Geld of goederen? De hulp voor het rampgebied komt in verschillende vormen

Hulpacties Er gaan vrachtwagens vol goederen naar het rampgebied in Turkije. Sommige hulporganisaties ontvangen liever geld. „Deze ramp voelt dichtbij.”

Vrijwilligers van het Turks Centrum in Den Haag maken ingezamelde hulpgoederen klaar voor transport naar het rampgebied.
Vrijwilligers van het Turks Centrum in Den Haag maken ingezamelde hulpgoederen klaar voor transport naar het rampgebied.

Foto Phil Nijhuijs/ANP

De eerste vrachtwagens met spullen zijn al vanuit Enschede en Hengelo naar Turkije vertrokken. Moskeeën werden de afgelopen dagen verzamelplekken voor honderden dozen met kleding, dekens, luiers of maandverband. Op Facebook melden zich nog dagelijks vrachtwagenchauffeurs die naar het rampgebied willen rijden. „Ik ben beschikbaar”, schrijven ze. „Ik wil helpen!”

Hulporganisaties als Stichting Vluchteling en Save the Children, die samenwerken onder de vlag van Giro555, vragen juist om een financiële bijdrage voor de hulp aan slachtoffers van de aardbeving in Turkije en Syrië. Spullen? Die willen ze nadrukkelijk niet.

„Wij ontvangen het liefst geld”, zegt Stijn Koster, noodhulpcoördinator van Save the Children. „Probeer maar eens spullen vanuit Nederland op de juiste plek in Turkije of Syrië te krijgen: dat is ingewikkeld, tijdrovend en duur.” Behalve het transport zelf, legt Koster uit, heb je veel mensen nodig die spullen sorteren, schoonmaken en uitdelen. „En vergeet niet: in Turkije kun je ook dekens en medicijnen kopen.” De gedachte is dat je zo ook de lokale economie stimuleert.

Dat wil overigens niet zeggen, voegt Koster er aan toe, dat Save the Children tegen al die initiatiefnemers zegt: doe het niet. „Maar houd wel rekening met logistieke drempels.” Wegen zijn beschadigd, zegt hij, en lopen al vol. De overheid geeft bepaalde transporten bovendien voorrang. En brandstof is op sommige plekken schaars.

De eerste periode na een ramp, zegt Koster, is er altijd een van chaos. Ook voor hulporganisaties. Samen met de Verenigde Naties en de lokale overheid maken zij daarom afspraken wie waar hulp verleent, en of die hulp bijvoorbeeld medisch is, of dat het voedsel en water betreft. „Je wil dat iedereen, overal de benodigde hulp krijgt.”

Stilettohakken en schaatsen

Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling, zag vorig jaar in Polen hoe goedbedoelde burgerinitiatieven kunnen misgaan. Ze stond aan de grens met Oekraïne, vertelt ze, in een dorp dat verdronk in de spullen. „In mum van tijd lagen daar bergen met spullen. Alles werd op een hoop gegooid.”

Wacht, roept ze door de telefoon, waarna ze een paar foto’s van loodsen vol goederen stuurt. „Kijk eens achter die ramen! Alles ligt door elkaar. Tandpasta, luiers, wc-papier. En dat niet alleen: ik zag ook stilettohakken. Een magnetron. Schaatsen. Het leek wel alsof mensen hun schuur hadden uitgeruimd. Ik overdrijf dit niet.”


Lees ook: ‘De Turkse gemeenschap is warmbloedig. Die gaat meteen aan de slag’

Ceelen voegt er snel aan toe dat het „hartverwarmend” is als mensen zich inzetten, „maar doe het niet blind”. „Die spullen zijn na twee dagen met een vrachtwagen opgehaald en vernietigd.”

Stichting Vluchteling wil alle mensen in nood het liefst „dezelfde deken” geven. „Dus niet de één een warme deken en de ander een slaapzak van matige kwaliteit. Of een tent waarvan een tentstok ontbreekt.”

Wat de huidige initiatieven onderscheidt, zegt Ceelen, is dat de Turkse gemeenschap ter plekke vaak goede contacten heeft. „Zij hebben een netwerk, zij horen aan welke spullen er behoefte is. En vervolgens kunnen ze die rechtstreeks aan hun contacten leveren. Dát is zinvol.”

Dat is precies zoals ze het bij Saaam doen, een buurtorganisatie in Amsterdam Nieuw-West. Ze verzamelen spullen volgens strikte instructies: geen zomerjurkjes, wel maandverband. Tientallen mensen helpen met sorteren. De dozen worden daarna door transportorganisaties afgeleverd. Ter plekke staan mensen klaar om ze uit te delen. „We zijn een mini-hulporganisatie”, zegt Fatimzahra Baba. Je kunt wel geld inzamelen, maar deze actie heeft ook waarde voor de wijk. „De mensen die hier nu spullen sorteren, denken ondertussen alweer na hoe ze straks ook de armoede in de buurt kunnen aanpakken. Zo’n actie verbindt. Saamhorigheid ontstaat in tijden van nood.”

Zo ziet Theo Schuyt, hoogleraar filantropie aan de VU in Amsterdam, dat ook. Wie een goed netwerk heeft, weet dat warme dekens gewenst zijn, en waar je die het beste uitdeelt.

Dat deze ramp zo veel mensen op de been brengt – ook buiten de Turkse en Syrische gemeenschap – daarvoor heeft Schuyt verschillende verklaringen. Eerst de open deur: „Iedereen weet van de ramp”, zegt hij. „Het is al dagen voorpaginanieuws. Iedere dag zijn er nieuwe beelden, van mensen die onder het puin vandaan komen. Van kinderen die worden gered.”

Dat het een natuurramp is en geen politiek conflict, verlaagt de drempel om in actie te komen. „Er is geen discussie over deze ramp. Er is geen schuldige.” Schuyt noemt ook de term „verwantschapsaltruïsme”. „De ramp treft mensen zoals wij”, zegt hij. „Het voelt dichtbij: mensen hebben er familie, vrienden, kennissen of ze zijn er wel eens op vakantie geweest.”

Collecteren op Utrecht Centraal

In Utrecht haalde een groep van zo’n dertig betrokkenen deze week geld op voor de getroffen gebieden. Wim Datema is één van de initiatiefnemers. Hij legt uit dat een substantieel deel van de leden van de groep uit Syrië komt, en dat er dankzij hun contacten geen twijfel over de collecte bestond. „Vanuit Syrië kregen we heel duidelijk te horen: geld is nu het allerbelangrijkst. Het is trouwens ook zo goed als onmogelijk om in het noorden van het land goederen af te leveren. En áls het lukt, duurt het heel erg lang.”

De groep regelde razendsnel toestemming om op station Utrecht Centraal te collecteren. Mensen konden betalen via een tikkie en kiezen tussen vier hulporganisaties: drie Syrische organisaties en Giro555. Dat ze in zes uur tijd bijna vijfduizend euro ophaalden, is waardevol zegt Datema. Maar misschien wel net zo zinnig is de actie zelf. „Ik zag mijn Syrische vrienden worstelen. Zij zitten hier, terwijl hun naasten achterbleven. Die worden nu opnieuw door ellende getroffen. Soms voelen ze zich zelfs schuldig: dat zij hier veilig zijn, terwijl anderen onder het puin liggen.”

De gesprekken en donaties helpen tegen de wanhoop, zag Datema. Hij raadt mensen aan om niet alleen te geven, maar ook te informeren hoe het Turkse en Syrische Nederlanders zelf vergaat. „Zij lopen rond met zorgen, zij voelen zich alleen. Vraag hen gewoon: wat doet de ramp met jou?”