De kandidaat kon het amper geloven. Hij had zich met zijn getrouwen teruggetrokken in zijn werkkamer, hing achterover in zijn stoel en stak net een pijp op. Maar in plaats van de voorspelde ruime winst, verloor de partij 21 zetels in het parlement. De verbijsterde kandidaat was CDU-kanselier Helmut Kohl. Hij won de verkiezingen in 1987, maar verloor een groot deel van de Frauenwahl. En niemand die daaraan had gedacht. Dat de vrouwen ineens anders, linkser zouden gaan stemmen. Terwijl dat proces al sinds 1972 gaande was.
In het Verenigd Koninkrijk werd er in december 1918 een grote chaos voorspeld. De vrouwen zouden voor het eerst gaan stemmen, en daarmee zouden alle emoties op hol slaan. Verslaggevers bij de stembureaus hielden hun hart vast. Andere correspondenten meenden juist dat vrouwen helemaal geen hoofd voor politiek hadden, en toch niet zouden gaan stemmen. Maar niets van dat alles: ze kwamen in „groteren getale opdagen dan de mannen, en maakten er weinig ophef over”. De „women’s vote […] is an absolutely incalculable quantity”, verzuchtte een journalist in 1918.
De stille kracht
Het lijkt erop dat we ruim een eeuw later niet veel verder zijn gekomen dan die verzuchting. De women’s vote, de Frauenwahl, de vote des femmes: het blijft in alle landen een geheim hoe de stille kracht ervan in de verkiezingen zal uitpakken.
En dat terwijl deze stem dikwijls de doorslag gaf, en het aantal vrouwen dat ging stemmen toenam en zelfs net iets hoger kwam te liggen dan dat van de mannen. In de Bondsrepubliek stemde dat grote cohort vrouwen decennialang in meerderheid conservatief. Kinder, Küche, Kirche, zo werd de stabiele positie van CDU/CSU verklaard. Maar na 1972 kantelde het beeld, de meerderheid van de vrouwen onder de 44 stemde ineens links, eerst SPD, daarna Groenen. Vrouwen ontsnapten aan het patriarchaat, kregen zelf banen, er kwamen meer eenverdieners. Gescheiden en alleenstaande vrouwen bleken eerder op links te stemmen, zoals in de jaren tachtig ook uit onderzoek in het Verenigd Koninkrijk bleek. Ook in de VS is dit beeld te zien: vrouwen stemden aanvankelijk conservatief, daarna begonnen delen van het vrouwenelectoraat de Democratische Partij te omarmen. In 1996 won Bill Clinton dankzij de vrouwen (en dat terwijl hij verloor bij de mannen). In 2012 werd Obama’s winst ook aan de women’s vote toegeschreven.
Die ontwikkeling heeft commentatoren ertoe verleid te denken dat vrouwen sinds de jaren zeventig in de welvarende, postindustriële landen van het Westen eerder zouden stemmen op partijen en kandidaten die opkomen voor vrouwenrechten. Inderdaad lijkt Obama in 2008 geprofiteerd te hebben van het feit dat bij hem toegang tot abortus en conceptie in veiliger handen leken te zijn dan bij zijn tegenkandidaat Romney.
Maar die aanname gaat ervan uit dat het geheim van de vrouwenstem makkelijk te ontsleutelen is, en dat het zou bestaan uit slechts een enkel element: vrouwen stemmen voor vrouwenrechten. Of nog simplistischer: vrouwen stemmen op vrouwen. Quod non.
Ik geef het toe, ik kon me al in 2016 niet goed voorstellen dat vrouwen op zo’n hork als Trump zouden stemmen. En eerder deze week waren de vooruitzichten voor Harris’ ticket via de vrouwenstem nog best rooskleurig. Tot ook dat een illusie bleek. Want, zoals ik een vrouwelijke gast in een talkshow hoorde zeggen: „Het is beledigend om te denken dat vrouwen op Harris stemmen omdat ze een vrouw is, of omdat ze voor abortus op komt.”
Mobiliserende kwestie
De vrouwenstem is geen single-issuebeweging. Het is geen verenigde sisterhood die als indertijd de suffragettes opkomt voor de rechten van de vrijgevochten vrouw. Vrouw-zijn is niet een politiek programma. Soms is abortus een mobiliserende kwestie. Maar in staten waar die rechten vanuit het perspectief van de vrouwelijke bevolking redelijk goed zijn geregeld (zoals in swing state Georgia), gaat het toch echt over andere zaken. „Vrouwen praten aan de keukentafel niet over abortus, maar over de vraag waar ze het goedkoopste boodschappen kunt doen.” Ja, ook de meeste vrouwelijke Trump-stemmers vinden hem heel vervelend en bot, maar dat is niet hun belangrijkste zorg. Economie, inflatie, veiligheid, dat geeft voor hen de doorslag.
Er is een gender gap, zonder twijfel. En die is in veel landen gegroeid, waaronder in de VS, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, maar ook in Nederland. Alleen, de verschillen binnen de genders zijn groter dan tussen de genders. Bovendien, de vrouwenstem is ook gebonden aan andere variabelen: leeftijd, economische positie, sociale status, religie.
Kortom, voordat we de bro’s vote en de women’s vote gaan politiseren en de polarisatie verder aanscherpen, is het tijd om iets anders te doen. We moeten de male gaze op de verkiezingen doorbreken. Veel (mannelijke?) experts hebben te weinig bij de richting van het vrouwelijke electoraat stilgestaan, en verzuchten hoogstens na de verkiezingen dat die vrouwen zo onvoorspelbaar zijn. (Ik zag een bekende mannelijke reporter stomverbaasd opmerken dat hij het zo raar vond dat veel zwarte vrouwen in New York op Trump stemden). Maar: zo mysterieus zijn vrouwen helemaal niet. Wel zijn ze wat minder uitgesproken. Dus moeten we beter ons best doen ze eerder te begrijpen en beter te onderzoeken – en er niet pas een paar dagen voor de verkiezingen over te beginnen.
De gezondheidszorg en de autoindustrie hebben al erkend dat er decennialang te weinig aandacht voor en onderzoek naar de vrouwelijke klant is geweest. Nu de verkiezingsindustrie nog.
Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht.