een Oldambtster boerderij, met een gemiddelde oppervlakte van 825 vierkante meter alleen al voor de begane grond, kost tijd en geld.
In zijn film Huilende Bruiden vertelt documentairemaker Tom Tieman het verhaal van de vergane glorie van de imposante herenboerderijen in het Oldambt alsof ze het zelf vertellen. Hij geeft de boerderijen een stem en laat ze spreken over wat ze hebben meegemaakt. „Ik ben een herenboerderij. Parel van het Oldambt. Boerenkathedraal. Graanpaleis. Maar die dagen zijn voorbij.”
Geen enkele herenboerderij is hetzelfde. De boeren staken elkaar de loef af
Voor Huilende Bruiden volgde hij de eigenaren van twee Oldambtster boerderijen, vaak gebouwd in de periode 1880 tot 1920, een tijd waarin boeren in Oost-Groningen met graan enorme rijkdom vergaarden. „Geen enkele herenboerderij is hetzelfde”, zegt Tieman. „Ze staken elkaar de loef af.”
Gaswinning
In Nieuwolda staat een van de oudste Oldambtster boerderijen, gebouwd in 1771. De bijbehorende kapschuur stamt uit 1900. In 1881 liet een rijke boer daarnaast een villa met slingertuin bouwen. De oude boerderij werd gebruikt om graan in op te slaan. Ronny en Karin Sauselé-Bakker kochten de villa in 2010 en knapten het huis op. Negen jaar lang zagen ze de oude boerderij naast hun huis steeds verder achteruitgaan. Het woonhuis aan de voorkant was al jaren verlaten. Het zat vol stof en spinnenwebben, planken van het plafond kwamen naar beneden. Het dak van de schuur stortte in.
In 2019 kochten ze het pand. Ze hebben de boerderij van 25 meter breed en 55 meter lang volledig gerenoveerd. In het voorhuis verhuren ze nu twee vakantiewoningen, in de enorme schuur bouwen ze een vergaderzaal om te kunnen verhuren. Het is een succesverhaal in het Oldambt. Ze kregen vorig jaar de Pieter van Vollenhovenprijs, voor een organisatie die een monumentaal pand heeft behouden door het een nieuwe bestemming te geven. Regelmatig leiden Ronny en Karin mensen rond die interesse hebben om zelf zo’n boerderij te kopen. Dat het ze gelukt is, komt vooral door de goede voorbereiding, denkt Karin. „Voor we de boerderij kochten, hebben we drie jaar lang alles uitgezocht en plannen gemaakt. Wat voor pand is het, wat moet er gebeuren, voor welke subsidies komen we in aanmerking? We wilden de risico’s uitsluiten voor we eigenaar werden.”
De grote herenboerderijen in Noord-Oost Groningen in de gemeente Oldambt hebben veel onderhoud nodig, maar dat kan niet iedereen opbrengen.
Foto’s Kees van de Veen
Zo goed vergaat het lang niet alle boerderijen in het Oldambt. „Mensen uit het westen van het land kopen hier een boerderij omdat die in hun ogen goedkoop is”, zegt Ronny. „Dan komt het onderhoud aan de beurt of is er iets met het dak. En dan hebben ze een groot probleem. Of ze bedenken pas als ze het hebben gekocht wat ze ermee willen doen en dan blijkt dat niet te mogen. Dat is lastig.”
In Drieborg, zo’n twintig kilometer van Nieuwolda, springt een enorme boerderij al vanaf de weg in het oog. Niet alleen door de grootte, maar ook doordat de voorkant roze is geschilderd. De kleur van wanhoop, zegt Tieman. Voor zijn documentaire volgde hij eigenaren Boelo ten Have en Annemarie Nijhoff. Ten Have is de zesde generatie die hier woont en boert. De boerderij werd in 1824 gebouwd, het pand heeft schade aan de fundering. De houten palen rotten weg, waardoor de boerderij verzakt. Deuren en ramen willen niet meer open. Dan zaagt Ten Have er maar weer een stukje af, zodat ze open kunnen. In de muren en de vloeren zitten enorme scheuren. Zo groot, dat je er doorheen kan kijken.
Volgens Ten Have wordt de schade veroorzaakt door de gaswinning in Groningen. Maar zijn boerderij valt net buiten het mijnbouwschadegebied en compensatie voor de schade kan hij daardoor niet krijgen. Uit frustratie verfden hij en zijn vrouw de voorkant twee jaar geleden roze. Sindsdien zijn er veel mensen over de vloer geweest, veel toezeggingen gemaakt, maar is er nog niets aan de fundering gedaan. Zelf doet hij niets meer aan het onderhoud totdat duidelijk is wat er gaat gebeuren. Sloop het maar en zet er iets nieuws neer, denkt hij regelmatig. Maar het is een Rijksmonument. Slopen is verboden.
Voorheen betekende het veel voor hem dat zijn familie al zo lang in de boerderij woont, vertelt Ten Have aan de keukentafel. Maar als hij nu naar de boerderij kijkt, wordt hij verdrietig. „De band is weg. Mijn verstand zegt dat dit moet blijven, maar ik ben er klaar mee. Ik hoop dat als het klaar is, het gevoel weer terugkomt.”
Je moeten weten waar je aan begint als je zo’n boerderij koopt, zegt Ten Have. „Het is prachtig om zo’n pand te kopen, maar het kost een hoop tijd, geld en energie. Een enkeling lukt het, maar veel mensen niet. Die raken gedesillusioneerd. Veel boerderijen hier zijn aan het verpauperen.”
Doorzettingsvermogen
Zonder funderingsschade en met een hoop discipline en doorzettingsvermogen is het onderhoud te doen, vindt Ten Have. „Je hebt discipline nodig om het bij te houden en doorzettingsvermogen voor als je een flinke tegenslag hebt. Je moet er bovenop zitten, alles goed in de gaten houden.”
Hier zou de overheid mee kunnen helpen, denkt Ten Have. „Niet iedereen ziet wat er moet gebeuren. Daar zou je eigenaren praktisch mee kunnen helpen. Advies geven over wat er dit jaar aan onderhoud moet gebeuren.” Dat kost al snel een paar duizend euro per jaar, zegt Ten Have. In 2018 deed Libau, de kennisorganisatie voor cultureel erfgoed in Groningen en Drenthe onderzoek naar de Oldambtster boerderijen. Een eigenaar die zo’n boerderij „sober, doelmatig en planmatig onderhoudt, zou hiervoor gemiddeld jaarlijks zo’n 10.000 tot 15.000 euro moeten reserveren”, berekende de organisatie. Sindsdien zijn deze kosten alleen maar gestegen.
De gerenoveerde boerderij en schuur van Ronny en Karin Sausele-Bakker in Nieuwolda. Toeristen kunnen hier nu overnachten.
Foto’s Kees van de Veen
Ook Ronny en Karin Sauselé-Bakker vinden dat er best wat meer hulp voor eigenaren mag komen. „Je moet ontzettend veel uitzoeken. Met de gemeente, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, subsidies. Veel mensen hebben geen idee hoe dat werkt”, zegt Karin.
Daar wil Peter Prak wat aan doen. De initiatiefnemer van Knarrenhof, hofjes voor ouderen om te wonen, is zelf geboren in het Oldambt. Hij groeide op tussen de gigantische boerderijen. Dat ze nu in verval raken, vindt hij doodzonde en tegelijkertijd begrijpelijk. „Zo’n pand is eigenlijk te groot om alleen te onderhouden”, zegt Prak.
Hij heeft de Ontwikkelingsmaatschappij voor Monumentale Massa’s opgericht, om te bemiddelen tussen de eigenaar en partijen die iets met een boerderij willen doen. Bij het Nationaal Programma Groningen (NPG), een samenwerkingsverband van het Rijk, de provincie Groningen en gemeenten, heeft hij 3 miljoen euro aangevraagd voor zijn plan. Prak denkt dat er 342 boerderijen voor in aanmerking komen. Negentien eigenaren hebben zich tot nu toe gemeld.
Ze zijn ontiegelijk groot. Je kunt er meerdere mensen in huisvesten, wat kan helpen met de woningnood van jongeren en statushouders
Prak wil de boerderijen anders inrichten. „Ik zie ze als woonverzamelgebouw. Ze zijn zo ontiegelijk groot. Inclusief de schuur heb je het over een halve hectare aan woongebied. Honderden vierkante meters. Daar kun je meerdere mensen in laten wonen. Dat kan ook helpen bij de woningnood van jongeren en statushouders.’
De boerderijen horen bij het landschap in het Oldambt, vindt Prak. „Als je in het Oldambt bent, zie je altijd ergens in de verte die grote, monumentale massa’s. Je ziet overal gigantische schuren en boerderijen. Als die er niet meer zijn, dan is het net alsof je in Flevoland bent.”