De potige plattelandsvrouwen komen je halen

Wie de personages wil beschrijven die Martha Heesen schiep sinds ze zes jaar geleden romans voor volwassenen ging publiceren, komt uit op zoiets als dit: ze zijn er niet meer helemaal. In Zeiseman (2018) lazen we over een oudere man die overweldigd werd door zijn herinneringen, in De lus (2020) over een oudere vrouw die met pijn in het hart langs de vaste route van een trambestuurder stond te wachten en in het twee jaar geleden verschenen Achter de slaperdijk over de ingedutte levens in een dorpsgemeenschap. Vastgelopen zijn ze, tobberig terugblikkend op roeriger tijden waarin ze nog wel leefden, tijden vóór de scheur.

In het nieuwe Grondsoorten opnieuw zo’n sluimerend oord, ditmaal ergens tussen de landerijen in het stille Drenthe, sinds jaar en dag de natte droom van menig rustzoeker. Op de openingspagina’s scharrelt er een wandelaar door het gehucht die de pas erin zet om maar zo snel mogelijk die spookachtige sfeer achter zich te laten. In dat gehucht zelf leren we daarna de archetypische Heesen-mensen kennen: een oudere vrouw die er nog maar net is komen wonen maar die nu al twijfelt of ze daarmee nu wel het goede besluit heeft genomen, een rijke man aan wie geen vrouw wil blijven plakken en die nu vooral zijn paard lastigvalt, twee kiftende zussen, een oma wier kleindochter ze op school pesten. Ze zijn zo eenzaam als de pest en vermorsen hun tijd met het beloeren van die andere thuiszitters aan de overkant van de straat. De malende hoofden maken duivels van de ander en enigerlei toenadering blijft uit.

Kastulpen

Sneu volk dus, maar door Heesen licht en vermakelijk en in korte hoofdstukken gepresenteerd. Zo ligt Iris, de vrouw die nog maar net in het dorp is komen wonen, ’s nachts in bed te woelen omdat ze bang is voor wat komen gaat. ‘Vannacht, haar eerste nacht, lag ze wakker. Ze zouden aan de deur komen, de potige plattelandsvrouwen met bossen kastulpen: welkom, Iris, welkom, wat zijn we blij dat u onze kleine gemeenschap bent komen versterken, u bent precies wat we zoeken, hier is het rooster voor het verzorgen van de ezels in het ezelkamp, ook hoefkrabben, denk erom, en het inloophuis voor tieners kan nu gelukkig weer open, drie maal in de week van drie tot zes. Hier tekenen graag. Pas om half vier sliep ze in.’ Ja, denk je al snel, kwamen ze maar voor je, die vrouwen met hun kastulpen, want waarschijnlijk belt er niemand meer aan.

Dat Heesen een ambachtsvrouw pur sang is, staat buiten kijf. Cruciale informatie over de personages (bijvoorbeeld dat iemands moeder haar kind heeft verlaten) komt achteloos in de tekst voorbij, waarmee Heesen je verplicht om de tekst messcherp te blijven lezen. Of ze beschrijft de vluchtende wandelaar als ‘een nurkse God die al tijden genoeg heeft van zijn schepping’, waardoor een schijnbaar onschuldige passage over een verveelde man opeens (ook) over het patriarchaat gaat.

Het snuiven van een paard

En van Wim, het paard van de rijke man, maakte ze een echt personage, een dier met nukken en gedachten, maar ingebed in het vertrouwde fysieke gedrag van een paard. Nooit zult u het snuiven van een paard in de wei nog zonder bijgedachten aanhoren.

En toch word je na verloop van tijd een beetje futloos van Grondsoorten. Moet er in een roman, hoe kundig die ook in elkaar steekt, niet iets meer aan de hand zijn, niet iets meer op het spel staan dan het vangen van een handvol eenzame zielen op het platteland? Dat was in elk geval de gedachte die zich in de richting van het einde aan me opdrong: dat dit boek geschreven kon worden, maar ook net zo goed niet.


Lees ook

En het liefst… een andere vader

En het liefst... een andere vader