N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Platteland Turkije De meeste kleine dorpen in het aardbevingsgebied in Turkije zijn nog altijd verstoken van hulp. Inwoners graven hun familieleden zelf onder het puin vandaan en vertrouwen op God. “De Koran zegt ons niet op te geven.”
De moskee in het Turkse dorpje Sekeroba ligt in puin, maar het bidden gaat door. Naast hun ingestorte huizen lezen vijf mannen samen uit de Koran. Eén van hen leest voor, de anderen prevelen hem zachtjes na. Allemaal verloren ze familieleden in de aardbeving.
„Dit is een test van God”, zegt één van de mannen, Mehmet Keklik, die zijn vrouw en twee kinderen verloor. „In de Koran adviseert God ons om niet op te geven. De vraag in het leven is juist: kun je het dragen? Of niet? Blijf je dankbaar voor het leven of vervloek je het?
Keklik draagt een volle baard en een grijs mutsje. Na het gebed staat hij op en laat hij zijn ingestorte huis zien. Op de begane grond woonden de dieren, op de eerste verdieping de mensen. Door de aardbeving verschoof de eerste verdieping zeven meter opzij en stortte alles in elkaar, vertelt Keklik. Zelf werd hij uit het raam geslingerd en overleefde zo. Twee van zijn kinderen wist hij te redden. „We hebben uren staan graven met onze blote handen. Gelukkig zijn we een grote familie, alle ooms en tantes hielpen.”
Eén van zijn nog levende kinderen verkeert in kritieke toestand en ligt in een ziekenhuis in Kayseri, bijna driehonderd kilometer verderop. De ander, Muharrem (16), brak zijn been en ligt op bed in een schuur die nog overeind staat. Familieleden drinken er thee rondom een ijzeren kachel. Buiten staat een vrouw te roeren in een grote pot soep op een houtvuurtje.
Lokale grafdelver
Er zijn duizenden dorpen zoals Sekeroba in het door de aardbevingen van maandag getroffen gebied, waarbij volgens de tellingen van donderdagavond alleen al in Turkije zeker 17.134 mensen zijn omgekomen. Dit dorp ligt vlak bij het epicentrum en is buitengewoon hard geraakt. Een officieel dodental is er nog niet, de lokale grafdelver houdt het op maar liefst achthonderd doden, 10 procent van alle dorpsbewoners. Omdat de huizen laag zijn, wisten de mensen zelf hun doden te bergen.
Van de overheid hoefde Sekeroba het niet te hebben. Hoewel het dorp pal naast een snelweg ligt, lieten reddingswerkers op zich wachten. Hun prioriteit gaat naar de steden, waar graafmachines en professionele teams nodig zijn voor de zoektocht tussen het puin van ingestorte flatgebouwen. Wel kwam noodhulpdienst AFAD woensdag naar dit dorp om tenten en kleden te brengen.
En de dorpelingen hebben familieleden, vaak in heel het land. Ze wonen in steden als Istanbul en Ankara, maar keerden na de aardbeving massaal terug naar hun geboortedorp om te helpen. Zo ook Burak Yildirim, een politiek wetenschapper in Ankara, die vanuit Sekeroba dinsdagavond een noodoproep op Twitter deed aan zijn 172.000 volgers: „Honderden van onze mensen wachten onder het puin op hulp”, tweette hij, „maar 44 uur na de aardbeving is er niet één reddingsteam gekomen.”
Ik wilde het hoofd van mijn broertje beschermen, maar toen viel het puin op me
Yildirim is niet de enige die zulke oproepen plaatst. Op sociale media delen mensen in Turkije massaal de adresgegevens van hun vermiste geliefden, gevolgd door een noodkreet en niet zelden een vervloeking aan het adres van de autoriteiten. Hun woede nam alleen maar verder toe toen de Turkse regering Twitter woensdag tijdelijk uit de lucht haalde – een gebruikelijk tactiek ten tijde van rampen of massale kritiek op de overheid. „Als de aardbeving niet doodt, doen jullie het!”, tweette dezelfde Yildirim, vermoedelijk met een vpn-verbinding.
Mehmet Keklik vindt de woede niet nodig. „De regering doet haar best”, zegt hij. „Het is logisch dat de steden voorrang krijgen, daar wonen meer mensen. En in sommige opzichten hebben wij het hier beter. Er zijn geen grote flats die nog kunnen instorten, we hebben water uit de bergen en voldoende brandhout. God zij gezegend!”
Waar de staat achterblijft, schieten wildvreemden spontaan te hulp. Door het dorp rijden meerdere busjes en vrachtwagens vol eten en andere hulpgoederen. Aan de bumpers hangen vlaggen met daarop de plaats van herkomst en teksten als: „We staan aan jullie zijde”.
„We zijn er voor onze medeburgers”, zegt Ismail, een man met volle snor die net is aangekomen uit Salihli, een stad in het westen van het land, negenhonderd kilometer verderop. Hij deelt dozen vol chocolademelk en koekjes uit aan zich verdringende vrouwen. Waarom hier? „Iemand die bij ons in Salihli zijn militaire dienst deed, kwam uit Sekeroba en zei dat er hulp nodig was. Dan help je.”
In sommige opzichten is het hier beter dan in de steden. Er zijn geen grote flats die nog kunnen instorten, we hebben water uit de bergen en genoeg brandhout. God zij gezegend!
Maar tegen de dood helpt niets. Op bed in de schuur van Keklik kan zijn zoon Muharrem zijn tranen niet langer bedwingen wanneer hij vertelt over zijn overleden zesjarige broertje. „Ik wilde zijn hoofdje beschermen, maar toen viel het puin op me. Ik kon niets doen, ik kon alleen maar schreeuwen.” De jongen probeert zijn tranen in te slikken. „Gelukkig kon ik ondanks mijn been wel bij de begrafenis zijn”, zegt hij dan. „God zij geprezen.”
Wit kleed
De begraafplaats van Sekeroba ligt vol verse graven. Een imam die uit een nabijgelegen dorp te hulp is komen schieten, zegt dat hijzelf alleen al meer dan honderd mensen heeft begraven. „Maar het kunnen er ook meer zijn.”
De lage middagzon breekt door de naaldbomen wanneer een zoveelste familie luid weeklagend komt aanlopen. Voorop gaat een vader die drie kinderen verloor. In zijn armen draagt hij een in wit kleed gewikkeld kinderlijkje. Hij kust het lijkje, legt het op een bankje en begint te huilen.
De dorpelingen gaan achter het bankje staan en beginnen te bidden. De imam draagt een vaste tekst voor uit de Koran, de anderen prevelen hem na. Maar juist wanneer de imam zijn profeet aanroept, breekt ook hij in tranen uit.