N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rechtspraak Een strafbeschikking is sneller en goedkoper dan een rechtszaak. Maar gaat ook te vaak ten koste van de verdachte, ziet Marijke Malsch.
Foto Evert Elzinga / ANP
Sinds 2008 kunnen officier van justitie en politie bij delicten zelf een boete of andere afdoening opleggen, de strafbeschikking. Er komt geen rechter aan te pas, en de verdachte wordt vaak niet gehoord. Een groeiend deel van de zaken wordt met een strafbeschikking afgedaan, zo laten recente onderzoeken zien. Ook zware zaken, zoals ernstige gewelds- en zedendelicten. Soms gebeurt dat zelfs in zaken waarbij dat volgens de wet niet mag omdat ze te zwaar zijn. Maar het Openbaar Ministerie lijkt te vinden dat strafbeschikkingen de standaard moeten worden.
De verdachte kan verzet instellen tegen een strafbeschikking, een soort hoger beroep. Dat doet een beperkt deel van de verdachten. Zonder verzet wordt de strafbeschikking ‘gewoon’ geïnd. Het instellen van verzet is erg voordelig voor de verdachte, zo blijkt uit recent onderzoek: de zaak wordt dan vaak alsnog geseponeerd, er volgt een vrijspraak, of de rechter legt een lagere straf op.
Soms was er al vanaf het begin te weinig bewijs, maar werd tóch een strafbeschikking opgelegd, iets wat natuurlijk niet mag. Dat kan bij verzet aan het licht komen. Een deel van de zaken waarin verzet is ingesteld, gaat echter niet door naar de rechter. Na het ontvangen van een verzet kan het OM de zaak namelijk nogmaals beoordelen, en dan alsnog besluiten tot seponeren.
Niet openbaar
Bij strafbeschikkingen zijn er geen openbare zittingen. Pers en publiek kunnen de procedure dus niet controleren en nagaan of er genoeg bewijs is. Strafbeschikkingen worden niet gepubliceerd en je kunt ze ook niet opvragen. Er is een magere schriftelijke vastlegging die niet controleerbaar is voor de buitenwereld.
Strafbeschikkingen hoeven niet gemotiveerd te worden. Geen van de eisen aan openbare rechtspraak geldt voor de strafbeschikking. Het is een voor de buitenwereld vrijwel volledig onzichtbare en niet-controleerbare afdoening. We weten heel weinig over de strafbeschikkingspraktijk, behalve als er via de media, individuele ervaringen of onderzoek iets over naar buiten komt. Zoals nu het geval is.
Recent onderzoek onthult vele onzorgvuldigheden bij de strafbeschikking: ontbrekende stukken, verdachte niet aantoonbaar gewezen op advocaat, verslagjes over bewijs te summier, niet controleerbaar hoe OM tot schuldvaststelling komt, geen vertaling strafbeschikking terwijl dat wel moet, te hoge boetes voor minderjarigen, en in groeiend aantal zaken is het bewijs ontoereikend.
Veel van deze onzorgvuldigheden gaan ten koste van de verdachte. De kans op een onterecht opgelegde strafbeschikking is daardoor aanzienlijk. Bij openbare zittingen voor een rechter zouden zoveel onzorgvuldigheden niet goed denkbaar zijn en veelal ook afgestraft worden. Maar de strafbeschikkingsprocedure is niet openbaar en nauwelijks toetsbaar. Er is dus vaak niemand die er wat van zegt.
Nederland gaat ver met zijn strafbeschikkingspraktijk, verder dan andere landen. In andere landen worden dit soort delicten vaker aan de rechter voorgelegd. Er wordt veel belang gehecht aan aanwezigheid van een advocaat. In buitenlands onderzoek wordt de vraag gesteld of verdachten wel voldoende overzicht hebben om in te stemmen met een afdoening buiten de rechter om. Misschien wordt er wel druk uitgeoefend op de verdachte om te bekennen en om akkoord te gaan? Begrijpt de verdachte wel de consequenties als hij instemt?
Dit type empirische vragen krijgt in Nederland onvoldoende aandacht. Wordt een verdachte wel duidelijk genoeg verteld dat hij in verzet kan gaan? Begrijpt hij wat het belang is van een advocaat? Weet hij dat hij misschien geen baan meer kan krijgen als hij de strafbeschikking accepteert?
De Nederlandse combinatie van ontbrekende openbaarheid, mager feitenonderzoek, onvolledige en oncontroleerbare verslaglegging, geringe betrokkenheid van advocaten, en een afwezige rechter kan leiden tot foutief opgelegde strafbeschikkingen. Het grote aantal vrijspraken in verzet – meer dan twee keer zoveel dan als zaken direct naar de rechter gaan – doet vermoeden dat dit inderdaad regelmatig voorkomt. Dit is niet wat de wetgever oorspronkelijk heeft bedoeld met een rechtsstatelijke strafprocedure.
De strafbeschikking zou weer een uitzondering moeten zijn op de regel van openbare rechtspraak en zorgvuldige procedures voor een rechter. Nederland heeft onafhankelijke rechters waar we als burger bij terecht moeten kunnen. Dat heeft niet elk land, ook niet in Europa. Daar zouden we blij mee moeten zijn, in plaats van die steeds verder terug te dringen. De rechter verdient meer waardering.
„Goedemorgen, uw legitimatie graag.” De vrouw achter de welkomstbalie van het UMC Utrecht kijkt strak naar haar computerscherm. Susan buigt voorover naar haar handtas op de rollator. Ze haalt er een paar brieven uit en stopt ze weer terug. De baliemedewerkster kijkt op. „Le-gi-ti-ma-tie.” Susan legt een brief met de ziekenhuisafspraak op de balie.
Dit soort plekken vreest Susan het meest, zegt ze na afloop. Intakebalies van instanties waar ze haar naam moet geven. „Ik denk altijd dat mensen direct doorhebben dat ik geen papieren heb en dat ze dan de politie bellen.”
De Tweede Kamer heeft begin deze maand een wet aangenomen die illegaliteit strafbaar moet maken. Het voorstel wordt na de zomer beoordeeld door de Eerste Kamer. Zowel de ongedocumenteerden zelf als de mensen die hen helpen, lopen het risico strafrechtelijk vervolgd te worden. Wie zijn de ongedocumenteerde mensen die door deze nieuwe wet ‘crimineel’ zouden worden? Hoe ziet hun leven eruit en wat verandert er?
NRC liep een dag lang mee met Susan (59) uit Ghana en Patrick (70) uit Algerije. Hun volledige namen zijn bekend bij de redactie. Beiden leven al tientallen jaren zonder papieren in Nederland. Waar voor Susan deze woensdag begint met een ziekenhuisafspraak in Utrecht, wacht Patrick ’s ochtends een bezoek aan zijn nieuwe advocaat.
Susan is al 24 jaar in Nederland en heeft geen verblijfsvergunning.
Patrick verblijft al meer dan veertig jaar ongedocumenteerd in Nederland.
Foto’s Mona van den Berg
11.00 uur
„Ik heb slecht geslapen”, zegt Patrick als hij op witte sneakers komt aanlopen. Hoewel dit zijn vierde advocaat is, oogt hij gespannen. Hij heeft een versleten Albert Heijn-tasje met papieren mee.
Het advocatenkantoor huist aan een Amsterdamse gracht, schuin boven een inloophuis voor daklozen. Patrick is in 1984 vanuit Algerije naar Nederland gekomen. In die veertig jaar heeft hij nooit een verblijfsvergunning kunnen bemachtigen. Nu hij zeventig is, wil hij een nieuwe poging doen.
Advocaat Annechien de Vries is not amused. Patrick is vergeten zijn dossier naar haar te mailen. „Nu heb ik me niet kunnen inlezen.”
Patrick: „Het is druk in m’n hoofd. Heel erg druk.”
De Vries: „Ik heb het ook heel erg druk. Dan moet u me het verhaal maar vertellen. Op welke gronden heeft u tot nu toe geprobeerd een verblijf te krijgen?”
Patrick overhandigt haar een plastic mapje.
De advocaat bladert een paar tellen door zijn papieren, maar het dossier is incompleet. Slechts een fractie van Patricks geschiedenis zit in het mapje. Beslissingen van de IND ontbreken, net als uitspraken van de rechtbank. De Vries: „Je moet info geven waar ik iets mee kan. Ik kan niet toveren. Hoe kan ik je anders helpen?”
Patrick stopt de papieren zwijgend terug in zijn plastic tas. „Bent u boos op mij?”
Patrick wil een zaak starten bij het Europees Hof, zegt hij, dat is hem aangeraden door zijn vorige advocaat. „Ik ben zeventig. Ik heb droge ogen. Suikerziekte. En polyneuropathie [een zenuwziekte die de spieren aantast]. Mijn lichaam doet overal pijn.”
De Vries: „Ben je hiervoor in behandeling?”
Patrick: „Ik krijg medicijnen.”
De Vries: „Via artikel 64 kun je aanspraak maken op uitstel van vertrek, om medische redenen. Maar dan moet je heel ziek zijn. Droge ogen is niks. Ik heb ook eczeem op mijn vingers. Als je kunt bewijzen dat je dood neervalt als je geen behandeling krijgt, maak je een kans.”
De Vries kijkt naar de klok. „Probeer een medisch dossier op te bouwen, en kom dan weer terug.” Ze wijst hem op maatschappelijk werkers in Amsterdam die hem daarbij kunnen helpen. „Ik kan je nu met nul, nada, niks helpen. Snap je dat?”
Patrick stopt zijn papieren zwijgend terug in zijn plastic tas. „Bent u boos op mij?”
De Vries: „Nee, ik ben niet boos op je. Ik heb heel veel cliënten, ik moet streng zijn. Succes, jongen.”
Patrick loopt stilletjes de trap af. Als hij weer op straat staat: „De koffie was goed he? Niet te sterk.”
Patrick heeft een kamer bij een HVO-Querido, een opvangorganisatie voor dak- en thuislozen.
Foto Mona van den Berg
13.00 uur
In het UMC Utrecht zijn de longen van Susan inmiddels nagekeken. Omdat ze bijna niet kan lopen, haalt een kennis haar op bij het ziekenhuis. De vervoerskosten worden betaald door het Wereldhuis van de protestantse kerken van Amsterdam. Een vorm van hulp die in het wetsvoorstel zou worden verboden. Maar Susan is volledig afhankelijk van steun van kerken, bekenden of maatschappelijke organisaties. Haar huur (350 euro) wordt deels bekostigd door een Ghanese kerk uit de buurt, van het Wereldhuis krijgt ze supermarktvouchers voor 21 euro per week. Verder zijn er nog Ghanese vrienden en kennissen die haar regelmatig geld toestoppen, haar kleding wassen, en soms voor haar koken.
Susan huurt een slaapkamer in het appartement van een Ghanese, die ze via via kent. De slaapkamer staat tjokvol: een eenpersoonsbed, een houten tafel en een grote witte zuurstoftank zijn ingesloten door dozen en tassen. Er zijn strenge huisregels: Susan moet de flat schoonmaken, mag niet op de bank in de woonkamer zitten en bezoek is niet welkom.
Maar ze is allang blij met een bed. In Ghana groeide ze grotendeels zonder ouders op. Een man die haar „zielig vond” heeft haar vijfentwintig jaar geleden meegenomen naar Nederland. Samen hebben ze bij andere Ghanezen ingewoond. Soms was er geen matras, zegt Susan: „Dan sliep ik op een stoel aan de eettafel.”
Ruim tien jaar geleden heeft hij haar verlaten. „Hij zei: we zijn niet getrouwd, ik ben je niets verplicht.” Susan is sindsdien zeven keer verhuisd, ze heeft bijna altijd bij Ghanezen in Amsterdam Zuidoost ingewoond.
Aanvankelijk betaalde ze de huur uit eigen inkomsten: ze maakte jarenlang kantoren schoon in Amsterdam. Ze ‘leende’ de werkvergunning van iemand anders om zo ‘legaal’ te kunnen werken. Het loon werd op de bankrekening van degene met de werkvergunning gestort, die voor deze dienst een percentage rekende. De tussenpersoon hield een derde voor zichzelf. „Ik had weinig keus, anders kon ik niet eten.”
Aan het schoonmaakwerk kwam abrupt een einde toen ze tijdens een dienst struikelde over het snoer van de stofzuiger en van de trap viel. Sindsdien loopt ze met een rollator.
14.11 uur
Glimlachend loopt Patrick een Marokkaans eethuis binnen. „As-salamu alaykum, alles goed?” Hij gaat aan een tafeltje zitten en groet een man. „Hij heeft ook geen papieren”, fluistert Patrick.
Achter een bord dampende linzensoep vertelt Patrick dat hij naar Nederland is gekomen omdat er ruzie was in de familie. Zijn beide ouders zijn inmiddels overleden. Op een van zijn eerste dagen in Nederland bedacht hij een nieuwe naam voor zichzelf, voor als de politie hem aanhield – het werd Patrick Poitier. „P.P.”, zegt Patrick. „Dat klinkt goed en is makkelijk te onthouden.” Overal stelt hij zich voor als Patrick.
Inmiddels werkt hij niet meer, maar Patrick heeft verschillende ‘zwarte’ baantjes gehad. In een coffeeshop, in de garderobe van een dancing. Tegenwoordig komt hij rond van de 62 euro leefgeld die hij wekelijks krijgt van de gemeente. Zijn kamer krijgt hij van HVO-Querido, een opvangorganisatie voor dak- en thuislozen. Daar zit hij in de bewonerscommissie als onderdeel van zijn dagbesteding.
Patrick zit hij de bewonerscommissie van zijn opvanglocatie, als onderdeel van zijn dagbesteding.
Foto Mona van den Berg
Na de linzensoep neemt hij de metro naar de opvanglocatie. Er staat een bijeenkomst over de strafbaarstelling van illegaliteit op het programma. In de lichte ‘huiskamer’ staat een pooltafel en hangen lp’s aan de muur. Patrick neemt plaats op de bank met nog vijftien andere ongedocumenteerde mensen.
De projectleider ongedocumenteerden van de gemeente Amsterdam neemt het woord. „We zijn heel erg geschrokken van de aangenomen asielwet en de strafbaarstelling van ongedocumenteerden”, zegt de ambtenaar, die benadrukt dat Amsterdam het hier „niet mee eens is”. „Iedereen heeft recht op een bed, bad en brood”, zegt ze.
Een vraag uit de zaal. „Wat als je geen ID-kaart hebt en je wordt door de politie aangehouden?”
De ambtenaar: „We zijn nu met de politie hierover in gesprek. We willen afspreken dat ze ongedocumenteerden niet in detentie zetten.”
Patrick: „De politie mag je ook niet zomaar op straat stoppen en om je ID vragen.”
Sommige mensen hebben helemaal geen huis in hun thuisland. Die hebben niks
„Moeten alle ongedocumenteerden terug naar hun thuisland?”, vraagt een lange magere man.
Ambtenaar: „Dat wil de overheid, maar wij als gemeente Amsterdam niet. Sommige mensen hebben helemaal geen huis in hun thuisland. Die hebben niks.”
Een vrouw op de bank: „Ik wil graag met vriendinnen een dagje naar Duitsland of België. Kan dat?”
Patrick: „Ik heb gehoord dat mensen dan wel eens worden opgepakt.” Het is beter om niet te reizen, zegt de ambtenaar.
„En wat kun je zeggen tegen verklikkers? Mensen die zeggen: ik weet dat je illegaal bent, ik ga je verklikken”, vraagt een andere vrouw.
De ambtenaar: „Tegen die mensen kun je zeggen dat de wet nog niet is aangenomen door de Eerste Kamer. We werken aan een informatieve flyer hierover.”
Stilte in de zaal. Tijd voor de koffiepauze.
19.00 uur
Langzaam manoeuvreert Susan haar rollator langs laagbouwflats en rijtjeshuizen in Amsterdam Zuidoost. Na vijf minuten stopt ze en gaat op een muurtje zitten. Het zweet staat op haar voorhoofd.
Aan het eind van de middag moet Susan haar medicijnen nog ophalen, thuis mag ze geen post ontvangen van de huisbaas. Daarom laat ze haar medicijnen bezorgen bij een vriendin uit de buurt, een 74-jarige vrouw die een pakketpunt aan huis runt met haar dochter.
De deur gaat open. „Hey momma! How are you?” Een grote plastic tas met pakketjes verspert de doorgang in de gang. De dochter klapt de rollator in. Susan schuifelt de keuken in, waar een man een gezouten varkenspoot bereidt. Overal staan plastic tassen met daarin postpakketjes. In de vensterbank liggen pakjes uitgestald.
Susan huurt een slaapkamer in het appartement van een Ghanese, die ze via via kent.
Susan vlak voor haar vertrek uit Ghana, 24 jaar geleden.
Foto’s Mona van den Berg
De dochter geeft Susan een tas met medicijnen. „Hier kan ik drie maanden mee vooruit”, zegt Susan. Er staat een klant voor de deur. De dochter vist een pakketje uit de grote zak.
„Ze heeft weer een vriend”, zegt de vrouw tegen Susan en wijst naar haar dochter. „Hij woont in Ghana, maar in oktober komt hij hier naartoe. Hij is nog nooit in Amsterdam geweest”, zegt de dochter. „Ik voel me net een twintigjarige, zo verliefd.”
En Susan en de liefde? Ze kijkt naar de grond en dan omhoog, alsof ze haar eigen lichaam bekijkt. „Wie wil er een zieke vrouw?” De vriendin schudt haar hoofd, dan streng: „Dat moet je niet zeggen. Als God het wil.”
De bel gaat: twee kleuters huppelen de keuken binnen. „Come here, I missed you!” De kinderen knuffelen Susan. De 74-jarige vrouw geeft orders tijdens het koken: „Water, meer pepers, ui. Nu, mixen!”
„Ze is als een moeder voor me”, zegt Susan op weg terug naar huis. „Ze doet soms mijn was en brengt vaak eten.”
Iets voor middernacht zet Susan haar zuurstofmasker op en gaat ze naar bed. Ze heeft het masker nodig vanwege benauwdheidsklachten. Terug naar Ghana wil Susan niet, óók niet als illegaliteit in Nederland strafbaar wordt. Ze pakt een tas vol medicijnen uit haar slaapkamerkast. „Die kan ik hier krijgen.” Net als de grote witte zuurstoftank. „In Afrika zijn geen medicijnen voor mij, daar zou ik doodgaan.”
Terwijl ballonpiloot Sven de Hoogd (30) de gasbrander af en toe „een tikkie” geeft, kijkt de familie Butz haar ogen uit. Het gezelschap zweeft op zo’n zevenhonderd meter hoogte. De oude binnenstad van Breda trekt onder de ballon door. Tussen de Hoogds „brandjes” door, valt vooral de stilte op.
„Je hoort geen wind”, zegt Ad Haarhuis (72), „omdat we daarop meedeinen.” Haarhuis witte haren, blauw overhemd, is de oprichter van Ad Ballon. Sinds 1972 heeft hij al meer dan vijfduizend ‘vaaruren’ (een ballon vliegt niet maar vaart) afgetikt, in tientallen landen. Maar, zegt hij, de blik gericht op de horizon: „Dit blijft een vorm van meditatie.”
Ballonvaren is een complexe onderneming. Hoe staat de wind? Hoe warm is het? Waar stijg je op zodat de wind de ballon de gewenste kant opduwt? En hoeveel mensen kunnen mee? „Het is niet voor niets dat ik zeven theorievakken moest halen voor m’n brevet”, zegt De Hoogd. „Je bent constant aan het rekenen.”
De ballonvaarders Ad, Sven en Martijn (links) stippelen een vaarroute uit.
In Oosterhout wordt een heteluchtballon volgepompt met warme lucht.
Foto Merlin Daleman
Instabiel
Komende jaren wordt die rekensom alleen maar lastiger. Onlangs publiceerde het KNMI een „klimaatbericht” over de uitdagingen voor de ballonvaart. Conclusie: ballonvaren wordt moeilijker. Het gematigde zeeklimaat ging al gepaard met wisselvallig weer – door klimaatverandering wordt het nog grilliger.
En ballonvaarders gedijen juist bij stabiel, zonnig – maar niet té zonnig – weer. Midden op de dag kan überhaupt niet gevaren worden vanwege te veel warme luchtbellen, maar ook regen, onweer of te harde wind kunnen een vlucht verpesten. Hoewel het aantal dagen met regen ongeveer gelijk blijft, neemt de hoeveelheid neerslag volgens het KNMI toe (met 9 procent). Verwacht dus in de toekomst kortere en hevigere buien, afgewisseld met langere periodes van droogte.
Ballonvaarders zullen ook vaker stuiten op onverwachtse luchtstromen. Zogenoemde inversies (dalende en samengeperste lucht die steeds warmer wordt) en convergentielijnen (lucht die uit diverse richtingen naar elkaar toe stroomt en buien, turbulentie en winddraaiingen kan veroorzaken) bemoeilijken het stijgen of dalen van een heteluchtballon, of duwen het gevaarte in een ongewenste richting.
„Je bent als ballonvaarder volledig afhankelijk van de weersomstandigheden”, zegt De Hoogd. „In een ballon kun je niet sturen.” Die onvoorspelbaarheid is ook mooi, zegt de ballonpiloot, maar die afhankelijkheid betekent wel dat „je met te heftige wind niet kunt opstijgen of varen. En de laatste paar jaar waait het steeds harder. Normaal konden we al zo’n twee uur voor zonsondergang varen. Nu moeten we vaak langer wachten, vanwege te harde wind en omdat je de ballon moeilijk overeind krijgt.”
Je bent als ballonvaarder volledig afhankelijk van de weersomstandigheden
Soms moet je op het laatste moment een groep teleurstellen. „Vorige week nog”, vertelt Ad Haarhuis. „Tot 17.00 uur lag het er allemaal goed bij. En toen kreeg ik vlak voor ik wilde opstijgen een update: vlagen van boven de tien knopen.”
En dan het warmere weer: sinds 1907 is Nederland gemiddeld zo’n twee graden warmer geworden, het aantal hittegolven neemt toe. Een ballon stijgt als de lucht erbinnen warmer is dan erbuiten. Ergo: hoe warmer buiten, hoe moeilijker het is om op te stijgen. De Hoogd: „Tien graden verschil betekent al snel dat ik één of twee personen minder kan meenemen.”
Dat gaat de ondernemers raken. Het KNMI spreekt van „hoger verbruik van brandstof” en kortere vluchten om „materiaalbelasting te beperken”. Een hittegolf leidt soms zelfs tot annuleringen, als de temperatuur in de mand te hoog wordt. „We kunnen de veiligheid dan niet garanderen, zeker niet die van oudere passagiers”, zegt Alex Jan Barends, voorzitter van de afdeling Ballonvaart bij de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart.
Toch denkt Barends, een ballonvaartveteraan die al langer dan 25 jaar het beroep uitoefent, niet dat klimaatverandering de branche echt in gevaar brengt: „Ballonvaarders zijn zo getraind, zo professioneel, die kunnen zich aanpassen. En je kunt altijd proberen iets eerder in de ochtend of later in de avond te vertrekken.”
Video Merlin Daleman
Landschap
Barends maakt zich drukker over het landschap, dat hij ingrijpend heeft zien veranderen. Een ballon laten landen vereist ruimte en een relatief vlakke ondergrond, bij voorkeur een wei- of grasland. Er moeten dus niet veel objecten hoog de lucht in steken. Een piloot wil niet verstrikt raken tussen de windmolens of een oefengebied voor drones indrijven.
Maar die ruime plekken zijn er steeds minder. Er verrijzen velden met zonnepanelen, rijen van windmolens en woonwijken. De Randstad, Flevoland en Brabant zijn al „aardig volgebouwd”, aldus hoogleraar landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen Theo Spek: „ Flevoland heeft linies aan windmolens. En in Brabant heb je wat ze de ‘Brabantse stedenband’ noemen: Breda, Tilburg, Den Bosch, Eindhoven en alles aan bebouwing daartussen. Ik kan mij dus wel voorstellen dat het ballonvaren gaat slinken.”
Volgens de laatste cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is het oppervlak met zonneparken „in verschillende provincies ruim verdubbeld” in het jaar 2022. Het aantal windturbines op land- en binnenwateren is gestegen van 323 in 1990 naar 2.509 eind 2022. PBL-experts wijzen ook naar de ‘verdozing’ van het landschap door grote distributiecentra, die vooral in West-, Midden- en Zuid-Nederland in hoog tempo worden gebouwd.
Een ballonvlucht boven Breda.
Foto Merlin Daleman
Lees ook
Magie van een doek, een mandje en een vuurtje
Champagne
Niet alleen klimaatverandering en fysieke obstakels hinderen ballonvaarders. „Er is recent een golf aan extra regelgeving. Met extra Natura 2000-gebieden en sinds kort zelfs oefengebieden voor drones”, vertelt hoogleraar Spek. Ballonvaarders mogen alleen op een bepaalde hoogte over die gebieden vliegen, of dat is zelfs volledig verboden.
Ook die uitdaging kan de beroepsgroep aan, daarvan is Barends overtuigd: „Vooraf maak je altijd een risico-analyse, dus als het goed is, komt er niets onverwachts op je pad. Wellicht zou een oudere ballonvaarder zeggen: het was vroeger allemaal makkelijker. Maar de jongere generatie weet niet beter dan dit.”
Een oudere ballonvaarder kan zeggen: het was vroeger makkelijker. Maar de jongere generatie weet niet beter
Eenmaal geland in Noord-Brabant – exact op het weilandje in Rucphen dat Ad Haarhuis en Sven de Hoogd hadden uitgerekend – is het tijd voor champagne, een traditie binnen de ballonvaart. En iedereen van de familie Butz ontvangt een „luchtvaartoorkonde”, ondertekend door De Hoogd.
Haarhuis, nippend aan een tweede glas champagne, maakt zich geen zorgen over de toekomst van het ballonvaren. Als er één ding is dat hij door de jaren heeft geleerd: „De wind is niet je vijand: als je hem leert kennen, dan wordt hij vanzelf je vriend.”
Een 35-jarige man uit Uden is donderdagavond opgepakt als verdachte van het doden van zijn 38-jarige vriendin, dat meldt de politie vrijdag. Agenten troffen de vrouw donderdagavond na meldingen uit de buurt zwaargewond aan in haar woning in het Brabantse Vlijmen, waar ook de verdachte en een jong kind aanwezig waren. Volgens de politie een kind van het slachtoffer. Meerdere ambulances en een traumahelikopter rukten uit. Enkele uren later overleed de vrouw in het ziekenhuis aan haar verwondingen.
De verdachte is overgebracht naar het politiebureau, waar hij wordt vastgehouden. De politie onderzoekt wat zich in de woning heeft afgespeeld. Het huis is afgezet en wordt bewaakt tot het onderzoek klaar is.
Het delict volgt kort op de moord op een 39-jarige vrouw in Gouda. Haar ex-partner schoot haar in het bijzijn van hun twee kinderen dood en werd later zwaargewond gevonden in de Scheveningse duinen, waar hij ter plaatse overleed. De moord is extra pijnlijk, omdat de vrouw ondergedoken zat in een blijf-van-mijn-lijfhuis en de dader eerder werd veroordeeld voor een poging tot moord op een andere ex-partner. Daarvoor werd de Eindhovenaar in 2009 veroordeeld tot 13 jaar celstraf.