Vlees eten kan op elke straathoek, en een voedselvergifting ligt overal op de loer. Maar om kweekvlees te eten in Nederland moesten de eerste proevers bij Meatable in Leiden in april een formulier van vijf pagina’s ondertekenen.
De verslaggever moest weten dat het vlees uit embryonale stamcellen was gemaakt, met behulp van genetische modificatie, en dat er géén varkensvirussen en ziekmakende bacteriën in zaten. „Mocht u binnen twee weken na deze proeverij enige nadelige gevolgen (denken te) ondervinden of anderszins medische klachten te krijgen, dan is het van cruciaal belang om dit onmiddellijk kenbaar te maken.”
Het formulier had gerust moeten stellen, maar riep juist een onbestemd gevoel op: zoiets nieuws, zoiets kunstmatigs – is kweekvlees eigenlijk wel veilig?
In Singapore staat al vier jaar kweekvlees op het menu, de Verenigde Staten en Israël gaven ook groen licht en in Europa heeft een Frans bedrijf onlangs de eerste aanvraag bij de Europese voedselautoriteit ingediend, voor foie gras uit het lab. Nederlandse start-ups hopen binnen een paar jaar op de Europese markt te komen met hun producten.
Nu kweekvlees steeds dichter bij het bord komt, groeit ook de weerstand, vooral de vleesindustrie en conservatieve politici laten van zich horen. In Italië is kweekvlees verboden om de Italiaanse cultuur én de vleesindustrie te beschermen, in de VS is kweekvlees onderdeel geworden van de cultuurstrijd en in de ban gedaan in Florida en Alabama. Tegenstanders grijpen alles aan om dit ‘novel food’ verdacht te maken, vooral door te suggereren dat het schadelijk is voor de gezondheid.
Intussen bereiden voedselautoriteiten en gezondheidsorganisaties zich voor op de komst van ‘gecultiveerd vlees’, ‘cellulaire agricultuur’, of zoals het in Nederland meestal genoemd wordt: kweekvlees. Complete rundersteaks of karbonades zijn dat nog lang niet: in het Leidse varkensworstje geeft kweekvet het grotendeels plantaardige worstje vooral de smaak en sappigheid van vlees.
Om consumenten goed te informeren voordat ze hun tanden in een McCell zetten, verzamelde de FAO, de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties, alle beschikbare wetenschap over de potentiële gevaren en reële veiligheidsrisico’s bij het maken van kweekvlees. Opvallend is dat desinformatie prominent aan bod komt in het FAO-rapport. Kweekvlees is nieuw en onbekend, en dat maakt consumenten bang voor wat erin zit, en de effecten op lange termijn. Zonder dat ze weten dat iets wat in theorie schadelijk is iets anders is dan het risico dat zoiets écht gebeurt.
Bacteriën, schimmels en virussen
Kweekvleesfabrikanten weten dat ze transparanter moeten zijn dan boeren, slachterijen en vleesfabrieken om vertrouwen te winnen. Tegelijkertijd aarzelen sommigen als er vragen komen over gebruikte stoffen die in verband worden gebracht met kanker. „De nuance valt snel weg en misinformed verhalen kunnen een eigen leven gaan leiden”, mailt de marketingdirecteur van Mosa Meat, Tim van de Rijdt.
Maar toch. Experts moeten niet alleen vertellen wat zij belangrijk vinden, ze moeten de vragen beantwoorden waarop mensen antwoord willen, schrijven de FAO-experts. Behoedzaam pellen ze alle potentiële gevaren af, zodat consumenten zelf kunnen lezen wat er allemaal mis moet gaan voordat bijvoorbeeld levende kweekcellen de darmen bereiken. Ze kunnen dan zelf concluderen hoe onwaarschijnlijk dat is.
Kweekvlees is volgens de wet ‘novel food’, omdat het niet eerder door mensen is gegeten. Maar de manier waarop het gemaakt wordt, borduurt voort op hoe cellen in levende dieren groeien, hoe farmaceuten weefsel uit cellen maken en hoe levensmiddelenfabrikanten vlees of soja gebruiken om er worst of hamburgers van te maken.
Bacteriën, schimmels en virussen zijn de grootste vijand in zowel het lab als de fabriek.
Voor een deel liggen daarmee ook dezelfde gevaren op de loer en gelden vergelijkbare protocollen om de risico’s zo klein mogelijk te maken. Bacteriën, schimmels en virussen zijn de grootste vijand in zowel het lab als de fabriek. Hoewel het risico op besmetting kleiner is in de steriele omgeving van het lab dan in een slachterij, zijn de gevolgen groot als het misgaat: kweekcellen gaan meteen dood, alle meters slaan uit en de volledige inhoud gaat verloren – of het nu een petrischaaltje is of een kweekvat van duizend liter. In elk geval bereiken cellen die tijdens de kweek besmet raken dus nooit de consument. „Het overkomt ons steeds minder vaak”, zegt Daan Luining, een van de oprichters van Meatable. „Maar eens in de zoveel tijd moeten we een batch weggooien.”
Residuen
Naarmate kweekvleesbedrijven verder opschalen van het lab naar de fabriek, zullen ze meer gesloten productielijnen gebruiken om ziekteverwekkers buiten te houden. Zoals Tim van de Rijdt van Mosa Meat zegt: „De kosten worden te hoog als we een vat van vijfduizend liter moeten weggooien.”
In de farmacie worden antibiotica gebruikt om besmettingen en verlies van cellijnen te voorkomen. Ook bij kweekvlees is dit op bepaalde momenten in het proces nodig, bijvoorbeeld als er cellen uit de bil van een koe worden gehaald. Maar het antibioticagebruik kan omlaag als er grootschaliger wordt gewerkt en er minder mensenhanden aan te pas komen, verwachten de producenten. De antibiotica die nog in de celmassa zitten als die uit de tank komt, worden er in de wasmachine uitgespoeld.
Naast antibiotica zijn er meer chemische en biologische middelen nodig voor de kweek die we niet in ons voedsel willen. Denk aan zuurteregelaars of ontschuimers. En dan zijn er nog alle andere materialen waarmee de cellen mogelijk in contact zijn geweest, zoals schoonmaakmiddelen, verpakkingen, de wanden van de bioreactor – chemicaliën, plastics en zware metalen.
Specifiek voor kweekvlees zijn de zogenoemde scaffolds en microcarriers, die nodig zijn om losse cellen structuur te geven. Sommige celtypen klampen zich aan elkaar vast, maar andere hebben daar rastertjes of andere dragers voor nodig. Bij Mosa Meat zijn dat bolletjes gemaakt van alginaat. Die worden al gebruikt als additief in de levensmiddelenindustrie en zijn dus veilig bevonden.
Voor bijna alle toevoegingen en stoffen zijn in de voedingsindustrie nu al wettelijk toegestane limieten voor residuen, restjes van stoffen die je er zo weinig mogelijk in wilt. Dat is voor kweekvlees niet anders: de concentraties in producten die uit de kweekvleesfabriek komen, moeten net als andere levensmiddelen onder de grenzen blijven die de Europese voedselautoriteit opstelt.
Groeifactoren
De vrees dat kweekvlees de gezondheid schaadt, lijkt vooral voort te komen uit het gebruik voor groeifactoren – hormonen of andere signaalstoffen die maken dat een cel voeding gebruikt om te groeien, te delen en zich te specialiseren in een bepaald celtype. Dieren en mensen hebben deze stoffen van nature in hun lichaam, en groeifactoren zitten ook in melk en vlees. Toch voeden deze stoffen de angst voor ‘ongeleide schadelijke celdeling’ en voor ‘woekerende cellen’. Voor kanker dus.
Maar zijn ze gevaarlijk? „Groeifactoren en hormonen verdienen speciale aandacht”, schrijft de FAO, „omdat ze mogelijk interfereren met de stofwisseling en in verband gebracht zijn met bepaalde vormen van kanker.” Zo’n zin kan snel verkeerd begrepen worden, waarschuwt Van de Rijdt van Mosa Meat. Weliswaar worden bij bepaalde vormen van kanker hogere niveaus gezien van IGF-1, een insuline-achtig hormoon, maar dat betekent niet dat groeifactoren kanker veroorzaken, laat staan dat kweekvlees kankerverwekkend is.
Er zijn geen aanwijzingen dat het eten van voedsel met groeifactoren, zoals melk en vlees, het risico op kanker verhoogt. In kweekvlees zitten bovendien lagere concentraties groeifactor dan in conventioneel vlees, zeggen de producenten. Van de Rijdt: „Het bakken van kweekvlees en de gang door het maag-darmkanaal breken deze moleculen nog verder af.”
Genetische modificatie
Een andere gevoeligheid zit in de genen. Hoewel genetisch gemodificeerd voedsel veilig is om te eten, staat het idee veel consumenten niet aan en gelden er strenge Europese regels voor genetisch gemodificeerd voedsel.
Het is de belangrijkste reden waarom Mosa Meat niet aan het dna van cellen sleutelt. En waarom Meatable blijft uitleggen dat zij alleen maar een genetisch schakeltje omzetten bij het overschrijven van het dna in de cel, zodat die aangezet wordt om zich te specialiseren in vet- of spiercel, daarna blijft het dna onveranderd.
Iets anders zijn genetische veranderingen die optreden naarmate cellen zich vaker vermenigvuldigen. Het is aan de bedrijven om aan te tonen dat dit geen giftige of allergene cellen oplevert. In de praktijk, zegt Luining, komen kweekvleescellen al uit het vat ruim voordat ze de kans krijgen te veranderen: „Na ongeveer een maand zijn de cellen klaar om te oogsten, pas na een maand of zes raken ze instabiel.”
Levende cellen
Welke angsten moet je serieus nemen en welke niet? De worsteling van de wetenschap met ongegronde beweringen zit in alle vezels van het FAO-rapport. Soms is het ondoenlijk om te bedenken wat er allemaal mis moet gaan voordat kweekvlees de gezondheid kan schaden, schrijven de auteurs. En toch proberen ze het.
Kweekcellen die levend door het lichaam gaan zwerven? Dan zouden ze buiten de bioreactor in leven moeten blijven en vervolgens de fabriek, de vriezer, de braadpan, het maagzuur, opname in de bloedbaan én het immuunsysteem moeten overleven. Conclusie: „De kans dat zelfs maar één van deze gebeurtenissen plaatsvindt is extreem klein, en niet in overeenstemming met de huidige wetenschappelijke inzichten.” Net zo onwaarschijnlijk is het dat nieuwe micro-organismen ontstaan die zich in de darmen dan ook nog mengen met het menselijk dna.
Vet en zout
Of kweekvlees ook een gezond product oplevert is een andere kwestie. In vlees zitten nuttige voedingsstoffen zoals zink en vitamines B1, B6 en B12, maar ook ongezond verzadigd vet. Vleeskwekers zouden best cellen kunnen ontwikkelen met gunstige vetzuren. „Maar we willen eerst iets maken dat zoveel mogelijk lijkt op wat mensen al kennen”, zegt Van de Rijdt. „Verzadigd vet vinden we nu eenmaal het lekkerst, daarom heeft het vet in ons worstje dezelfde voedingswaarde als gewoon varkensvet”, zegt Luining. „Sleutelen aan de voedingswaarde is niet onze eerste prioriteit.”
Hetzelfde geldt voor allergenen. Een piepklein deel van de mensen is gevoelig voor het koolhydraat alfa-gal. Luining: „Als je daar allergisch voor bent, moet je ons vlees niet eten.” Als er straks kweekburgers en -worstjes zijn, bevatten die voor een groot deel ingrediënten die nu ook al in bewerkt vlees en vleesvervangers zitten. En als daar allergenen in zitten, zoals gluten, zal dat net als nu gewoon op de verpakking moeten staan.
En ja, een kweekvleesworstje is een sterk bewerkt product. Maar dat het met industriële technieken is gemaakt, met ingrediënten die niet in een doorsnee keukenkastje staan, maakt het niet per definitie ongezond. Vooral zout en vet maken dat worst, of het nu van kweekvet, planten of varken is gemaakt, niet in de Schijf van Vijf komt.
Goedkeuring
In 2017 stak de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit nog een stokje voor een kweekvleesproeverij in Nederland, omdat de veiligheid volgens de inspecteurs „nog niet gegarandeerd” was. Sinds dit jaar mag proeven op kleine schaal, onder strikte voorwaarden.
De consument kan kweekvlees pas kopen als de Europese voedselautoriteit (EFSA) een positief oordeel heeft gegeven en de EU het goedkeurt. „De EFSA zal willen weten: hoe ziet het er in opgeschaalde versie uit?”, zegt Alie de Boer, die in Maastricht voeding en regelgeving onderzoekt. „Hoeveel groeifactor blijft er bijvoorbeeld achter in het eindproduct en in welke doses is dat veilig?”
Er is weinig onderzoek naar de veiligheid van kweekvlees, schreef ze in 2021 nog in Food Control. „Maar inmiddels is er een aantal producten op de markt, er is geleerd van het proces, en nu bedrijven grotere bioreactoren gebruiken, wordt schaalkennis over veiligheid belangrijk”, zegt ze.
Publicaties die kweekvlees in kwaad daglicht stellen zijn vaak door de industrie betaald
Dat goedkeuring in Europa langer duurt dan in Singapore en de VS heeft ermee te maken dat producenten hier voor elke aanpassing in hun proces opnieuw naar de EFSA moeten. De Boer: „Nog voor ze een aanvraag doen, moeten ze al hun testen registreren, ook als de uitkomsten ongunstig zijn. Als je in je aanvraag met meer of minder studies komt dan er gedaan zijn, heb je wel wat uit te leggen.”
Waar Singapore prioriteit geeft aan het stimuleren van voedselinnovaties, omdat de stadstaat geen eigen landbouw heeft, is de Europese voedselautoriteit meer gericht op de consument, zegt De Boer. „De EFSA kijkt vooral naar het eindproduct, de rol ervan in het voedingspatroon en de bijdrage die het levert aan de combinatie van stoffen waaraan mensen worden blootgesteld.”
Er zijn verschillende platforms waar wetenschap en bedrijven kennis uitwisselen, zoals Cellulaire Agricultuur Nederland. Maar de meeste kennis zit bij de start-ups zelf, niet zelden veilig opgeborgen in patenten. Bij hun aanvraag mogen bedrijven om dataprotectie vragen, zodat onderzoek waarin bedrijven veel innovatiegeld hebben gestoken, niet altijd publiek toegankelijk is.
De Boer begrijpt dat kweekvlees de fantasie op hol doet slaan. Dat het zo’n complex product is, gemaakt achter gesloten deuren, helpt niet om de argwaan weg te nemen. „Mij valt op dat publicaties die kweekvlees in een kwaad daglicht stellen vaak door de vleesindustrie zijn betaald. Dat wakkert de onterechte vrees aan voor Frankenmeat en tumorvlees. Het zou jammer zijn als kweekvlees daardoor geen kans krijgt.”
De beste manier om mensen over de streep te trekken, is waarschijnlijk door het ze te laten eten, merkte de verslaggever ter plekke. De vragen verdwenen voor even naar de achtergrond. De vrees voor het onbekende smolt weg als varkensvet op de tong.