‘Hij won een zwemwedstrijd en mocht haar mee uit nemen’

‘Een foto van mijn ouders tijdens hun verkeringstijd in 1954. Mijn vader, uit Zutphen, zat voor zijn dienstplicht bij de marine op een mijnenveger. Mijn moeder kwam uit Duisburg. Beide families waren al generaties lang schippers. Op -rivieren en kanalen in Nederland, Duitsland, België en Frankrijk.

Jongeren ontmoetten elkaar in havenplaatsen, zoals Amsterdam, Rotterdam en Maasbracht. Vaak via de kerk of een schippersjeugdvereniging, waar allerlei activiteiten zoals dansavonden werden georganiseerd.

Mijn moeder was een knappe vrouw en er waren kapers op de kust. Het verhaal gaat dat mijn vader een zwemwedstrijd met andere jongens in de haven van ’s Gravenmoer won en toen mijn moeder mee uit mocht nemen. Sinds die tijd waren ze onafscheidelijk.

Na hun huwelijk kochten ze een schip en ze kregen vier kinderen (ik was de oudste en de enige zoon). Omdat mijn moeder meer papieren had, was zij op bepaalde trajecten in Duitsland de kapitein van het schip.

Als kind kwamen we op een schippersschool en -internaat. We zagen onze ouders alleen in de vakanties en soms in een weekend, als ze in de buurt waren. Voor kinderen én ouders niet altijd leuk. Omdat het schip soms in de problemen kwam – bijna verging het tijdens een storm op het IJsselmeer, er was een brand in het vooronder, een aanvaring op de Rijn en op een zandbank op de Westerschelde liep het vast – was de maat voor met name mijn moeder vol. Zij had in tegenstelling tot mijn vader niet het schippersbloed. Ook ik had geen interesse om als schipper mijn vader op te volgen. We gingen in Spijkenisse aan de wal. Mijn vader werkte tot aan zijn pensioen als kapitein bij de havendienst in Rotterdam. Mijn jongere zussen konden naar een gewone school en daarna gewoon naar huis.