Peptalk voor links Nederland

Hij is een van die mannen die heel tegengestelde reacties oproepen. Voor Sander Schimmelpenninck geldt, net als voor bijvoorbeeld Rutger Bregman, Tim Hofman en Joris Luyendijk: je vindt hem geweldig, of je hebt een pesthekel aan hem. Wat ze ook gemeen hebben: ze hebben een mening en ze bewegen zich aan de linkerkant van het politieke spectrum.

Bij het verkondigen van zijn mening gebruikt Schimmelpenninck vaak de term ‘domrechts’. De titel van zijn nieuwe boek is een variatie daarop: De domheid regeert.

Voor wie weinig televisie kijkt en niet de Volkskrant leest: Schimmelpenninck, telg uit een grafelijk geslacht, maakte tv-programma’s voor de VPRO (over kansenongelijkheid en over sociale media) en schrijft wekelijks een column. Daarin pakt hij vooral rechtse politici hard aan.

De domheid regeert is een uitwerking van zijn columns, waarin hij graag provoceert. De titel van zijn boek is natuurlijk óók provocerend bedoeld, al wil Schimmelpenninck wel snel het misverstand uit de weg ruimen dat hij het heeft over domme mensen. Het gaat over mensen die, in zijn ogen, domme dingen doen. Zoals ‘het opzettelijk verspreiden van onzin, het etaleren van domheid om „gewoon normaal” over te komen of het debiliseren van het publieke debat met persoonlijke aanvallen en andere rookgordijnen’.

Schimmelpenninck heeft het over ‘domheid die opzettelijk of nalatig is, met als doel het publiek te misleiden en zijn vertrouwen in feiten, instituties en anderen, in alles eigenlijk, te ondermijnen’. En het zijn volgens Schimmelpenninck niet zelden ‘slimme’ mensen die ‘domme’ dingen doen.

Domrechts

Eigenlijk heeft hij het dus over kwaadaardigheid. Maar domrechts bekt beter. Waarom domrechts? Omdat, betoogt Schimmelpenninck, het vooral (radicaal-)rechtse politici zijn die regelmatig een loopje nemen met de waarheid, voor electoraal gewin. Door asielzoekers voortdurend de schuld te geven van de woningnood, terwijl maar 10 procent van de vrijgekomen sociale huurwoningen naar statushouders gaat. Of door te zeggen, zoals VVD-leider Dilan Yesilgöz deed, dat er duizenden mensen via ‘nareis op nareis’ naar Nederland komen, terwijl het er in werkelijkheid hooguit honderden zijn.

Door sociale media is het een stuk makkelijker geworden om wat Schimmelpenninck domheid noemt te verspreiden. ‘Dwaasheid of domheid was er altijd al, maar zij die daarvan onder invloed waren, bleven geïsoleerd. De gekke man aan de bar van het lokale café was slechts die gekke man aan de bar van het lokale café, maar nu weet hij alle andere gekke mannen aan alle andere bars te vinden via sociale media.’ Want de algoritmen van sociale media zijn afgestemd op engagement, bezoekers vasthouden. En dat gaat het beste met ophef en met berichten die mensen emotioneel raken. Ook als die berichten niet waar zijn.

Een vluchtige blik op X leert dat er op die analyse weinig af te dingen is. Wereldwijd zijn politici in opkomst die het met de waarheid niet zo nauw nemen, en sociale media helpen hen daarbij. Dat Donald Trump ondanks zijn leugens deze week opnieuw tot president werd verkozen is er het bewijs van. Kortom, onze democratische rechtsstaat is in gevaar, schrijft Schimmelpenninck. ‘Het is belangrijk dat het grote publiek, de media en politici onder ogen zien dat doelbewuste domheid, aangejaagd op sociale media, het cruciale element is in de huidige Nederlandse, Vlaamse en Europese opmars van radicaal-rechts.’

Makelaar in domheid

Waar ik na lezing van dit boek over bleef twijfelen was niet de analyse, die ook niet nieuw is, maar over de toon van Schimmelpenninck. Neem bijvoorbeeld het gebruik van het woord ‘domheid’ in deze passage: ‘Het gesprek zou dus ook niet moeten gaan over de vraag of domheid geaccepteerd moet worden, maar over de mate waarin we de verspreiding en versterking van domheid, via algoritmes, willen blijven toestaan. Waartoe het te veel tolereren van domheid in het publieke debat kan leiden.’

Lees die passage nu nog eens en vervang het woord ‘domheid’ door ‘desinformatie’. Er staat precies hetzelfde, maar op een minder provocerende manier. Het roept de vraag op: wie wil Schimmelpenninck eigenlijk bereiken?

Schimmelpenninck speelt graag op de man. Zo noemt hij Telegraaf-verslaggever Wierd Duk ‘een makelaar in domheid’, die ‘uitsluitend verslag doet van zijn eigen onderbuik’. Maar de lezer van De Telegraaf zal hij niet bereiken. In een interview met Eva Jinek zei Schimmelpenninck dat zijn boek ook niet is gericht op mensen die PVV stemmen (‘die lezen geen boeken, dus dat zou commercieel heel onhandig zijn’) maar op ‘het redelijke midden’. Ik vermoed dat hij met deze peptalk voor links Nederland in boekvorm toch vooral hetzelfde biedt als met zijn columns: een moment van troost en herkenning voor de mensen die het al met hem eens zijn.

En dat zou jammer zijn, want er staan zinnige dingen in het boek. Zoals de suggestie om sociale media te verplichten om veel harder op te treden tegen desinformatie. Om anonieme accounts te beperken. Om in het onderwijs meer werk te maken van ‘mediageletterdheid’.

Techbedrijven kunnen de verspreiding van desinformatie best tegengaan, denkt Schimmelpenninck, maar ze hebben er geen belang bij. Met instemming citeert hij Lee McIntyre, filosoof en onderzoeker aan Boston University: ‘Hoe vaak heb je porno gezien op Facebook of een onthoofding? Je ziet het niet, en dat komt doordat […] ze mensen hebben die dat spul eruit halen voordat wij het ooit zien. Maar dat doen ze niet met desinformatie. Waarom niet? Omdat het niet in hun belang is om dat te doen.’