Gaswinning onder de Waddenzee bij het Friese dorp Ternaard kan niet plaatsvinden op een veilige wijze. Dat schrijft het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) in een advies aan minister van Klimaat en Groene Groei Sophie Hermans (VVD) dat woensdag naar buiten is gebracht.
Het SodM is bezorgd over de verwachte bodemdaling door gas- en zoutwinning in combinatie met de stijging van de zeespiegel. Door de aanvoer van zand en slib kan de Waddenzee zich tot op zekere hoogte zelf herstellen. In elk scenario dat de toezichthouder heeft onderzocht, zou dat zogeheten ‘meegroeivermogen’ in gevaar komen.
De plannen van de Nederlandsche Aardolie Maatschappij (NAM) om te boren onder het wad, beroeren Friesland al jaren. Gevreesd wordt voor ‘Groningse toestanden’. Provincie en gemeenten zijn tegen, en ook de Unesco gaf al een waarschuwing. Het Staatstoezicht op de Mijnen bracht al eerder een negatief advies uit. Ook na aanpassingen van de NAM blijft de toezichthouder zich tegen de plannen kanten.
Lees ook
Kabinet moet snel knoop doorhakken over gaswinning in Waddenzee, maar coalitie is verdeeld
Of minister Hermans meegaat in het advies van het SodM is voor het einde van dit jaar bekend. De Raad van State stelde de minister de deadline om voor 1 januari 2025 duidelijkheid te verschaffen over de vergunning voor de NAM.
De Waddenzee staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Het gaat het om het grootste getijdengebied ter wereld dat dagelijks op een unieke manier droogvalt en volstroomt.
Vito Shukrula doet voor het eerst van zich spreken tijdens een interview met Willem Holleeder in het televisieprogramma Collegetour, in het najaar van 2012. Als interviewer Twan Huys de dan 23-jarige rechtenstudent Shukrula in de studio het woord geeft, aarzelt hij niet en zegt tegen Holleeder: „U bent hier met een bodyguard die eerder heeft verklaard dat u een liquidatie heeft laten plegen.”
De doorgaans verbaal vaardige Holleeder begint ongemakkelijk te draaien op zijn stoel. „Daar weet ik niks van”, sputtert hij. Maar Shukrula laat niet los. „Natuurlijk weet u dat wel: er ligt een getuigenverklaring bij de politie.”
Voor Shukrula is het een cruciaal moment, vertelt hij in de zomer van 2024 aan NRC. „Ik dacht: nu ben ik afgestudeerd. Als ik opgewassen ben tegen Holleeder, ben ik klaar voor de rechtszaal.”
Een jaar na Collegetour haalt Vito Shukrula zijn balie-examen en mag hij het vak van strafrechtadvocaat uitoefenen. Waar veel jonge juristen in de leer gaan bij een bestaand kantoor om van een ervaren strafpleiter de kneepjes van het vak te leren, begint hij in december 2014 zijn eigen praktijk: Shukrula Advocatuur.
Hij vestigt zich in Amsterdam-West, bewust tussen „de gewone mensen”, aldus Shukrula in Het Parool. „Ik pas hier, wil toegankelijk zijn. Niet dat klanten de treden van een grachtenpand moeten oplopen om bij me te komen.”
Die uitspraak, begin 2024, tekent de bevlogen advocaat die zijn afkomst niet verloochent en opkomt voor de zwakkeren in de samenleving. Het imago dat Shukrula zich aanmeet als advocaat wijkt daar weer iets vanaf: hij kleedt zich chique, rijdt een dure auto en loopt te koop met het feit dat hij een Rolex-horloge draagt. Dat doet hij, naar eigen zeggen, omdat zijn klanten dat van hem verwachten.
Tien jaar na de start van zijn eigen kantoor presenteert hij zichzelf als „een specialist in grote, complexe en uitdagende zaken”. De strafzaak Marengo, rond een serie liquidaties en ander onderwereldgeweld is zo’n zaak. In november 2024 meldt Shukrula zich bij het gerechtshof in Amsterdam als advocaat van de hoofdverdachte: Ridouan Taghi.
Volgens het Openbaar Ministerie heeft Shukrula zich aan deze zaak vertild. Na twee van zijn voorgangers, verdenkt het OM ook de advocaat uit Amsterdam-West van het lidmaatschap van de criminele organisatie van Ridouan Taghi.
Wie is de 36-jarige strafpleiter Vito Shukrula? En wat drijft hem?
Alkmaars gymnasium
Vito Shukrula wordt in januari 1989 geboren in Amsterdam. Hij is de zoon van een in Suriname geboren politieman en een Amsterdamse onderwijzeres. Hij groeit op in Alkmaar – met twee broers en één zus – in een rustige ‘witte’ wijk.
Vito, genoemd naar het karakter Vito Corleone uit het Amerikaanse maffia-epos The Godfather, is een slimme leergierige jongen die op het gymnasium terechtkomt, als enige leerling van kleur. „Wat doe jij hier, jij hoort hier niet”, zeiden oudere leerlingen tegen hem. „Ik moest vechten om bij het kluisje met mijn boeken te komen”, vertelde hij tegen NRC en Het Parool.
Hij verzweeg zijn problemen voor zijn ouders. Tot de dag dat hij thuiskwam en zijn nieuwe witte trui onder het bloed zat. Hij had gevochten. Zijn moeder klom in de pen en kreeg een éénregelig briefje terug van school: hier wordt niet gediscrimineerd. „We denken altijd dat alleen tokkies racistisch zijn”, aldus Shukrula. „Dat is niet zo, deze kinderen kwamen uit Oranjepark, een villawijk in Alkmaar.”
Shukrula komt op een ander Alkmaars VWO terecht, waar meer leerlingen van kleur naartoe gaan. Die school heeft iets meer weg van de wijk waar zijn oma woonde. „Dat was een melting pot en ik voelde me er thuis”, aldus Shukrula. Daar hosselden veel mensen wat geld bij elkaar naast hun uitkering: van illegaal cd’s branden tot wietplantjes op zolder.
In deze omgeving ziet Shukrula hoe criminaliteit soms wordt overgedragen van generatie op generatie. „Mafklapper”, hoorde hij de vader van een vriendje zeggen, „je gaat toch niet werken voor de overheid? Ben je gek of zo. Ga gewoon drugs dealen.” Maar vrienden uit die wijk respecteren hem wel in die tijd, aldus Shukrula. „Als zij een crimineel plan hadden, zeiden ze altijd: laat Vito erbuiten, hij doet VWO.”
Na zijn middelbare school vertrekt Shukrula meteen naar Amsterdam om er rechten te gaan studeren. Als hij een grote liquidatiezaak bijwoont, maakt dat op hem grote indruk. „Dit ging echt ergens om: levenslang of vrijheid. En die verbale gevechten in de rechtszaal. Dit wil ik ook, wist ik meteen.”
Driedelig pak
Als advocaat vecht hij daarna tegen vooroordelen over jongens die zich gedragen als zijn jeugdvrienden. „Dat begon al thuis toen mijn zusje een vriend van mij veroordeelde om zijn gedrag”, zegt hij in Het Parool. „Wat verwacht je van hem? Zijn vader sloeg zijn moeder en die zette hem het huis uit. Mijn zusje zat in een vriendengroep met blonde meiden die nu op de Zuidas werken, mijn leven zag er anders uit.”
Zelf worstelt hij ook met discriminatie, ook als hij al met succes zijn eigen strafrechtpraktijk runt. „De combinatie dure auto, jonge bestuurder is volgens de politie verdacht.” Rechtbankbodes vragen hem vaak wanneer zijn advocaat komt. „Daar sta je dan in je driedelig pak. Ik weet hoe het voelt als de buitenwereld je als anders ziet en dat geeft me kracht om voor mijn cliënten te gaan.”
Ik zeg altijd tegen mijn cliënten: die rechter komt uit Aerdenhout, hij weet niks van jouw wereld
Vito Shukrula snapt de straat, en weet de weg in de rechtspraak. En dat trekt een bepaalde clientèle aan. Hij noemt zichzelf „specialist in gangsterisme”. Zijn klanten worden allemaal verdacht van plofkraken, drugshandel of erger en willen allemaal Scarface of The Godfather worden. Maar ze kijken die films nooit af, aldus Shukrula. „Ze denken niet na over de gevolgen: het is ikke, ikke, ikke.”
Toch blijft hij strijden tegen vooroordelen waarmee hij en zijn klanten te maken krijgen, ook in de rechtbank. „Ik zeg altijd tegen mijn cliënten: die rechter komt uit Aerdenhout, hij weet niks van jouw wereld. Neem hem mee: vertel wat je hebt meegemaakt, leg uit hoe het zo gekomen is.”
In zijn beginjaren als advocaat merkt hij dat dat niet altijd makkelijk is, vertelt hij in het najaar van 2019 aan de Volkskrant. De rolluiken van zijn kantoor waren anderhalf jaar dicht omdat hij bedreigd werd. Een groep criminelen wilde dat een van Shukrula’s cliënten een verklaring aanpaste, maar daar wilde Shukrula niet aan meewerken.
Die dreiging houdt ruim een jaar aan en is een eerste test van zijn idealisme. Shukrula legt in de Volkskrant uit hoe hij zich ondanks die dreiging staande houdt. Hij doet alles op toevoeging, een vast uurtarief van staatswege, en neemt nooit grote bedragen aan van klanten. „Dan word je chantabel en moet je ze blijven faciliteren.”
Vito Shukrula. Foto Jeffrey Groeneweg/ANP.
Moord op Derk Wiersum
Zijn wereldbeeld krijgt in het najaar van 2019 een tik na de moord op Derk Wiersum, de advocaat van Nabil B. die als kroongetuige verklaarde tegen Taghi. Hij vertelt niet lang na de dood van zijn collega in de Volkskrant hoe hij worstelt met zijn vak: „Je moet haast wel een weeffoutje hebben om dit werk te doen.” Zijn idealisme is door zijn cliënten verpest: „Je kunt een kutjeugd niet telkens als excuus blijven gebruiken.”
Toch krijgt deze introspectie niet dezelfde aandacht als een andere uitspraak in dat interview, over zijn Rolex: „Cliënten vinden zulke dingen nou eenmaal belangrijk. You get what you ask for.” Die uitspraak stuit veel collega-advocaten tegen de borst. Je moet onafhankelijk zijn van klanten en hun manier van leven, zeggen ze. En je moet ze al helemaal niet op zo’n manier proberen te paaien.
Jaren later is Shukrula nog altijd verbolgen over de kritiek op zijn uitspraken. „Jalousie de métier”, zegt hij erover in juni van 2024 in de podcast Napleiten. „Boze blanke mannetjes, superjaloers dat een jongen die vijf jaar in de advocatuur zit, vijf pagina’s in de Volkskrant krijgt. En hoeveel mensen spreken je direct aan? Zero.”
Er is nog iets waarmee Shukrula zich onderscheidt van sommige beroepsgenoten: hij wil alles van zijn cliënten weten, vertelt hij in de Volkskrant in 2019. „Heb je die moord gepleegd, waar is het wapen, wat was het motief. Je mag fluisteren als je het niet hardop wil zeggen. Maar ik wil het weten. Je moet weten waar de pijn zit.”
Ik weet hoe het voelt als de buitenwereld je als anders ziet
Op die uitspraak komt Vito Shukrula een paar jaar later terug, als Peter R. de Vries is vermoord in de zomer van 2021. In eerste instantie zegt hij ‘nee’ als hij wordt gevraagd om iemand in die zaak bij te staan, vertelt hij in 2024 in Het Parool.„Het kwam te dicht bij. Ik bewonderde Peter.”
Sterker nog: Shukrula heeft De Vries naar eigen zeggen gewaarschuwd toen de misdaadverslaggever vertrouwenspersoon werd van Nabil B., kroongetuige in de strafzaak Marengo tegen Ridouan Taghi. „Deze gasten zijn geen Holleeder”, zei hij tegen De Vries. „Ze gaan niet met je om de tafel, ze schieten meteen.”
In de dagen daarna kreeg Shukrula buikpijn van de beslissing om de verdachte van de moord op De Vries niet bij te staan. „Ik vond dat ik wegliep. Dit zijn de rechtszaken waar het om gaat.” Maar, zo erkent hij, dit keer hoefde hij niet te weten of zijn cliënt het heeft gedaan. „Ik wil hem als mens kunnen blijven zien.”
Druk van de onderwereld
Negen maanden nadat hij dit had verteld tegen Het Parool, wordt Shukrula opnieuw getest. In het najaar van 2024 wordt benaderd met de vraag of hij Ridouan Taghi bij wil staan. Taghi is nooit formeel beschuldigd van betrokkenheid bij de moord op De Vries. Maar het OM heeft daar wel meerdere keren op gezinspeeld.
Ook nu twijfelt Shukrula, vertellen bronnen die dat uit zijn eigen mond hebben gehoord. Moet hij dit wel doen? Binnen zijn eigen familie leidt de kwestie ook tot discussie. Zijn zus, die werkt als officier van justitie, vindt dat hij deze klus moet laten lopen.
Vito Shukrula begrijpt de risico’s, zo blijkt uit een dubbelinterview met Ulysse Ellian in NRC in de zomer van 2024. Hij vraagt zich af waarom het VVD-Kamerlid zich zo openlijk uitlaat over bijvoorbeeld de omstandigheden waaronder Ridouan Taghi gevangen zou moeten zitten. „Over het noemen van zijn naam moeten we niet te spannend doen, anders geven we toe”, aldus Ellian.
Shukrula vindt dat „superprincipieel” en tegelijk „levensgevaarlijk”. Je maakt jezelf target én je familie”, aldus Shukrula. „Dit soort criminelen vergeet niet snel.”
Hij beschrijft in het gesprek met Ellian hoe moeilijk het soms is om weerstand te bieden aan de drukvan de onderwereld. Ze vragen niks, maar geven orders. Dat zijn ze gewend, aldus Shukrula. „En dan moet je sterk zijn en niet iets doen wat écht niet kan.”
Desondanks besluit Vito Shukrula in te gaan op het verzoek om Taghi te verdedigen. Hij presenteert zich in november 2024 bij het hof als de nieuwe advocaat van ’s lands meest gevreesde crimineel. Niet lang daarna stuurt inlichtingendienst AIVD een bericht aan het OM dat Shukrula de druk van Taghi niet heeft kunnen weerstaan en berichten van Taghi de zwaar beveiligde gevangenis uitsmokkelt.
Dat Taghi ontkent via Shukrula informatie te hebben doorgespeeld, maakt vooralsnog weinig indruk op de rechtbank. Die heeft de voorlopige hechtenis van Vito Shukrula afgelopen vrijdag met zestig dagen verlengd. Is de man die opstond tegen Willem Holleeder een maatje te klein gebleken voor Ridouan Taghi?
Dat moet nog blijken. De uitspraak van de rechtbank is een teken dat er een stevig dossier ligt dat nog veel onderzoek vergt. Los van wat dat oplevert, is de kans reëel dat Vito Shukrula na Inez Weski en advocatenneef Youssef Taghi de derde strafpleiter wordt wiens reputatie sneuvelt tijdens de strafzaak Marengo.
In de vergaderzaal van het Kapittel voor de Civiele Orden in Den Haag hangen de koninklijke onderscheidingen ingelijst aan de muur. Hier worden elke dinsdag aan een grote ovalen tafel de aanvragen behandeld voor die zogenoemde lintjes. Ruim 3.400 mensen worden deze vrijdag onderscheiden, en benoemd tot lid of ridder in de Orde van Oranje Nassau of de Orde van de Nederlandse Leeuw.
„Iedereen kan iedereen voordragen, de aanvragen komen uit de samenleving”, zegt Ank Bijleveld, voorzitter van het Kapittel. „Daarmee is Nederland bijzonder”, zegt generaal-majoor b.d. Henk Morsink, die als kanselier de zuiverheid en waardigheid van de Orden bewaakt. „In andere landen is het de regering die voordraagt.”
Dát willen de vier leden van het Kapittel (er is één vacature) benadrukken, na de ophef eerder deze maand. Toen weigerde minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) haar handtekening te zetten onder het Koninklijk Besluit waarmee vijf vrijwilligers die zich inzetten voor vluchtelingen een onderscheiding zouden krijgen. Het was „strijdig met haar beleid”, zei Faber.
Het zorgde voor verontwaardiging in politiek en samenleving, en onder vrijwilligers – en dat is bijna de helft van Nederland. Bij NLvoorElkaar, een website voor vrijwilligerswerk, leidde het tot een toename van 300 procent in de aanmeldingen vergeleken met maart en met april vorig jaar. De Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) zag 90 procent meer bezoekers op haar site.
Uiteindelijk tekenden premier Schoof en minister van Binnenlandse Zaken Uitermark het Koninklijk Besluit – en de vijf vrijwilligers krijgen deze vrijdag hun onderscheiding.
„Het zijn mensen die zorgen voor mensen die in de asielketen zitten”, zegt historicus Hans Goedkoop, ook lid van het Kapittel. „Ze hebben geen invloed op het beleid, op het blijven of weg moeten van vluchtelingen. Daar gaat de minister over.” Glenn Thodé, voormalig gezaghebber op Bonaire en universitair docent strafrecht: „De voordrachten waren terecht.”
Koning Willem-Alexander en koningin Máxima klussen tijdens NLdoet 2025 in Katwijk.
Foto Robin Utrecht/ANP
Politiek gemaakt
Om wie het gaat, wil het Kapittel niet zeggen. Een aantal mensen wordt dit jaar wegens inzet voor vluchtelingen benoemd tot Ridder of Lid in de Orde van Oranje Nassau. Maar vrijwel allemaal doen ze óók ander vrijwilligerswerk; iets met sport of muziek, in de kerk of het onderwijs.
Bijleveld noemt het „vervelend” hoe de benoemingen dit jaar zijn gegaan, volgens haar werden de onderscheidingen „doelbewust politiek gemaakt”, terwijl ze daarvoor „niet zijn bedoeld”. Als voorbeeld noemen de vier leden van het Kapittel dat zowel een abortusarts een lintje kan krijgen als een bevindelijk christen die tegen abortus is – als beiden zich maar „bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving”, zoals de onderscheidingsgrond luidt.
Wat de leden van het Kapittel wel willen vertellen, is hoe vrolijk ze worden van hun dinsdagse vergaderingen. Bijleveld: „Je ziet het goede van de samenleving. Hoe mensen het goede zien in ándere mensen.”
Goedkoop: „Het vertrouwen van burgers in het landsbestuur en de politiek daalt. Maar in elkaar hebben mensen vertrouwen. Nederland heeft een ongelooflijk sterk maatschappelijk middenveld. Je denkt misschien dat de maatschappij individualistischer wordt, maar wij zien een andere werkelijkheid.”
Prinses Beatrix is aan het klussen tijdens NLdoet 2025 in Utrecht.
Foto Robin Utrecht/ANP
Veranderend vrijwilligerswerk
Het aantal aanvragen voor lintjes stijgt, dat voor vrouwen en mensen met een migratieachtergrond blijft elk jaar achter. Morsink: „Het enige wat wij kunnen doen is stimuleren.” Dat doen ze door burgemeesters aan te spreken mensen aan te moedigen om iemand voor te dragen, en door in het land lezingen te houden.
Zo hoopt het Kapittel ook een ander soort vrijwilliger te kunnen decoreren. Want het vrijwilligerswerk verandert in Nederland. Nog altijd is 49 procent van alle inwoners vrijwilliger, maar Lucas Meijs, hoogleraar strategische filantropie aan de Erasmus Universiteit, signaleert dat mensen zich „korter en anders” inzetten.
Hij vergelijkt het aan de telefoon met vis. De wilde zalm is de traditionele vrijwilliger die zich langdurig en langjarig inzet, maar steeds zeldzamer wordt. De kweekvis zijn mensen die via een maatschappelijke dienstplicht, stage of werk in aanraking komen met een organisatie en soms blijven. De plankton zijn mensen die spontane acties organiseren, zoals een sponsorloop of een festival om aandacht voor een kwestie te vragen.
„In Nederland bestaan alle drie de soorten vis, maar het gaat steeds meer de kant op van kweekvis en plankton.” Dat is niet verkeerd, zegt Meijs. „Het is ook steeds zeldzamer dat mensen veertig jaar dezelfde baan hebben.” Dat er meer gepensioneerden zijn, maakt niet uit: „Ook zij hebben het drukker en zoeken naar flexibel vrijwilligerswerk.”
Meijs zegt: „Organisaties die zich dat realiseren, zorgen dat mensenflexibel inzetbaar zijn. Besturen die vasthouden aan ‘hoe het altijd ging’, hebben het moeilijk.” Hij noemt het „spannend” hoe het Kapittel met deze trend omgaat. „Het beeld is dat je een lintje krijgt na zitvlees, terwijl juist ook deze nieuwe vrijwilligers bijdragen aan de samenleving.”
Bijzondere prestaties
Het Kapittel wil recht doen aan de veranderingen in vrijwilligerswerk doen, zegt voorzitter Bijleveld. „Onbaatzuchtige inzet is heel breed.” Goedkoop zegt dat ze de verandering zien: „Het vrijwilligerswerk is meer fluïde. Iemand begint een Facebook-groep, mensen haken aan, in een paar maanden is een actie opgetuigd en daarna afgelopen. Maar zo’n actie kan wel impact hebben.”
Bijleveld: „We kijken ook steeds meer naar het verhaal van een vrijwilliger: iemand kan meerdere eenmalige acties hebben opgezet.”
„Ik mag naar de Appie.” „Ik met de metro naar het centrum.” Op een schoolplein in Schiebroek-Zuid scheppen jongens tegen elkaar op over de vrijheid die ze van hun ouders krijgen. Ook in de Archipelbuurt in Den Haag voelt de vrijheid voor vier achtstegroepers onbegrensd, al zit er bij Alexander wel een tracker in z’n rugzak. In Amersfoort-Vathorst kijken zó veel ogen mee dat moeder Daphne zich om haar dochters niet snel druk maakt. En in de klas van juf Evelien in het Zeeuwse Kwadendamme hebben vrijwel alle kinderen – op drie na – een telefoon. „Je gaat toch mee met de rest.”
Stapje voor stapje meer zelfstandigheid – dat is de essentie van opvoeden. Maar hoe begeleid je we onze kinderen naar volwassenheid in een tijd waarin ze volgens trendonderzoeken meer uren dan ooit doorbrengen achter een scherm en steeds minder buitenspelen? Hoeveel ruimte geven we onze kinderen buiten op straat? Wat doen ze? En wanneer maken we ons zorgen?
NRC volgt in 2025 drie stadswijken en een dorp die min of meer representatief zijn voor Nederland: een negentiende-eeuwse wijk in Den Haag, een vinexwijk in Amersfoort, een dorp in Zeeland en een kwetsbare buurt in Rotterdam.
In januari vroegen we inwoners naar hun verwachtingen voor het nieuwe jaar, in februari naar hun noodpakket, in maart naar de boodschappen. Ditmaal vragen we kinderen en ouders naar opvoeden. Wanneer moeten ze thuis zijn? Hoe ver mogen ze van huis? En weten hun ouders wat ze doen op hun telefoon?
Den HaagArchipelbuurt
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger: 72.400 euro
Koopwoningen: 54 procent
Gemiddelde woningwaarde: 639.000 euro
Grootste leeftijdsgroep: 45- tot 64-jarigen (30 procent)
Jongetjes zijn het, bijna jongens. Ze heten Pim en Vince en Jonas en Alexander. Ze zijn elf, of net twaalf, en ze voetballen op het speelplein achter de Openbare Basisschool Archipel in de Atjehstraat. Hooghouden, passen, dribbelen, koppen, schieten op het doel. Ze gieren van het lachen als iemand een bal mist, want die krijgt voor straf kontje knal. Kontje knal? Jonas: „Bukken met je kont naar achteren en dan mogen de anderen daarop schieten.”
Het is woensdagmiddag en de zon schijnt uitbundig. Pim en Vince en Jonas en Alexander komen om de beurt op de stoeprand zitten om te praten over de vrijheid die ze van hun ouders krijgen, de regels. Pim: „Komen we op tv?” Hij belt zijn vader, die meteen opneemt. „Papa? Er is hier een vrouw die vraagt of…”
De andere ouders nemen ook meteen op. Ze zijn aan het werk en vinden het geen probleem dat hun zoon met „de pers” praat. Foto’s? Ook geen probleem. Nee, de jongens zijn niet eerst naar huis geweest om te eten. Ze hebben een broodje gehaald bij de Albert Heijn om de hoek en straks gaan ze terug om een ijsje te kopen. „Of een snoepje”, zegt Pim.
Foto Bart Maat
Ze zijn vanochtend zelf naar school gefietst en aan het eind van de middag fietsen ze zelf terug. Dat mogen ze sinds groep zeven. „Het begín van groep zeven”, zegt Alexander. Voor het eten moeten ze thuis zijn en ja, hun ouders kunnen hen volgen op hun telefoon. Vince: „Geloof ik hoor. Ik weet het niet zeker. Ik heb er nog nooit wat van gemerkt.” Jonas: „Ze kunnen het, maar ze doen het niet. Behalve als ik kwijt ben. Maar ik ben nooit kwijt.” Alexander: „Een keer heb ik iets doms gedaan en nu zit er een tracker in mijn rugtas.” Iets doms? „De elektriciteit was uitgevallen en ik heb geen 4G en toen ging ik bij een vriend eten, maar ik kon niet appen waar ik was. Of ik was het vergeten.” Om half acht kwam hij thuis en ja, toen waren zijn ouders heel boos. „Ik snap het wel hoor. Als je een paar uur je kind kwijt bent, ben je als ouder niet blij.”
En na het eten, mogen ze dan ook buitenspelen? „In de zomer wel”, zegt Vince. „Maximaal tot negen uur à halftien, in het weekend. En nooit alleen.” Alexander: „Gisteravond waren we er allemaal, want de meisjes uit onze klas kwamen. Dat was voor het eerst, dus dat was heel bijzonder.” Jonas: „Ik woon het verst weg en m’n vrienden belden me: ga op tijd van huis, want de meisjes komen. Ik ben gelijk op mijn fiets gesprongen.” Pim: „Ze waren met z’n tienen.” En toen? „Zijn we gaan voetballen.”
Nu is er geen meisje te zien op het speelplein. Toen de school net uit was, om half een, liepen er wel meisjes door de Atjehstraat, in groepjes, begeleid door een vader of moeder. Een moeder vertelde in de deuropening van haar huis dat haar dochter niet zonder toezicht mag buitenspelen. „Ze is acht en ik heb te veel gelezen over pedofielen.” En als haar dochter twaalf is? „Dan ook niet. In elk geval nooit alleen.”
Rotterdam Schiebroek-Zuid
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger: onbekend
Koopwoningen: 20 procent
Gemiddelde woningwaarde: 276.000 euro
Grootste leeftijdsgroep: 25- tot 45-jarigen (25 procent )
Zaterdagmiddag, 23 graden. Het hek rond de Stephanusschool is dicht en toch spelen tientallen kinderen op het schoolterrein. De jongere kinderen cirkelen links van het gebouw. Ze klimmen op het dak van het schuurtje en kletsen op een vensterbank in de schaduw. Tieners hangen rechts van de school en de oudste jongens voetballen op het blauwe pleintje erachter, sommige met ontbloot bovenlijf.
In de schaduw praten de jongsten hard door elkaar, zeven jongens en een meisje in voetbaltenue. De jongens scheppen op. „Ik mag naar de Appie”. „Ik met de metro naar het centrum”. „Niet! Niet! Hij liegt!”. „Boys, boys”, zegt het meisje, ze is 10. Dan komt haar broer. „Jullie mogen hier niet zijn”, zegt hij. Journalist en fotograaf? Of zijn we soms kinderlokkers? „Houd je bek”, schreeuwt het meisje, „ik kén haar”. Ze trekt ons aan de arm mee naar haar huis. Haar vader, via Facetime, wil niet dat ze ons te woord staat. Het meisje rent boos de trap af. „Ze accepteert geen nee”, verzucht haar moeder.
Terug op het plein gaan de oudere tieners zich ermee bemoeien. Een jongen beslist: „U komt aan onze groep mevrouw. Niemand wil praten, oké? Ik zou maar weggaan als ik u was.” Van de zijkant vliegt een eerste kluit aarde onze kant op. Een bal. Een stok. Nog een stok.
Emily (8) uit Schiebroek-Zuid heeft een telefoon, haar moeder kan volgen waar zij is.Foto Hedayatullah Amid
Wie zich er niets van aantrekt: Emily van acht. In de chaos kletst ze onverstoorbaar met haar beste vriendin op het klimrek. „Ik woon in die flat daar”, zegt ze. Emily en haar vriendin voorop, de stoet, de stokken, de bal en kluiten aarde volgen. Ze belt aan, de deur opent. In de portiekhal stoot het meisje in voetbaltenue een tak van een meter lang tegen het voorhoofd van het vriendinnetje van Emily en zij moet hard huilen. De stoet doet haar na, maar harder, het gekrijs galmt door de hal.
Emily’s volwassen nicht komt naar beneden, jaagt iedereen weg en sluit de buitendeur. Ze belt de moeder van Emily, we mogen binnenkomen. Beneden klinkt nog minutenlang gebons op de deur.
Zo. In Emily’s huis is het rustig en gezellig. Lag het aan ons, alle onrust? „Dat denk ik”, zegt Emily. Maar als ze ruzie heeft met een vriendin en het daarna weer goed is, bemoeit óók iedereen zich ermee. Haar doen ze niets. Ze heeft twee oudere zussen, die van 14 woont hier.
Haar moeder is schoonmaakster op een basisschool in de buurt. Die weet altijd waar ze is. Sinds haar achtste heeft Emily een telefoon. „Mijn moeder krijgt een piepje als ik ergens binnenga of een vriendin ophaal”, zegt ze. Zegt haar moeder wel eens dat ze te veel op haar telefoon zit? „Altijd”. Ze kijkt naar The Prince Family op YouTube, of speelt Brainy prankster, dat kan ook zonder wifi.
In het weekend is ze op pad. „Buiten is het leuk”. Na het ontbijt wacht ze even en dan mag ze, „anders ga ik overgeven”. Tikkertje of verstoppertje met vriendinnen op het grasveld achter haar huis of op het schoolplein. Soms mag ze iets kopen op de Teldersweg. Eén keer ging Emily alleen naar judo, maar verder brengt haar moeder of zus haar. Naar school gaat ze met de tram, het is één halte. Als ze die mist, loopt of fietst ze naar school. Voor het donker is ze binnen. Ze heeft een sleutel, maar die gebruikt ze nooit. Er is altijd iemand thuis.
Foto Hedayatullah Amid
Amersfoort Vathorst-De Laak
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger: 52.200 euro
Koopwoningen: 64 procent
Gemiddelde woningwaarde: 491.000 euro
Grootste leeftijdsgroep: 30- tot 39-jarigen (29 procent)
Dáár, in de verte, zijn haar drie dochters aan het spelen. Zeven, vijf en drie jaar oud. Op een speeltoestel, vermoedelijk. Zo’n 150 meter verderop en Daphne Dales (34) kan ze vanaf haar woning nét niet zien.
Geeft niks, want het parkachtig grasveld waaraan ze woont is aan twee kanten omgeven door huizen en op die ene autoweg weet iedereen dat je rustig moet rijden. In Amersfoort-Vathorst, een kinderrijke wijk, vind je geen fluorescerende poppetjes langs de weg aangeschaft door verontruste bewoners, maar vaste bebording met ‘Hier leren kinderen oversteken, matig uw snelheid’.
„De wijk is erop ingericht, overal staan paaltjes”, zegt Dales, die haar jongste met de bakfiets al vroeg deze middag van de crèche heeft gehaald. In één rechte lijn, over een vrij liggend fietspad. Langs meerdere basisscholen, een kinderboerderij en een pannenkoekenhuis. „Met de auto had ik flink om moeten rijden.”
De middelste was vandaag ziek dus die bleef thuis en de oudste heeft ze zojuist opgehaald van de basisschool. Tegelijk met nog honderden andere ouders. „Eén grote mierenhoop.” Zou je deze wijk één dag met een drone bekijken, dan zie je ’s ochtends om 7 uur overal de lampjes aangaan en om 8 uur iedereen de deur uit gaan, op weg naar één van de negen scholen in het midden van de wijk en om 14 uur weer terug. Lopend, fietsend, steppend, rolschaatsend. Veel kinderen alleen, of met vriendjes. Vanaf een jaar of negen. „Dat kan hier.”
En daarna met de buurkinderen buiten spelen voor de deur in één van de vele hofjes of speeltuintjes voor de deur. „Wij hebben thuis nooit strijd om tablets”, glimlacht Dales. „Je straft ze juist door te zeggen: je mag niet naar buiten.”
De kinderen van Daphne Dales uit Amersfoort-Vathorst spelen graag buiten.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Op het grasveld voor haar woning spelen haar kinderen dikwijls schooltje. Hup, krijtbord buiten en twaalf, dertien meiden in het gelid. Zeker 25 kinderen uit de buurt kent Dales. Van naam, én de naam van hun ouders. En allemaal kennen ze ook háár kinderen. Vijfentwintig maal twee ouders à twee ogen. Dat maakt honderd ogen, die allemaal meekijken naar elkaars kinderen. Dus toen die ene keer een potloodventer bij het veldje stond, stond er gelijk een bericht op de buurtapp.
Dales is zelf opgegroeid in Laren. Ook prachtig. Maar daar spelen de kinderen vooral in elkáárs tuin en niet op openbaar terrein. „Hier in Vathorst leren ze veel van elkaar. Samenspelen, maar ook ruzie maken.” En in Hilversum, waar ze tot twee jaar geleden woonde, was het veel drukker. Verkeer, maar ook onbekende types. „Daar kon ik ze echt niet zo vrij laten.”
Vathorst mag dan officieel bij Amersfoort horen, velen zien de wijk als een wereld op zich. Een veilige, ideale wereld waar je niet uit hoeft. En ja, Dales gaat heus wel eens met de kinderen naar Amersfoort – de bios – of Amsterdam – Nemo. Maar de „keiharde buitenwereld” zoekt ze niet op. Het is juist fijn, zegt ze, dat haar kinderen hier vrij en zorgeloos kunnen opgroeien. „Die zorgen komen later, in de echte wereld, tóch wel.”
Borsele Kwadendamme
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger: 36.400 euro
Koopwoningen: 72 procent
Gemiddelde woningwaarde: 317.000 euro
Grootste leeftijdsgroep: 45- tot 65-jarigen (30 procent)
Hoeveel vrijheid krijgen de kinderen uit combinatiegroep zeven en acht van de dorpsschool in Kwadendamme? Lisa uit groep acht steekt haar vinger op. Sinds vorige week mag ze na het eten nog even buitenspelen, vertelt ze glunderend. „Tot acht uur.”
Ze is net twaalf, en de laatste van haar vriendengroep die dit privilege krijgt. Eerder mocht ze direct na school wel buitenspelen, maar moest ze om vijf uur thuis zijn. Dan aten ze met het gezin, werd er wat gelummeld en daarna was het bedtijd.
Lisa haalt haar schouders op. „Mijn ouders waren denk ik bang dat ik zou verdwalen, of dat iemand me mee zou nemen.” Op de eerste avond dat ze ’s avonds naar buiten mocht, ging ze met vriendinnen naar de speeltuin en daarna slootjespringen. „Ik viel, en nu heb ik een hele hand vol splinters.” De klas van juf Evelien lacht.
Evelien Capello (37) werkt al bijna twintig jaar in het onderwijs en ziet dagelijks hoeveel vrijheid ouders hun kinderen geven. Heel simpel, zegt ze: „Als er één mag, volgt de rest vanzelf.” Ze ziet het bij de ‘pannakooi’ voor de school, een voetbalveld met een hek eromheen. Na de lessen gaan de kinderen eerst naar huis en terwijl Capello binnen nog werk controleert verzamelen ze zich daar alweer. Ze fietsen erheen uit Kwadendamme en omliggende dorpen.
Dat begint vanaf een jaar of acht. Die leeftijd is de afgelopen decennia eigenlijk nauwelijks veranderd, constateert Capello.
Bijna alle kinderen uit de klas van docent Evelien Capello in Kwadendamme hebben een eigen telefoon én Snapchat.
Foto’s Wouter Van Vooren
In groep zeven en acht bereiden kinderen en hun ouders zich voor op een toekomst met meer zelfstandigheid. Nieuw daarin zijn de elektrische fietsen, die steeds meer meisjes uit groep acht dit voorjaar van hun ouders krijgen. Ze oefenen alvast voor de rit naar Goes, waar ze straks allemaal naar de middelbare school gaan — een halfuur verderop. De jongens gaan nog niet elektrisch; zij hebben serieuze zwarte herenfietsen ‘op de groei’ gekregen. „Dat is bij hen nu de mode.”
Bijna alle kinderen uit de klas hebben een eigen telefoon. De regels komen grofweg op hetzelfde neer: de meesten hebben een limiet van een paar uur en mogen ’s avonds na een bepaalde tijd niet meer op hun schermpje. Ouders controleren — stiekem of aangekondigd — wat er allemaal op de telefoons gebeurt.
Hoewel je volgens de officiële regels dertien moet zijn, hebben ze bijna allemaal Snapchat. Via dat platform houden ze contact met elkaar. „Soms pak ik ’s ochtends mijn telefoon erbij, en zijn alle berichten weg,” zegt een meisje uit de klas. Dan heeft haar moeder alles gelezen, waardoor de berichten verdwijnen.
Foto Wouter Van Vooren
Bas (11) uit groep 7 is een van de drie kinderen uit de combinatieklas die nog geen telefoon heeft. Na schooltijd staat zijn moeder Femke voor het hek te wachten. „Ik vraag hem: waar heb je een telefoon voor nodig? En dan weet hij het antwoord eigenlijk niet.” Ze hebben afgesproken dat hij er in groep 8 wel een krijgt. „Je gaat uiteindelijk toch mee met de rest,” zegt Femke. Tot die tijd mag hij op de iPad op Snapchat.
Lisa, die ook nog geen telefoon heeft, heeft een nieuw doel nu ze ’s avonds naar buiten mag. Ze wil graag met haar vriendinnen naar de stad, naar Goes — een halfuur fietsen — om te gaan winkelen. Wanneer denkt ze dat dat mag? „Als ik het 580 keer heb gevraagd.”