Oud-directeur van het Moam Martijn N. is op 23 oktober veroordeeld tot achttien maanden celstraf wegens ontucht met twee minderjarigen en een aanranding. Tegelijkertijd werd hij vrijgesproken van zes verkrachtingen en twee pogingen tot verkrachting wegens gebrek aan bewijs. Tegen N. was acht jaar cel geëist.
De rechtbank beoordeelde de zedenzaken met het ‘oude toetsingskader’. Sinds 1 juli van dit jaar is nieuwe zedenwetgeving van kracht: de belangrijkste vernieuwing is dat bij seks sprake moet zijn van duidelijke instemming. Het OM laat weten dat het ontevreden is met de vrijspraak voor de verkrachtingen en de pogingen daartoe.
Naast de gevangenisstraf kreeg N. ook een proeftijd van twee jaar opgelegd, een meldplicht en een contactverbod met de slachtoffers. Bovendien moet hij aan zijn drie slachtoffers een schadevergoeding van in totaal 12.000 euro betalen. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met verzachtende omstandigheden voor N.: zo heeft de strafzaak drieënhalf jaar op zich laten wachten, was er veel media-aandacht en is N. als gevolg van de publiciteit rond deze zaak zijn bedrijf kwijtgeraakt.
‘Kort door de bocht’
Gerard Spong, de advocaat van N., laat weten dat hij het hoger beroep met vertrouwen tegemoet ziet. Kort na de veroordeling van zijn cliënt had Spong het over een „eclatante overwinning”. Margreet de Boer, de advocaat van de slachtoffers, is blij dat het OM in hoger beroep gaat. „Daar zijn genoeg redenen voor. Ik vind dat de rechtbank op een aantal punten wel erg kort door de bocht is gegaan, vooral waar het de hoge bewijslast voor de slachtoffers betreft om hun verzet aan te tonen”, zegt ze. Ze voegt eraan toe dat de slachtoffers opgelucht zijn dat het OM de uitspraak van de rechtbank niet volgt.
De zaak tegen N. kwam in 2021 aan het licht door onderzoek van Het Parool en NRC: 28 mannen beschuldigden N. van gewelddadig en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Achttien slachtoffers meldden zich daarna bij de politie, van wie er elf aangifte hebben gedaan.
Lees ook
Martijn N. komt na 3,5 jaar voor de rechter: ‘Ik zag hem in Amsterdam lopen en daar werd ik paniekerig van’
Kwetsbare kinderen worden in Nederland „onvoldoende beschermd”, bleek drie jaar geleden uit een rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Inmiddels is de situatie niet veel beter. Nog altijd „krijgt niet elk kind dat ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd tijdig passende bescherming en hulp”, signaleert de inspectie dezer dagen.
Schadelijk is vooral hoe traag gezinnen in onveiligheid worden geholpen. Zo moet een kind gemiddeld 47 dagen wachten op een vaste jeugdbeschermer (die hulp regelt voor kinderen), terwijl dat wettelijk maximaal vijf dagen mag duren.
Ook de communicatie laat vaak te wensen over. Een voorbeeld: een moeder en haar tienjarige dochter krijgen al langere tijd hulpverlening, er was ook een gezinsvoogd. Vervolgens is het meisje uit huis geplaatst. „Moeder wist van niks”, aldus de inspectie. Moeder hoorde toen ze haar dochter van school haalde „dat zij al was opgehaald door iemand anders”. Sindsdien woont de dochter op 160 kilometer van haar moeder en zusjes.
Lees ook
Als de jeugdzorg voor achttienjarigen stopt, leidt dat soms tot dakloosheid
Snotneus
Het systeem van kinder- en jeugdbescherming, wordt regelmatig gezegd, is failliet. Incidenten, zoals de dood van een veertienjarig meisje vier jaar geleden in Amsterdam en, dit jaar, de mishandeling van een pleegmeisje in Vlaardingen, dragen bij aan dat beeld. Plannen liggen klaar om het systeem anders in te richten. Deze gaan voorlopig door, hebben de betrokken bewindspersonen, staatssecretaris Teun Struycken (Rechtsbescherming, NSC) en staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugd, VVD) dinsdag besloten. Het huidige stelsel „schiet tekort”, schrijven ze in een Kamerbrief. Vooruitlopend op een nieuwe, slagvaardiger werkwijze werken sinds twee jaar instellingen in elf regio’s samen in ‘proeftuinen’ van een programma van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
In deze proeftuinen hanteren instanties voor jeugdbescherming, Veilig Thuis en ook, deels, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) samen een eenvoudige, ‘integrale’ werkwijze. Die instanties gaan volgens de beide bewindslieden op in een nieuwe organisatie. „In de plaats van bestaande organisaties”, schrijven ze. De opzet moet voorkomen dat ouders steeds opnieuw hun verhaal moeten doen tegen nieuwe hulpverleners, waardoor veel tijd verloren gaat.
De nieuwe werkwijze is bovendien niet meer alleen gericht op het belang van het kind, maar op dat van het hele gezin. Zo kan het systeem uit het slop worden getrokken, stelt directeur David Lamas van dit ‘Toekomstscenario’, een programma binnen het ministerie van Justitie en Veiligheid. Want, zegt hij: „Ik onderschrijf dat het systeem failliet is.”
Volgens Lamas en de medewerkers in de proeftuinen hebben problematische huishoudens dikwijls geen bescherming nodig, maar hulp. Lamas: „Er is van alles aan de hand in die gezinnen. Er wordt heus niet gebeld omdat iemand met een snotneus loopt. Er zijn zorgen. De vraag is vervolgens wat je als professional een veilige of een onveilige situatie vindt. Als je met deze mensen in gesprek gaat zonder meteen te zwaaien met eventuele dwangmaatregelen, dan zien we een enorme samenloop tussen inkomensproblematiek en huisvesting en vaak ook nog eens ggz-problematiek bij een van de ouders. Ga je dan inzetten op het gedrag of op die factoren die dat gedrag veroorzaken? Dus: ga je beschermen of ga je helpen?”
Uithuisplaatsing
Waar in de praktijk bij een melding van huiselijk geweld het gezin steeds opnieuw aan hulpverleners met verschillende bevoegdheden zijn verhaal moet doen, wordt in de nieuwe werkwijze een kind toegewezen aan een vast duo. Dat bestaat uit een hulpverlener van een lokaal, gemeentelijk team en een veiligheidsmedewerker uit een regionaal team van de samenwerkende instanties, die beoordeelt of en welke maatregelen nodig zijn om een kind te beschermen, bijvoorbeeld door het onder toezicht of uit huis te plaatsen.
En wat blijkt? In slechts 8,6 procent van de 1.268 huishoudens die in de elf proeftuinen werden behandeld, zo melden de staatssecretarissen in hun brief, heeft die behandeling geresulteerd in een maatregel om een kind te beschermen. Andere meldingen worden afgewikkeld met andere vormen van hulpverlening. Lamas: „Veel professionals zeggen dat ze in de reguliere praktijk vermoedelijk een beschermingsmaatregel hadden aangevraagd en ook gekregen. Nu beoordelen ze anders wat veilig en onveilig is. Als blijkt dat wij het aantal maatregelen kunnen reduceren, betekent dit dat heel veel gezinnen helemaal niet in de keten van bescherming thuishoren. Daar kan ik boos om worden, want die beschermingsmaatregelen zijn zeer ingrijpend. Je zou je als overheid kapot moeten schamen.”
Anderzijds is volgens Lamas „sneller en daadkrachtig” ingrijpen gewenst in gevallen van echte misstanden. „Door geen scherpe keuzes te maken, doen wij dat niet goed en doen we de slachtoffers geen recht.”
Kabinet
Toch zijn er ook bezwaren tegen de nieuwe werkwijze. De RvdK zegt weliswaar „volop mee te doen” in de proeftuinen, maar stelt ook dat de nieuwe werkwijze „geen antwoord” geeft op de dringendste kwestie: het gebrek aan passende hulp voor kinderen uit ‘problematische’ gezinnen. „We doen alles om ervoor te zorgen dat een kind thuis kan blijven wonen, met de juiste hulp. Helaas loopt het in de praktijk vaak anders”, schreef de RvdK in een brief samen met andere organisaties ruim twee jaar geleden aan het kabinet. „Thuis blijven wonen is geen optie zonder voldoende passende hulp. En uithuisplaatsing is ook geen optie als er geen passende hulp is die bijdraagt aan de veilige terugkeer van het kind. Het gebrek aan passende hulp maakt het ons te vaak onmogelijk om ons werk goed te doen.”
Het is belangrijk dat iemand met een frisse blik naar het gezin kijkt als een maatregel van kinderbescherming wordt overwogen
De RvdK bestrijdt ook dat het aantal beschermingsmaatregelen in de nieuwe werkwijze drastisch daalt, hoewel men als bewijs daarvoor geen andere cijfers kan leveren. „Het gaat om relatief kleine aantallen”, meldt een RvdK-woordvoerder, aangezien het in de experimenten gaat om ruim twaalfhonderd gezinnen, terwijl de RvdK „ruim twaalfduizend beschermingsonderzoeken per jaar” uitvoert.
Andere kanttekeningen bij de nieuwe werkwijze kwamen, eerder dit jaar, van een Adviescommissie rechtsbescherming en rechtsstatelijkheid in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Die benadrukt onder meer het belang van een onafhankelijk oordeel over een gezin, door de RvdK, náást dat van de regionale veiligheidsteams. Want is het gewenst dat deze teams niet alleen een gezin bijstaan, hulp verlenen, maar óók een onafhankelijk advies uitbrengen aan de kinderrechter over een eventuele uithuisplaatsing? Deze commissie Van Dooijeweert vindt van niet. Het wegvallen van een onafhankelijk oordeel kan de onafhankelijkheid van de jeugdbeschermers schaden en bij ouders „de schijn van partijdigheid” wekken.
Ook de „zorgvuldigheid” zou eronder kunnen lijden: „Het is belangrijk dat iemand met een frisse blik naar het gezin kijkt als een maatregel van kinderbescherming wordt overwogen.” Een pleidooi, derhalve, om wel samen te werken, maar daarnaast de RvdK een aparte stem te geven. Bovendien, meent de commissie, kan verdere regionale samenwerking de uniformiteit van de beoordelingen schaden; het zou verschil kunnen maken in welk deel van het land je woont. Niettemin zal „een aantal nader te bepalen taken” van de RvdK opgaan in de nieuwe ‘regionale veiligheidsteams’ van de huidige experimenten, zo hebben de twee staatssecretarissen dinsdag laten weten.
Schulden
De RvdK oogst regelmatig kritiek; zijn oordelen en adviezen aan de kinderrechter worden weleens in twijfel getrokken. Zo oordeelde de RvdK dat het Vlaardingse meisje dat werd mishandeld het „fijn” had bij haar pleegouders, dat haar gedrag zich bij hen goed had ontwikkeld, dat ook de schoolse ontwikkeling „zeer positief” was verlopen en dat, ten slotte, de pleegouders „liefdevol en zorgzaam” voor haar waren.
Lees ook
‘Pleegmeisje uit Vlaardingen herstelt nooit meer: ze kan niet praten, niet staan, niet lopen’
Daarnaast, stelt onder anderen Lamas, zijn de onderzoekers van de RvdK zo bevreesd geworden voor incidenten die in de media vaak breed worden uitgemeten, dat men „defensief” opereert en veel vaker grijpt naar een zwaar middel dan wenselijk. Lamas: „Veel professionals laten risicomijdend gedrag zien, met als gevolg dat we in Nederland heel veel gezinnen en huishoudens onder toezicht hebben gesteld. Daar moeten we een maatschappelijke discussie over voeren.”
Hij geeft een „mooi voorbeeld”: een moeder met drie kinderen heeft een niet te saneren schuld van 16.000 euro, als gevolg waarvan zij haar huis zal worden uitgezet. „Met als gevolg dat ook haar drie kinderen uit huis worden gezet.” De uithuisplaatsing zou veel meer hebben gekost. „Terwijl met het saneren van die schuld de kinderen bij hun moeder zouden kunnen blijven.”
Lamas zucht. „Is dat vervolgens dan een ideaal gezin? Nee. Dat gezin heeft stut en steun nodig. Maar het geeft wel aan dat je beter zij aan zij met een moeder kunt staan en vragen wat nodig is, dan alleen te kijken naar wat veilig is.”
Lees ook
Een nieuwe aanpak in de jeugdzorg, simpeler en met meer aandacht voor het héle gezin, lijkt te werken
Oud-directeur van het Moam Martijn N. is op 23 oktober veroordeeld tot achttien maanden celstraf wegens ontucht met twee minderjarigen en een aanranding. Tegelijkertijd werd hij vrijgesproken van zes verkrachtingen en twee pogingen tot verkrachting wegens gebrek aan bewijs. Tegen N. was acht jaar cel geëist.
De rechtbank beoordeelde de zedenzaken met het ‘oude toetsingskader’. Sinds 1 juli van dit jaar is nieuwe zedenwetgeving van kracht: de belangrijkste vernieuwing is dat bij seks sprake moet zijn van duidelijke instemming. Het OM laat weten dat het ontevreden is met de vrijspraak voor de verkrachtingen en de pogingen daartoe.
Naast de gevangenisstraf kreeg N. ook een proeftijd van twee jaar opgelegd, een meldplicht en een contactverbod met de slachtoffers. Bovendien moet hij aan zijn drie slachtoffers een schadevergoeding van in totaal 12.000 euro betalen. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met verzachtende omstandigheden voor N.: zo heeft de strafzaak drieënhalf jaar op zich laten wachten, was er veel media-aandacht en is N. als gevolg van de publiciteit rond deze zaak zijn bedrijf kwijtgeraakt.
‘Kort door de bocht’
Gerard Spong, de advocaat van N., laat weten dat hij het hoger beroep met vertrouwen tegemoet ziet. Kort na de veroordeling van zijn cliënt had Spong het over een „eclatante overwinning”. Margreet de Boer, de advocaat van de slachtoffers, is blij dat het OM in hoger beroep gaat. „Daar zijn genoeg redenen voor. Ik vind dat de rechtbank op een aantal punten wel erg kort door de bocht is gegaan, vooral waar het de hoge bewijslast voor de slachtoffers betreft om hun verzet aan te tonen”, zegt ze. Ze voegt eraan toe dat de slachtoffers opgelucht zijn dat het OM de uitspraak van de rechtbank niet volgt.
De zaak tegen N. kwam in 2021 aan het licht door onderzoek van Het Parool en NRC: 28 mannen beschuldigden N. van gewelddadig en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Achttien slachtoffers meldden zich daarna bij de politie, van wie er elf aangifte hebben gedaan.
Lees ook
Martijn N. komt na 3,5 jaar voor de rechter: ‘Ik zag hem in Amsterdam lopen en daar werd ik paniekerig van’
Tussen de kassen een klein stukje horizon, de torens van Delft in de herfstige verte. Nu grazen er nog schapen en ganzen op dit weiland. Maar als burgemeester en wethouders (b&w) van Pijnacker-Nootdorp hun zin krijgen, worden hier 75 woningen voor 250 asielzoekers gebouwd, en 150 flexwoningen voor 250 starters..
Wie in Pijnacker nimby-gevoelens zoekt – van not in my backyard – wordt niet teleurgesteld. Net als in het Westland kan dit gebied niet zonder (arbeids-)migranten, maar het heeft er liever niet te veel in de buurt wonen. Voor het bejaarde echtpaar dat de nieuwe huizen letterlijk in de achtertuin krijgt als b&w volgende maand groen licht zouden geven, geldt dat dan weer minder.
„Wij weten al jaren dat deze grond een woonbestemming heeft en die mensen moeten toch ergens wonen”, zegt Toos van Winden (78). „We kunnen óók niet veel aan deze drukke weg doen”, zegt haar man Arie (85), gepensioneerd paprika- en tomatenteler. Het nieuwe complex moet ‘ontsloten’ worden via de weg tussen Nootdorp en Pijnacker die pal langs hun huis loopt. „Maar hoe dat moet met alle extra bouwverkeer en daarna, dat is lastig. Het staat hier nu al elke middag vast.”
De 250 geplande opvangplekken in Pijnacker zijn er minder dan de 397 die de gemeente had moeten scheppen volgens de spreidingswet, bedoeld om de asielketen te ‘ontstoppen’. In heel Zuid-Holland halen maar zestien van de vijftig gemeenten hun ‘indicatieve taakstelling’, bleek vorige week. De provincie haalt daarmee net driekwart van de toebemeten twintigduizend plaatsen. Alleen de drie noordelijke provincies plus Flevoland en Zeeland voldoen aan hun spreidingswetquota.
Lees ook
Lokale bestuurders wanhopig over asielminister Faber: ‘Is er contact? Ja. Is het inhoudelijk? Nee’
De regering wil die wet „zo mogelijk nog dit jaar” afschaffen, maar zolang dat niet is gebeurd, moeten er tot 1 juli 2025 in totaal 96.000 reguliere opvangplekken bij komen.
Zuid-Holland moest wel „van ver komen”, zei commissaris van de koning Wouter Kolff afgelopen vrijdag, toen de twaalf provincies hun cijfers bekendmaakten. Twee jaar geleden waren er in zijn provincie 1.800 opvangplaatsen. Dat er nu zo’n 13.000 bij komen, bewijst volgens hem dat de spreidingswet effect heeft. Een geluid dat andere commissarissen unisono herhaalden, mét een oproep aan het kabinet om die wet in stand te houden.
Klemvast
Dat het dichtbevolkte Zuid-Holland het quotum niet haalde, komt volgens Kolff door ruimtegebrek. In Pijnacker is dat goed te zien. De oude dorpskern ligt klemvast tussen vierkante kilometers kassen en nieuwbouw die sinds 1960 blijft aangroeien. Alleen een verloren rijtje knotwilgen vertelt dat dit ooit een polder was. Vind hier maar eens genoeg bouwgrond.
Het werd, ten slotte: deze negen hectare weiland. Aan de ene lange zijde: de reuzenkas van Ammerlaan The Green Innovator, die met aardwarmte tropische planten kweekt. Er tegenover: een school, sportvelden en een zwembad dat met dezelfde aardwarmte wordt verwarmd.
Wij wonen in het Wassenaar van de wereld. Laten we deze mensen vriendelijk ontvangen
Sindsdien heeft de gemeente nieuwe bijeenkomsten georganiseerd en een ‘participatieplatform’ opgericht. Daar staat tegenover dat omwonenden onder de naam Samen Sterker een petitie-actie „tegen de komst van een azc” zijn begonnen (1.400 keer ondertekend). Maar Telstar, de lokale krant, noteerde ook steun. „Weet je wat echt sterk is? Dat je je realiseert dat je een mazzelaar bent, puur doordat je hier geboren bent; wij wonen in het Wassenaar van de wereld”. En: „Laten we deze mensen vriendelijk ontvangen […]. Ik vind het moeilijk dat [ze] negatief in het nieuws zijn zonder dat we ze kennen.”
Bij de gemeente kwamen aanmeldingen binnen om te helpen bij Nederlandse les. En veel tips. Zoals: „Zorg allereerst voor werk en dagbesteding” en „de gemeente moet goed communiceren”.
Overvaltactiek
Dat laatste lijkt gelukt, zegt socioloog Frans Soeterbroek, specialist stads- en gebiedsontwikkeling (en nimby-expert) na het dossier bestudeerd te hebben. „Veel gemeenten hanteren een overvaltactiek; Pijnacker is inclusiever. En veel gemeenten durven niet open te zijn over hoe ze tot een locatiekeuze gekomen zijn”, zegt hij.
Ook noemt hij het „slim” om tegelijkertijd starterswoningen te bouwen voor eigen inwoners. „En door vroeg te beginnen mobiliseer je niet alleen boosheid en angst, maar ook nuance en gulheid. Zie de reacties van mensen die schrikken van de botheid van hun buren.”
Misschien, zegt Soeterbroek, had de gemeente nadrukkelijker kunnen vragen: ‘Dit is ingewikkeld, help ons’. Want „overheden onderschatten de creativiteit van burgers om zelf met alternatieven te komen”. Een voorbeeld zie je volgens hem in de Brabantse gemeente Meierijstad (Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel) en Hengelo die buiten de ‘grootschaligheid’ van het COA om asielzoekers opvangen op kleine locaties. „Als je ze bij elkaar zet, schep je toch een soort kampement.”
Volgende week vergadert de raad over de bouwplannen, in december hakken b&w de knoop door. De Van Windens en andere omwonenden gaan op uitnodiging van de gemeente zaterdag met een bus naar Gouda om een soortgelijk project van flexwoningen en asielopvang te bekijken, dat bijna is voltooid.
Lees ook
Arnhem verruimt opvang voor asielzoekers en statushouders: ‘Dat zit in ons dna’