Frida Vogels (1930) is een schrijfster die wordt bewonderd, op het randje van verheerlijkt, ook door mij. Haar trilogie De harde kern (1992-1994) is onovertroffen. Met die lange roman, aangevuld met poëzie, groef ze naar een onbarmhartig zelfinzicht, azend op toegang daartoe door sluw te schrijven, helder en snijdend. Terwijl ze in dat werk haar ‘naakte waarheid’ (de titel van deel 2) haar lezers in het gezicht smeet, koos ze ervoor om persoonlijk juist niet naakt te staan. Ze hield zich gedekt. Ze schuwde elke publiciteit en toen ze de Librisprijs toegekend kreeg, accepteerde ze die wel maar ze kwam hem niet in ontvangst nemen.
Inmiddels is ze van gedachten veranderd. Ze geeft interviews en is zichtbaar: voor omslag én achterflap van haar jongste boek poseerde ze voor auteursportretten. Achterin het boek vat een ‘Chronologisch overzicht’ haar levensloop samen en onthult een ‘Verklarende namen- en begrippenlijst’ dat alles en iedereen in dit boek werkelijkheid is.
Verantwoorden
In den vreemde heet het boek en het is dus autobiografisch, maar anders dan de dagboeken die ze ook uitbracht. Voor deze collectie korte en lange hoofdstukken houdt ze het zelf op ‘Kronieken’. Ze waaieren inhoudelijk uit, maar ze bestrijken veelal bekend terrein voor wie De harde kern paraat heeft. Maar dan in een ruwe versie. Het vertelde passeert fragmentarisch, cirkelend rond het onstuitbare ongemak dat altijd vreet aan Frida Vogels, zelfs als ze zich gelukkig voelt.
‘Ik heb me te verantwoorden’, verklaart ze in de proloog van het boek en: ‘Als het goed is ziet de lezer mij’. De lezer gaat zijn best doen en duikt met haar mee in gedetailleerde beschijvingen van perikelen met familie, vriendinnen en vrienden. Er zijn verzuchtingen. Er is veel weerzin tegen alles en iedereen. En het wemelt van de observaties waarin Vogels zichzelf fileert. Ze bokt over haar echtgenoot – hem kan zij geen gelukkig huwelijksleven bieden en hij haar niet, wat ze hem dan weer verwijt. Bij een bezoek aan een man die ze leerde kennen als jonge onderduiker manifesteert zich haar onvervulde erotische verlangen van destijds in een onhandige concurrentieslag met zijn echtgenote. Heel veel aandacht is er voor het verleden dat maar geen verklaring voor het heden wil leveren.
Schoonfamilie
Met haar droge, kernachtige zinnen blinkt ze uit in de hoofdstukken waarmee ze de archaïsche verhoudingen in haar Italiaanse schoonfamilie uitbeent. Vogels toont zich daar als een schrijfster die meer beoogt dan ‘de waarheid’ uit te leveren, aan zichzelf en aan de lezer. In deze verhalen, novelles bijna, valt veel te halen over wat mensen maakt en breekt, over hun makkes, zwaktes, hun veerkracht en woede. Over hun vermogen tot gelatenheid, dat vooral.
Minder interessant is het gejeremieer vol uitvoerigheden dat ze wijdt aan haar levenslange kwesties met haar vader en met haar broer Kees. Ze wil eerlijk zijn – en is dat niet. Kan ze niet. In familieruzies is niemand eerlijk. Dat geeft niet, maar de vraag is wat we aanmoeten met inkijkjes vol privékwaadsprekerij, terwijl Vogels zichzelf schoonpraat op een manier die neigt naar koketterie.
Eenmaal vergaloppeert ze zich ernstig, in een brief die ze richt aan Ayaan Hirsi Ali. Is dit een echte brief? Wie een brief schrijft doet dat in een poging tot dialoog met de geadresseerde. Voor Vogels fungeert Hirsi Ali als echoput voor haar beschrijving van haar eigen verhouding tot de terreur en Tweede Wereldoorlog en haar persoonlijke ervaring met het leven in Europese vrijheid.
Zo dreigt In den vreemde onder de streep een sneu boek te worden. Maar dan is daar het laatste hoofdstuk. De echtgenoot die haar nooit verliet en die zij nooit verliet, sterft. Vogels durft het aan om zijn laatste ademtocht te beschrijven en reikt in de volgende pagina’s naar de kern van haar rouw. Met haar literaire finesse lukt haar dat zonder larmoyant te zijn. Wel hartverscheurend.