Column | Toch maar wel demonstreren deze donderdag

Er zijn altijd redenen om niet te gaan demonstreren. Een ironische variant hoorde ik vaak bij de vorige protesten tegen de hoge werkdruk in het onderwijs in 2019 en in 2021: geen tijd. Veel wetenschappers vinden demonstreren ook helemaal niet leuk. Toch is het de komende tijd weer raak: het hoger onderwijs is in rep en roer door aangekondigde draconische bezuinigingen van één miljard euro op hoger onderwijs, en invoering van langstudeerboetes voor studenten. In Berlijn vond ik het laatste zetje dat ik nodig had om aan de demonstratie van deze donderdag mee te doen.

Twee weken geleden was ik namelijk in Berlijn, wat mij betreft de meest fascinerende stad van Europa. Je wandelt en fietst door één groot littekenweefsel van de geschiedenis van de twintigste eeuw. Het is ironisch genoeg juist dankzij die geschiedenis dat er in de stad zo veel ruimte is om haar te herdenken. De Berlijnse Muur bestond namelijk niet uit één maar uit twee muren, gescheiden door een streng bewaakte ‘dodenstrook’. Op de meeste plaatsen was die zo’n tien meter breed, maar op een aantal belangrijke plekken vormde het een meer dan honderd meter breed stuk niemandsland. Na de Duitse eenwording ontstond letterlijk ruimte om de verscheurde stad te helen. Het beroemde, kolossale Holocaustmonument van meer dan 2.700 betonnen blokken staat bijvoorbeeld midden op het voormalige niemandsland van de muur, als herinnering aan de duistere kanten van de recente wereldgeschiedenis.

Een lege bibliotheek

Een nauwelijks bekend maar niet minder indrukwekkend kunstwerk staat op – of beter gezegd, ónder – de Opernplatz, na de oorlog omgedoopt tot de Bebelplatz. Op dat plein tussen de gebouwen van de Humboldt-universiteit vond in 1933 een grote boekverbranding plaats, minutieus voorbereid en geregisseerd door de succesvolle propagandamachine van de NSDAP. Als herinnering aan de boekverbrandingen heeft de Israëlische kunstenaar Micha Ullman in 1995 een lege bibliotheek laten graven onder de Bebelplatz. Door een kleine vierkante glasplaat kun je staren naar de witte boekenkasten zonder boeken, die zich meters onder je uitstrekken. Het monument is beklemmend, je voelt de leegte van onverdraagzaamheid, de armoede van eenzijdigheid.

In het nazi-Duitsland van de jaren 20 ontstond langzaam maar zeker een vijandige houding tegen ‘linkse hobby’s’ op universiteiten. Niet alleen de nationaal-socialistische politiek duwde van buitenaf, ook binnen de universiteiten werd door studenten de aanval geopend op ‘de on-Duitse geest’. De universiteit moest gezuiverd worden van democratische, Joodse, communistische, socialistische, anarchistische, liberale, pacifistische en seksuologische literatuur. Ook boeken van homoseksuele, Joodse en half-Joodse schrijvers moesten vernietigd worden, en dat culmineerde vanaf mei 1933 in de boekverbrandingen in Berlijn en vele andere Duitse steden. Werken van Hesse, Kafka, Marx, Musil, Remarque maar ook Einstein verdwenen in het vuur.

Wetenschapsvijandig

Fast forward naar 2024. In de Verenigde Staten is een president verkozen die de sloopkogel voor milieu- en klimaatbeleid al heeft opgepoetst. In ons land zit een regering met radicaal-rechts en racistisch gedachtengoed. We kunnen de sfeer daar het beste typeren als wetenschapsvijandig. Of anti-intellectueel, zoals hoogleraar ethiek Ingrid Robeyns krachtig betoogt in deze krant.

Dat anti-intellectuele zit ’m niet alleen in de aangekondigde bezuinigingen, maar ook door de neiging om op feiten en onderzoek gebaseerde adviezen in de wind te slaan. Dringende wetenschappelijke rapporten over milieu, klimaat, water en gezondheid verdwijnen diep in een lade. We horen in de coalitie al de eerste geluiden dat het met de klimaatdoelstellingen voor 2030 wel een tandje minder mag. Het miljard dat op het hoger onderwijs bezuinigd moet worden heeft ook al een bestemming: gewensdachte innovaties in de veehouderij.

Mijn bezoek aan de Bebelplatz heeft me gedwongen kleur te bekennen. Moet ik me opgelucht voelen, dat het in Nederland nog niet zo ver is dat onze regering rituele boekverbrandingen op universiteiten organiseert? Moet ik vertrouwen op de werking van neutraliserende krachten en instituties? Denken dat het met polderen, verkiezingen en een rechterlijke macht achter de hand allemaal wel goedkomt? Of moet ik juist bezorgd zijn, me realiseren waartoe regeringen in staat zijn en hoe snel radicaal gedachtengoed kan escaleren? Uit voorzorg kies ik ervoor om de voorgenomen bezuinigingen niet af te doen als simpelweg ‘lelijk’.

Ik heb ervoor gekozen om te demonstreren voor toegankelijk kritisch hoger onderwijs voor alle studenten. En om op te staan voor de toekomst van de universiteit als bron van kritische tegenspraak. Daar past geen bezuiniging, maar versterking.

Peter Kuipers Munneke is glacioloog bij de Universiteit Utrecht en weerman bij de NOS