Quincy Jones, de tovenaar van zestig jaar Amerikaanse muziek die tot op de maan wordt gedraaid

Quincy Jones, die zondag op 91-jarige leeftijd is overleden, was minder bekend dan zijn vele wereldberoemde vrienden. Hij zal vooral herinnerd worden als producer van Michael Jacksons album Thriller, maar hij was duizelingwekkend veel meer. Als producer, arrangeur en componist van zo’n 2.900 songs, drukte hij zijn stempel op zestig jaar Amerikaanse muziek, van hardbob tot hiphop. Hij bracht vele talenten en muziekstijlen samen. Zijn arrangement van Fly Me to the Moon van Frank Sinatra werd in 1969 gedraaid op de maan, op een cassetterecorder die astronaut Buzz Aldrin had meegenomen.

In de Netflix-documentaire Quincy (2018) zien we Quincy Jones als indrukwekkende hoogbejaarde langs eindeloos veel eerbetonen reizen, ondersteund door zijn zes zorgzame dochters. Vele beroemde vrienden komen in de film langs om zijn ring te kussen: van jonge fans als Kendrick Lamar, Dr. Dre, Beyoncé, tot oude vrienden als Ray Charles, Stevie Wonder, Herbie Hancock. En natuurlijk was hij dik met de Clintons en de Obama’s. Oud-president Obama roemde Quincy Jones als Afro-Amerikaanse pionier: „In ieder stadium van zijn opmerkelijke carrière was hij de eerste. Hij was iemand die de deur doorging vóór alle anderen. Dat gaf de mensen na hem enorm veel vertrouwen. En hij deed het met gratie.”

De door Quincy Jones en Michael Jackson geproduceerde hitsingle ‘Don’t Stop Till You Get Enough’:

Dat Quincy Jones ook op een oergeestige, malicieuze manier kon namedroppen, bleek uit zijn geruchtmakende interview met Vulture, begin 2018. The Beatles noemde hij de slechtste musici ter wereld, Michael Jackson was een inhalige macchiavellist die liedjes stal, John Coltrane haalde zijn schema’s uit een leerboek, en Marlon Brando neukte volgens hem met alles en iedereen, inclusief met James Baldwin, Richard Pryor, Marvin Gaye en een brievenbus. De weduwe Pryor bevestigde de roddel over haar man, Jones maakte zijn excuses aan alle andere beledigden.

Gewelddadig straatleven

Quincy Delight Jones (1933) groeide op in een arm gezin in de South Side van Chicago en in Seattle (Washington). Op zijn negende zag hij hoe zijn schizofrene moeder met geweld werd afgevoerd naar een inrichting. Zelf droeg hij diverse littekens van het gewelddadige straatleven. Volgens Jones had de moeilijke jeugd hem gevormd („Als je weet waar je vandaan komt, weet je beter waar je naartoe moet”). Dat uitte zich bijvoorbeeld in zijn steun aan de burgerrechtenbeweging en in zijn vele goede werken, die zich concentreerden op hulp aan arme Zwarte kinderen.

Quincy Jones in 2018, op het Filmfestival in Toronto.
Foto Chris Pizzello / AP

Hij begon al jong in de jazz, aanvankelijk als trompetspeler. Op zijn veertiende raakte hij bevriend met de toen zestienjarige pianist Ray Charles. Vanaf zijn negentiende was hij arrangeur en bandleider, om te beginnen voor Lionel Hampton, later onder meer voor Count Basie en Frank Sinatra, met wie hij het klassieke live-album Sinatra at the Sands (1966) opnam. In Parijs studeerde hij compositie bij Nadia Boulanger en Olivier Messiaen. Dat hij verbinding zocht met de Europese klassieke muziek had ook te maken met de muren der segregatie waar hij in de VS tegenaan liep: „Ze lieten Zwarte mensen geen arrangementen voor strijkers maken.”


Lees ook

Als een ware Koning Midas helpt Quincy Jones aan het juiste gouden geluid

Als een ware Koning Midas helpt Quincy Jones aan het juiste gouden geluid

Jones begon in de hardbob (jazz met r&b-invloeden), maar was, dankzij zijn verfijnde, rijke arrangementen, vooral te vinden aan de fluwelen kant van de jazz. Hij toerde in de jaren vijftig door Europa met zijn eigen jazzorkest, maar dat was geen zakelijk succes; Jones keerde terug naar de VS met anderhalve ton schuld. „We hadden de beste jazzband op de planeet, en we leden letterlijk honger. Toen ontdekte ik dat je muziek hebt, en muziekindustrie. En als je wilde overleven, moet je het onderscheid weten.” Zijn volgende grote baan was in 1961 dan ook vice-president van platenmaatschappij Mercury. Als filmcomponist schreef hij voor 34 Hollywoodfilms. In beide gevallen was hij de eerste Zwarte man in een witte wereld. Later, als filmproducer, ontdekte hij Oprah Winfrey voor The Color Purple, en Will Smith voor The Fresh Prince of Bell Air.

Donna Summers’ door Quincy Jones geproduceerde hitsingle State of Independence:

Tovenaar van Oz

Van de smooth jazz en classic pop schoof hij eind jaren zestig meer op naar de funk en pop. Als filmcomponist van The Wiz (1978) – een Zwarte update van The Wizard of Oz – leerde hij Michael Jackson kennen, die in de film de vogelverschrikker speelt. Samen zouden ze snel rijk en wereldberoemd worden. Met zijn bijna volmaakte producties – een breed aansprekend mengsel van soul, pop en rock – was Jones mede verantwoordelijk voor het succes van Off the Wall (1979), Thriller (1982) en Bad (1986). Over Michael Jackson zegt Jones in de film: „Ik probeerde hem te helpen met zijn artistieke groei. Zo liet ik bijvoorbeeld de toonsoort een kleine terts zakken, om hem volwassener te laten klinken. Hij was soms zo verlegen. Dan zong hij zittend achter de bank, met zijn rug naar mij toe.”

Quincy Jones in 2010.
Foto Andreas Terlaak

Jones produceerde in de jaren tachtig ook discohits voor anderen. Als een van de weinige veteranen onderkende hij vroeg het belang van hiphop, die hij beschouwde als een rauwe, revitaliserende kracht in de muziek, zoals bebop dat na de oorlog was. Jones was betrokken bij de oprichting van het hiphopblad Vibe en hij vroeg rap-pioniers voor zijn all-star-albums Back on the Block (1989). Afgezien van het stempel van goedkeuring van de meester, was dit album een vroege combinatie van hiphop en jazz, die later ook weer invloedrijk bleek te zijn.

Standje van 2Pac

Hij had zeven kinderen bij vijf vrouwen, onder wie bij filmster Nastassja Kinski. Naast zes dochters had hij één zoon: de Zweedse producer Quincy Jones III, die aan de wieg stond van de Zweedse hiphop. Jones’ voorkeur voor witte vrouwen kwam hem op een standje te staan van zijn schoonzoon Tupac Shakur. De later vermoorde rapper vond het rolbevestigend gedrag. Op het eind van de Netflix-documentaire zegt Jones dat hij overal goed in is, op één ding na: het huwelijk.

Hard werken en hard feesten zorgden naast gebroken huwelijken ook voor een handvol bijna-doodervaringen. Nadat hij bijna was gestorven aan een gescheurde hersenslagader in 1974, woonde hij zijn eigen herdenkingsconcert bij, geflankeerd door zijn neuroloog. In de documentaire zie je hem twee keer met spoed in een ziekenhuis belanden, waarna hij het wodka drinken en het reizen eraan geeft. Dat Quincy Jones 91 jaar is geworden en bijna al zijn beroemde vrienden heeft overleefd, mag dan ook een wonder heten.

Frank Sinatra zingt Fly Me to the Moon, op het door Jones opgenomen live-album ‘Sinatra at the Sands’: