Alle media liegen, zeggen ze. Naast de rechtbank in Amsterdam staat een groepje mannen en vrouwen die de jonge man willen steunen die wordt voorgeleid aan de rechter-commissaris. Hij zou Israëlische voetbalsupporters hebben belaagd, die eind vorige week in Nederland waren voor de wedstrijd Ajax tegen Maccabi Tel Aviv. Ze willen niet over de onrust met journalisten praten. Ze geloven niet in eerlijke berichtgeving van de Nederlandse media.
Journalisten schilderen Marokkaanse Nederlanders immers in navolging van burgemeester Femke Halsema en nationale politici af als antisemitische relschoppers. Terwijl ze het wangedrag en uitlokking van de bezoekende Israëliërs bagatelliseren, vinden ze. De mannen en vrouwen voor de rechtbank halen hun informatie onder meer van sociale media.
Even verderop in Amsterdam-West is dat een overheersend gevoel onder Marokkaanse Nederlanders. Velen willen niet praten met NRC. Soms doen ze net alsof ze de vragensteller niet zien staan. Jij bent lucht voor me, is de boodschap. „De berichtgeving wás ook erg eenzijdig”, zegt Malak Ghailan, een 19-jarige politicologiestudent uit Amsterdam Nieuw-West. „Pas na drie dagen zag je dat de media oog kregen voor de ándere kant.”
Alles draait om Gaza
Said (53), die een groothandel in textielim- en export drijft, is juist openhartig, zo lang hij zijn achternaam niet hoeft te noemen. Hij drinkt koffie op het Sierplein en verwoordt ondertussen soepel het gevoel van veel Marokkaanse Nederlanders: alle gebeurtenissen van de afgelopen week beginnen en eindigen in Gaza. Israël vecht daar een gruwelijke oorlog uit, zegt hij. Palestijnen, ook kinderen en vrouwen, lijden honger en worden gedood. Wij Marokkanen trekken die ons misschien nóg meer aan dan andere Nederlanders, zegt hij. En dan komen Israëlische mannen die mogelijk in Gaza gevochten hebben, hierheen om naar een potje voetbal te kijken. „Voel je hem? Dan weet je wat je binnenhaalt.”
De harde kern van de Maccabi-supporters misdroeg zich. Een Palestijnse vlag werd verbrand, ze riepen „Fuck de Arabieren” en andere grievende leuzen en mishandelden een taxichauffeur. Dan is het niet gek, zegt Said, „dat onze mensen het gevecht aan gingen. Sterker nog, ik vond het jammer dat ik niet in de stad was.” Hij kreeg het wel mee, zegt hij. De Marokkaanse gemeenschap is hecht. Hij verstrengelt zijn vingers in elkaar. „We appen en bellen. Iedereen komt.”
Anti-zionisme
Dat is geen antisemitisme. Het is anti-zionisme, zegt Said. En precies dat klinkt overal in Amsterdam-West. We hebben niets tegen Joden, zeggen Manar (18) en Esma (17). Ik heb twee Joodse vriendinnen, zegt Esma. „Serieus, ik heb daar geen moeite mee.” De Maccabi-aanhangers zijn anders. „Je kunt niet doen alsof die schoon en fris binnenkomen. Ze weten wat er gaande is in Palestina. En keuren dat goed.” Geweld tegen hen, is geweld tegen zionisten. Niet tegen Joden.
De goedmoedige Abdelaziz Wattasiyun, in zijn winkel vol kleurige, lange Marokkaanse jurken, gaat niet zover dat hij jongens op scooters die Israëliërs opjagen en aanvallen verdedigt. Hij legt uit dat „de grote mond” van de Maccabi-supporters de boosheid in de Marokkaanse gemeenschap deed oplaaien. De mensen hier zijn meer dan een jaar „verdrietig”, zegt hij. „7 oktober was slecht, maar de straf is véél te groot.” Zijn vrouw kan niet kijken naar beelden van de lijdende bevolking in Gaza en wil er niet over praten. Zelf kijkt hij ook zo min mogelijk, want dan voelt hij zich ziek worden. Hij praat er wel over met zijn dochter. „Die is heel boos.”
Het is vreselijk om je constant te moeten verantwoorden voor de daden van anderen
Dat Marokkaanse Nederlanders nu antisemitisme wordt verweten doet Said niets. Hij woont vanaf zijn zevende in Nederland en hij is dat gewend, zegt hij. Bang is hij niet. Manar en Esma ook niet. „Als iemand mijn hoofddoek aftrekt, dan sla ik erop”, zegt Esma strijdlustig. Manar knikt lachend. Lina (16) die langsloopt op het Sierplein met de fiets aan de hand is ook niet bang, zegt ze. Maar haar moeder wel. Die heeft tegen haar en haar jongere broertjes gezegd dat ze nu even ’s avonds niet naar buiten mogen gaan.
Taxichauffeurs
De vader van Lina is taxichauffeur. Hij was niet aan het werk op de avond dat een chauffeur werd aangevallen, zegt ze. Maar sindsdien heeft hij er wel mee te maken. Klanten vragen aan hem waar hij vandaan komt en stappen niet in als ze horen dat hij uit Marokko komt. En dat is precies Lina’s punt: de hele Marokkaans-Nederlandse gemeenschap wordt aangekeken als een kleine groep ontoelaatbaar gedrag vertoont. En daarbij komt, knikt ze, dat het geweld van de jongens op scooters op donderdagavond tegen Israëliërs niet is goed te keuren maar wel begrijpelijk is.
Op haar school, het Comenius Lyceum in Amsterdam-West, hebben ze over alles wat er is gebeurd gesproken bij maatschappijleer. Lina vindt dat goed van de docent, want veel van haar vrienden zijn boos. „Dan is het goed dat ze hun hart kunnen luchten.”
‘Acceptatieprobleem’
Premier Dick Schoof wees maandagavond na de ministerraad expliciet naar de afkomst van een deel van de mogelijke daders. Hij sprak over „een specifieke groep jongeren met een migratieachtergrond” waarmee Nederland „een integratieprobleem” zou hebben. Student Malak Ghailan vindt dat polariserend. „Nederland heeft geen integratieprobleem, maar een acceptatieprobleem”, reageert ze. „Door dit soort uitspraken voel ik me steeds minder geaccepteerd in Nederland. Ik hoor dat ook van andere moslims. Politici zetten zo groepen in de samenleving tegen elkaar op.”
Volgens Ghailan waren er al klachten van Amsterdammers nog vóór de wedstrijd van donderdag, mensen die zich niet veilig voelden door de aanwezigheid van supporters van Maccabi Tel Aviv. „Ik was toevallig donderdagavond in het centrum voor een evenement dat rond 22.00 uur eindigde. De sfeer was toen al gespannen”, zegt ze. „Ik moest met de tram naar huis, maar mijn vader haalde me halverwege op omdat ik me niet veilig voelde.” Ze benadrukt dat het frustrerend is steeds verantwoordelijk gehouden te worden voor incidenten waarmee ze niets mee te maken heeft. „Het is vreselijk om je constant te moeten verantwoorden voor de daden van anderen.”
Rahma Bavelaar (44), voorzitter van de stichting Meld Islamofobie, stelt dat moslims door de politiek en media vaak bij voorbaat verdacht worden gemaakt en als antisemitisch bestempeld wanneer zij kritisch zijn over het Israël-Gaza-conflict. „Het is al genoeg om moslim te zijn.”
Bavelaar ziet dat bij 40 procent van de meldingen die ze bij de stichting binnenkrijgen er zowel sprake is van expliciete islamofobie als anti-Palestijnse racisme. „Dan gaat het over bedreiging, verbaal en fysiek geweld tegen vrouwen met een hoofddoek. Puur en alleen omdat ze worden geassocieerd met Palestijnen.” Ook als ze niet demonstreren.
Bavelaar laat een schermafbeelding van een recente melding zien. Een vrouw van 32 schrijft dat ze eind juni in Amsterdam in de buurt van de Dam werd aangevallen door een vrouw die herhaaldelijk „Fuck Palestine, Fuck Gaza” riep. Ze zegt op dat moment geen zichtbare pro-Palestijnse spullen te dragen. Ze zou zijn uitgescholden, bespuugd, met een vuist in het gezicht geslagen en in een nekklem gelegd. De aanvaller zou hebben geprobeerd om haar hoofddoek van haar hoofd te verwijderen. „Omstanders moesten de vrouw van haar af trekken”, vertelt Bavelaar, die het slachtoffer heeft gesproken om haar verhaal te verifiëren.
In de afgelopen weken is het aantal meldingen verder gestegen, zegt Bavelaar. „De afgelopen twee tot drie weken hebben we een enorme piek gezien.” Volgens haar lijkt dat een reactie te zijn op de politieke en maatschappelijke spanningen, waarin radicaal-rechtse partijen de situatie aangrijpen om haat tegen moslims verder aan te wakkeren.
Anass Koudis, bestuurslid bij stichting Meld Islamofobie, zegt zich op dit moment net zo machteloos te voelen als in de nasleep van 9/11. „We hebben geen instituten waar we ons toe kunnen wenden. We hebben niemand die ons kan beschermen.” Hij ziet het kabinet de gebeurtenissen rondom de voetbalwedstrijd van Ajax tegen Maccabi Tel Aviv aangrijpen om moslims weg te zetten als „gewelddadig en mogelijk terroristisch”. „Een dergelijk frame baant de weg naar onderdrukking van de al gemarginaliseerde moslimgemeenschap.”