Column | Groepsdenken

Het broeide in de stad, maar met Sint-Maarten doolden de kinderen ouderwets met lampions door hun nieuwe buurt. Ik kon er vanwege werkzaamheden niet bij zijn, maar op de filmbeelden zag ik dat de taferelen niet erg afweken van voorgaande jaren. Haar zussen hadden Frida van Roosmalen (3) een rugzak op de borst gebonden. De klep hing uitnodigend open.

Haar zus Leah van Roosmalen (7): „Het kon er gewoon ingegooid worden, dan konden we snel door.”

De oogst was dusdanig groot geweest dat ze voor het eerst pluspunten aan de verhuizing zag.

„Beter snoep, het ging sneller dan in Wormer, je hoefde het liedje soms niet af te maken, dan kon je weer door.”

Lucie van Roosmalen (9): „Er zaten geen huizen met groenten tussen. Ja, één, die vrouw dacht dat we achterlijk waren. Die gaf een banaan. Daar heb ik andere kinderen ook voor gewaarschuwd.”

Leah van Roosmalen (7): „Bananen hebben we al genoeg.”

Gisteren, twee dagen later, zat ik met de gevolgen. Ik stond er de hele dag alleen voor en Leah van Roosmalen (7) had ook nog een vriendin meegenomen. De vader was meegelopen naar ons huis. Hij zei: „Ze heeft wel haar snoepzak bij zich. Mag dat?”

„Gelukkig!”, riepen mijn dochters in koor. „Anders hadden we moeten delen.”

Ze weigerden brood of fruit te eten. In plaats daarvan zaten ze allemaal achter hun eigen berg snoep. Ze sorteerden het op soort, daarna op smaak. Ik mocht er niet doorheen praten omdat ik ze anders uit hun concentratie haalde. Ik zei dat Eva en ik het goed vonden dat ze hun snoep opaten.

„Ja, hè-hè”, zei Lucie van Roosmalen.

„Het is ons snoep!”, zei Leah van Roosmalen.

De vriendin van Leah van Roosmalen had nog nooit zoiets belachelijks gehoord, haar ouders zouden zoiets nooit durven zeggen. Als we daarna per ongeluk oogcontact maakten zag ik de angst in haar ogen, een vader die via een omweg oppert om snoep af te pakken had ze nog nooit meegemaakt.

Door een ongeluk raakte al het snoep op een grote snoephoop, wat tot grote onderlinge conflicten leidde. Ik zat erbij en keek ernaar en dacht parallellen te zien met de echte wereld. De sterkste kwam er uiteindelijk het beste uit, Frida van Roosmalen (3) bleef achter met het vieste snoep: rozijnen, bounty’s en die banaan.

Ik ging naar de debatten in de Tweede Kamer kijken, het niveau lag er nauwelijks hoger. Aan de keukentafel was ondertussen democratisch besloten om het snoep van de jongste, „ze vindt het toch niet lekker”, dan maar fijn te stampen en te mengen. Vooral de banaan prakte lekker.

„Niet huilen”, sprak Leah van Roosmalen tegen haar zusje. „Zo gaat dat in een groep.”

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.