Prix Goncourt-winnaar Jean-Baptiste Andrea: ‘Een schrijver maakt zichtbaar wat onzichtbaar is’

Sinaasappel- en citroenbomen, kurkeiken en parasoldennen, 30 graden – het is een toepasselijk mediterraans decor voor een gesprek met Prix Goncourtwinnaar Jean-Baptiste Andrea. We zitten dan wel in La Croix Valmer, een dorp in Zuid-Frankrijk, waar hij later zal optreden, en niet in Italië, waar zijn roman zich afspeelt, toch brengt het landschap ons meteen bij zijn hoofdpersonen Mimo en Viola. Waak over haar vertelt ons het leven van de fictieve beeldhouwer en architect Michelangelo Vitaliani, afgekort Mimo, een kleine man uit een arm milieu, zoon van een beeldhouwer, die geboren is voor een stuiver en uiteindelijk, dankzij zijn doorzettingsvermogen, een briefje van honderd weet te worden. Hij gaat in de leer bij een vage oom, die van zijn geweldige beeldhouwerstalent profiteert. In een atelier in Florence zijn alle collega’s jaloers en wordt hij gepest en gedwarsboomd – zijn wraak zal hij later koud opdienen. Gered wordt hij door de out-of-the-box denkende Viola, afkomstig uit de machtige adellijke familie Orsini. Dankzij hun opdrachten voor piëta’s en monumenten verwerft Mimo nationale faam en wordt hij toegelaten tot de meest prestigieuze kunstenaarsgremia.

In de voetsporen van Dumas, Fournier en Visconti verleidt Andrea je vanaf de eerste bladzijde. Zijn roman heeft vaart, ritme, en zit vol spannende wendingen. In het hart van het verhaal zit een mysterie, waarop al op de eerste bladzijden wordt gehint en dat pas veel later wordt onthuld.

Het boek opent met tweeëndertig monniken die in 1986, in een abdij, rond Mimo’s sterfbed staan. Veertig jaar heeft hij er gewoond, hoewel hij geen gelofte heeft afgelegd. Nee, hij bleef om te ‘waken over haar’. Wie, wat en waarom? Zeker is dat het de monniken onrustig maakte.

Die eerste scène is sterk, ben u het boek daar begonnen?

„De laatste scène heb ik het eerst geschreven. De structuur van mijn roman moest solide zijn, daaraan heb ik eerst tien maanden gewerkt. Toen had ik de hele reeks gebeurtenissen, alles was met elkaar verbonden, ik kende het begin, het einde, de oplossing van het mysterie. Ik heb het boek geschreven om bij die laatste zin uit te komen.”

Uw boek is opgebouwd in scènes, net als een film, dat pakt je.

„Ik ben lang scenarist geweest in de filmindustrie, dan weet je hoe je moet monteren, waar een scène het meest effectief is, je mag de lezer niet vervelen. Maar die eerste bladzijden vertellen vooral een emotioneel moment, het ogenblik waarop iemand terugkijkt op zijn leven en zich afvraagt: heb ik het goed besteed? Hier slaat iemand een bladzijde van zijn leven om. Ik houd van abdijen, ze hebben iets raadselachtigs. Ik ben mystiek aangelegd, heb afstand genomen van het rooms-katholicisme, het dogma lijkt me absurd. Ieder dogma trouwens.”

In uw boek komt bijna de hele twintigste-eeuwse Italiaanse geschiedenis voorbij, inclusief het fascisme. Mimo wordt geboren in Frankrijk, zijn ouders waren Italiaanse emigranten, ze werden bespot, gediscrimineerd of erger.

„Mijn grootmoeder kwam uit de Abruzzen, ik heb haar geboorteakte en dat is alles. We woonden in Cannes, op zo’n zestig kilometer van de Italiaanse grens. Op school kreeg ik geen Italiaans, dat werd gezien als een taal voor de dommen. Als kind fantaseerde ik altijd over dat land, daar heb ik later de kunst ontdekt. Het was een soort tropisme, altijd als ik schreef dacht ik aan Italië. Ik ben geen Italiaan, ik vroeg me af of ik het recht had.. en ja dat heb ik. Een schrijver heeft het recht over alles te schrijven.”

Als Mimo als twaalfjarige in Turijn aankomt, ‘ruikt hij de oorlog’, metaal, kanonnen, veldslagen. Hij komt als het ware aan in ‘La Rivolta’, het futuristische schilderij van Luigi Russolo, die ‘schilderde wat in ons gezicht explodeerde’.

„Het is de tijd van de opkomende tirannie, daar gaat dit hele boek over. De ware hoofdpersoon is Viola Orsini, een vrouw die vecht voor haar vrijheid. En dus koos ik een tijdperk waarin het woord ‘vrijheid’ iedere dag meer en meer bedreigd werd. Er is de traditie van de adellijke familie waarin Viola is geboren, het dorp, de mensen om haar heen, en ook nog eens de grote geschiedenis, met de politieke tirannie van Mussolini. Ik vind de futuristische schilderijen uit die tijd subliem, ze zijn figuratief en abstract tegelijk. Net als de futuristen ben ik gek van vliegen en vliegtuigen. Kent u dat filmpje van de man die in 1912 van de Eiffeltoren sprong? Tussen die man en een hypersonisch vliegtuig dat acht keer de snelheid van het geluid vliegt, zit maar zestig jaar. De snelheid waarmee de techniek zich ontwikkelde is ongelofelijk. Dat zie je allemaal terug in dat futuristische schilderij.”

Viola Orsini woont in de prachtige villa van de familie, die omringd is door de sinaasappel- en citroenboomgaarden, waar ze hun fortuin aan te danken hebben; het is een landschap als ‘een vuurwerk’ van mandarijn, meloen, abrikoos en mimosa. ‘Ab tenebris, ad lumina’ luidt de tekst op hun blazoen, ‘weg van de duisternis, naar het licht’. Enerzijds is Viola een raadselachtige fee, anderzijds gewoon een intelligente jonge vrouw die onafhankelijk wil zijn. Ze heeft een bijzondere relatie met een beer, én ze wil zich kandidaat stellen voor de verkiezingen, wat haar familie blokkeert. Ze heeft een droom: vliegen. Maar ze wordt uitgehuwelijkt. Vlak voor haar bruiloft springt ze, voorzien van vleugels, van het dak van de villa – met dramatische gevolgen. Viola leent Mimo van jongs af aan boeken, ze verstopt ze op een plek waar hij vervolgens langs komt om ze op te halen. Zij voedt hem intellectueel gezien op. Hij is in haar ban en wil zijn leven in haar nabijheid doorbrengen. Viola houdt vooral van gothic novels.

Uw roman zelf heeft trekjes van de gothic novel. Viola gaat op graven liggen, Mimo en zij spreken op een begraafplaats af, er is sprake van angst, spoken, metamorfosen, intense natuur. Waar komt die voorkeur vandaan?

„Mijn moeder was docent Engels. Toen ik 15, 16 was deed ik rollenspelen zoals Dungeons & Dragons, in het Engels. De eerste roman die ik las was The Monk van Matthew Gregory Lewis, uit 1796, een gothic novel. Mijn liefde voor de verbeelding werd erdoor aangewakkerd. Dat zie je in mijn werk terug. Viola balanceert als een koorddanser op de vage grens tussen rede en waanzin. Ze is absoluut niet gek, ook al slaapt ze op grafstenen en wordt ze wakker met verhalen in haar hoofd. Ze wordt weggezet als hysterica, als heks. Iemand die andere ideeën heeft wordt al snel voor gek verklaard. Zij is de belichaming van de absolute vrijheid. Ook wie wetenschappelijk is ingesteld, zal moeten accepteren dat de wereld een deel mysterie in zich draagt. In zekere zin is de positie van de vrouw niet veranderd. Een vrouw van achttien moet nog steeds harder knokken dan een man van die leeftijd, zelfs als die man minder getalenteerd is.”

Is ‘Waak over haar’ een feministische roman?

„Ik zou eerder zeggen een humanistische roman, die zich interesseert voor de essentie van wat we zijn, onafhankelijk van het lichaam waarin we zijn geboren. Maar ja, hij is natuurlijk feministisch. Ik ben voorzichtig met dat woord, want vrouwen hebben mij niet nodig om hun zaak te verdedigen.”

Voor mij is uw roman een ode aan de verbeelding.

„Daar heb ik mijn leven aan gewijd. Ik heb ervoor gevochten, we leven in een wereld die ertoe neigt om de verbeelding uit te bannen. Ik heb er inderdaad nogal veel van. Ik ben hypergevoelig, ik heb een grote antenne die ronddraait, zoals op een verkeerstoren. Ik voel alles, het kwaad komt hard bij me binnen maar vreugde ook. In iedere etappe van ons leven dwingt men ons gebaande paden in te slaan, dat heb ik altijd geweigerd – al heel jong en heel sterk. Een jaar voordat ik mijn studie politieke wetenschappen afrondde heb ik werk gevonden als vertaler, toen ben ik gaan schrijven. Niet over mezelf, geen autofictie, ik wil in de tekst verdwijnen. Schrijven is emoties oproepen, het is de ultieme vrije daad, de verbeelding is heilig.”

In 1924 winnen de fascisten in Italië de verkiezingen, de terreur kondigt zich aan. Mimo flirt ermee, hij neemt opdrachten van hen aan. Viola brengt hem ervan af. Wat is voor u de rol van de kunstenaar in dat soort gevaarlijke tijden?

„De schrijver heeft geen vooraf gedefinieerde rol te spelen. Een schrijver geeft weer wat het betekent mens te zijn op een bepaald moment in de geschiedenis. Een goede roman spreekt over ons, over waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan. Net zoals ieder ander kunstwerk dat ons ontroert, of het nu een beeldhouwwerk is of een schilderij. Ik heb geen heilige missie, ik luister naar de wereld. Een schrijver maakt zichtbaar wat onzichtbaar is. Niet omdat je het niet kunt zien, maar omdat je er niet naar kijkt.”

Als ik uw vier romans bekijk, ‘Mijn koningin’, ‘Honderd miljoen jaar en een dag’, ‘Duivels en heiligen’ en nu ‘Waak over haar’, zie ik thema’s terugkomen: er is een jongeman die een ongelukkige, gewelddadige jeugd heeft gehad en die het idee heeft gevangen te zitten. Hij ontsnapt en ontmoet een mysterieuze vrouw die hem fascineert. Die vrouw hoort tot een andere sociale klasse, ze leest veel, heeft ervaring die de jongeman niet heeft. Het gaat om klimmen en vallen, van een toren, een dak, een grot, een gletsjer. De jonge vrouw heeft iets met een beer. Ze verdwijnt en dan begint er een zoektocht, een zoektocht naar vrijheid en naar het licht.

„Wauw, dat klopt allemaal. Het gaat me om het zoeken naar licht en om het vermogen om, ondanks de duisternis, het licht te zien. Mijn boeken eindigen altijd met gloeiende kooltjes die niet doven. Dat is voor mij de geschiedenis van de mensheid. Ondanks alle tragedies gaat ze toch vooruit. Dat vind ik in onze tijd des te belangrijker, want we worden tegenwoordig zo getraind om naar de duistere kant te kijken. Ja, je moet weten dat het slecht gaat met de wereld, maar je moet ook een stap opzij kunnen zetten: ging het niet altijd slecht met haar? Dat moeten we niet vergeten.”

Op vrijdagavond 1 november treedt Jean-Baptiste Andrea op in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag, tijdens festival Crossing Border.