‘Laat me alsjeblieft gaan naar mijn mama’, smeekt hij. Als Kossula wordt ontvoerd uit zijn geboortedorp, is hij negentien jaar oud. Weet hij op dat moment al dat hij een rol speelt in de geschiedenis van de trans-Atlantische slavernij? Nee, hij wil gewoon naar huis, dat knappe meisje van de markt het hof maken door haar armbanden te bewonderen.
Hannah Durkin wilde een artikel schrijven. Meer niet. Tot de Britse historicus het verhaal ontdekte van een groep Afrikanen die de gemeenschap Africa Town waren begonnen in de staat Alabama. De meesten van hen waren in 1860 meegereisd op het Amerikaanse slavenschip de Clotilda. Kossula was een van hen. Durkin wist meteen: hier zit een boek in. Want hoe kon het dat deze mensen zo sterk met elkaar verbonden bleven, vanaf hun kidnapping tot na de afschaffing van de slavernij?
De overlevenden van de Clotilda schetst de levens van de slaafgemaakten die meevoeren op het laatste slavenschip dat ooit de Verenigde Staten bereikte. Durkin hanteert een haast Forrest Gump-achtige vertelwijze, waarin de Afrikanen als filmpersonages overal in de geschiedenis opduiken. Op basis van uitputtend bronnenonderzoek en archiefwerk mengt ze historische feiten met een rits persoonlijke details.
Bijvoorbeeld over de vijftienjarige Abile, die doodsbang is om opgegeten te worden door witte mannen. Of Dinah, die tot haar dood volhield dat er slechts een dubbeltje voor haar is betaald door haar eigenaar. De personages komen echt tot leven. En dat levert een verbluffend mooi boek op.
Slavenroof
Het verhaal begint in Yorubaland (nu onderdeel van Benin, Togo en Nigeria), op een aprildag in 1860. De nietsvermoedende inwoners worden bij zonsopkomst geschaakt of vermoord door de naburige Fon-strijders. De overval duurt grofweg een half uur en is onderdeel van een Amerikaanse slavenroof die tot in de puntjes is voorbereid. Aan het hoofd van deze missie staat William Foster, die alles doet wat in zijn macht ligt om de handel – die al sinds 1808 illegaal is – te hervatten.
De nieuwe gevangenen bereiden zich in slavenbarakken voor op een zes weken durende reis. Maar eerst moeten ze lopen, dagenlang. De afgehakte hoofden van hun familieleden worden tijdens de mars meegezeuld als trofeeën. Withuidige mannen begeleiden hen vervolgens in kano’s naar het schip. De op dat moment twaalfjarige Redoshi zal later terugblikken: ‘Ik weet niet wat ze zeiden, maar het beloofde niet veel goeds.’
Ze krijgt gelijk.
Het leed aan boord wordt met precisie opgetekend, op basis van mondelinge vertellingen. ‘O Heer! Ik was zo bang op zee!’ Gevoelens van verwarring en vernedering overheersen bij de Afrikanen, die naakt beneden worden gehouden. Geketend en in misselijkmakende omstandigheden, met een geur ‘erg genoeg om te doden’. Ook bovendeks, bij de ontvoerders knelt het. Ze zijn nerveus om gesnapt te worden door de Amerikaanse marine, wier taak het is om mensensmokkelaars op te sporen.
Aangekomen in de havenstad Mobile, in Alabama, worden de Clotida-Afrikanen verder op de proef gesteld wanneer ze stapsgewijs van elkaar worden gescheiden. Uitgemergeld en bevreesd worden ze een voor een verkocht aan slavenhouders. Alles in het geheim, want zij zijn het levende bewijs dat de slavenhandel nog doorettert.
Black Belt
Een deel van de gevangenen belandt in de Black Belt, een landstrook in elf zuidelijke staten waar katoen wordt geteeld omdat de plant er zo weelderig groeit. Vrouwen worden met vreemde mannen opgesloten totdat ze zwanger raken. De Clotilda-Afrikanen krijgen te maken met dagelijkse afranselingen.
Beknellend zijn de passages waarin de slaafgemaakten te maken krijgen met kleine sadistische streken. Bijvoorbeeld bij de overgang naar Amerikaanse of Britse namen. Een slimmigheid van de slavenmakers om de banden met thuis te ontwrichten, maar ook een vileine grap omdat de Yorubanen hun eigen namen niet kunnen uitspreken.
Dan: de Amerikaanse Burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij, in 1865. De jonge slaafgemaakten van de Clotilda hebben hoge verwachtingen. Maar ze worden opnieuw teleurgesteld. Want ondanks hun pas vergaarde vrijheid worden de omstandigheden er in het Amerikaanse Zuiden niet beter op. Zweepslagen worden verruild voor lynchpartijen. De droom van de Yorubanen om terug te gaan naar Afrika wordt geen werkelijkheid.
Al snel stichten ze hun eigen gemeenschappen, waaronder Africa Town en Gear’s End. De gedeelde ballingschap, maar ook het feit dat ze door andere Afro-Amerikanen worden gezien als ‘wilden’, zorgt ervoor dat de Clotilda-Afrikanen elkaar blijven opzoeken. Velen van hen blijven tot het einde van hun leven financieel afhankelijk van hun voormalige slavenhouders, omdat ze geen ander werk kunnen vinden. De groep laveert vaak tussen hoop en uitzichtloosheid.
Net als je als lezer een adempauze wil nemen, is daar een bladzijde vol vreugde. Mevrouw Bougier, ook bekend als ouwe Bulja, reist tweemaal per week per trein naar de stad Montgomery om haar Afrikaanse koopwaar te slijten. Ter afkoeling drinkt ze Coca Cola, haar lievelingsdrankje, volledig Amerikaans en door haar uitgesproken als Cocolocco, omdat ze de taal niet beheerst. De bejaarde vrouw is bij velen geliefd, zozeer dat de treinconducteurs vaak haar terugreis bekostigen. Een voorbeeld waarmee Durkin toont dat een bestaan vol ontberingen ook tedere momenten bevat.
Of het moment dat de inwoners van Africa Town het geluid van een trompetterende circusolifant horen. Ile, Ile (thuis, thuis), roepen ze huilend. Die fijnzinnige vertelwijze typeert de toewijding waarmee het boek is geschreven. Durkin is meer dan waarnemer: ze polijst, begeleidt en portretteert, zonder dat ze met die warmbloedige blik haar rol als historica verloochent. Het boek krijgt hierdoor een kloppende pols.
Mooi is ook de passage waarin de Clotida-Afrikanen voor het eerst gaan stemmen. Net vrij, het is 1867, en daarmee wat onwennig, begeven zij zich als kiesgerechtigden naar de stembus, waar ze keer op keer worden weggestuurd. Een voormalig slavenhouder probeert de stemming zelfs te doorkruisen. ‘Laat die Afrikanen niet stemmen. Ze zijn niet van dit land,’ briest hij. Maar de Afrikanen stellen zich manhaftig op. En het lukt. Voor een dag wegen ze mee in de Amerikaanse democratie.
Burgerrechtenbeweging
Het laatste deel van het boek spitst zich toe op de eerdere geschreven teksten over de Clotilda. Durkin destilleert haar werk uit interviews en verhandelingen van journalisten die haar voorgingen, maar rekent evengoed af met misconcepties. Soms zo ijverig dat ze erin doorslaat. Want kun je daadwerkelijk zeggen dat de Yorubanen onderdeel waren van de burgerrechtenbeweging? Niet echt. De laatste overlevende van de Clotilda stierf in 1940.
Dat haakje naar het prille verleden is ook niet nodig. Het verhaal is al zoveel meer dan het zoveelste boek over de slavernij.
Lees ook
De hel van het leven op een slavenschip