‘De kans op een overstroming zoals in juli 2021 in Limburg is heel klein, maar als het weer gebeurt kunnen we niet zeggen dat we het nooit verwacht hadden. Dat gaat gewoon niet”, zegt Karin de Bruijn.
De Bruijn is expert op het gebied van overstromingsrisico’s bij kennisinstituut Deltares. Voor haar en haar collega’s voelt ‘2021’ nog heel vers. Sinds die gebeurtenis – dagenlange regenval waardoor rivieren plotseling ver buiten hun oevers traden met enorme schade tot gevolg – is er veel meer aandacht voor mogelijke hevige regenval boven Nederland. Onder meer met computermodellen die de regen van 2021 elders boven Nederland laten vallen, worden gevolgen in kaart gebracht. De Bruijn: „Overlast kun je bij zoiets niet voorkomen, maar een ramp hopelijk wel.”
„Wat we in 2021 in Limburg zagen, en ook in september in Midden-Europa, was een lagedrukgebied dat bleef hangen en dagenlang uitregende boven hetzelfde gebied”, zegt Jan Verkade, hydrometeoroloog bij Deltares en lid van de crisisadviesgroep rivieren bij Rijkswaterstaat. „Ik had in die week in 2021 dienst bij Rijkswaterstaat. Op maandag spraken we nog over een afvoer van 800 tot 1.000 kubieke meter water per seconde door de Maas, op dinsdag werd dat 1.500 en woensdag schoot het naar 2.750. Uiteindelijk werd het 3.200.”
Minder bruikbaar
„Dit soort neerslaggebeurtenissen is nieuw, vroeger zagen we dit niet”, verklaart Verkade de verrassing. „Toen trokken lagedrukgebieden voorbij. Door klimaatverandering krijgen we andere processen in de atmosfeer. De oude statistiek, waarmee verwachtingen worden gemaakt, is minder bruikbaar in deze situaties.”
De kenmerken van het landschap zijn belangrijke factoren in het ontstaan van zulke regen. In 2021 dreef een lagedrukgebied langzaam richting de Ardennen. De stijgende lucht koelde daar snel af, en regende uit. Het bleef hangen doordat vanaf de andere kant warme, vochtige lucht kwam. De regenval afgelopen september in Midden-Europa ontstond boven een warme Middellandse Zee. Het lagedrukgebied dreef naar het noorden waar het koudere lucht en, wederom, bergen tegenkwam. Ook de enorme regenval in Spanje deze week komt door zo’n lagedrukgebied.
Hoe voorstelbaar is een ‘opgesloten lagedrukgebied’ boven andere – plattere – delen van Nederland? Eind 2021 heeft Deltares een meerdaagse hackathon gehouden rond de vraag: wat als ‘de waterbom’ elders in Nederland was gevallen? Er zijn dan wel geen bergen elders in Nederland, maar een warme Noordzee kan wel veel vochtige lucht aanvoeren, staat in het verslag. Zou er in de buurt een hogedrukgebied liggen met een remmende invloed, dan is dergelijke regenval elders ook plausibel.
Er zijn ook andere oorzaken. Door opwarmend zeewater en een warme atmosfeer wordt meer vocht in de lucht opgenomen, wat zorgt voor meer regen. Ook zijn er door warme oceanen meer orkanen en de kans dat een uitloper daarvan Europa bereikt neemt daarmee toe. Begin oktober leek het er even op dat ex-orkaan Kirk veel regen naar Nederland zou brengen, en orkaan Leslie zorgde half oktober voor overstromingen in onder meer Frankrijk.
Om een beeld te krijgen van de gevolgen van dergelijk extreem weer is tijdens de hackathon de regen die in Limburg viel virtueel verplaatst naar andere delen van Nederland. De overlast verschilt per regio. „Hoe hoger de bergen, hoe harder water stroomt. Daarom is die heel heftige overlast waarbij hele huizen wegspoelen zoals in de buurlanden gebeurde in ons land vrijwel nergens voorstelbaar”, zegt De Bruijn. „Maar in het Limburgse heuvelland, bij de beken in het oosten van het land, en rond de Utrechtse en Sallandse Heuvelrug krijg je wel dat het water snel kan stijgen en hard kan stromen. Dan kan het water best hoog komen, maar dat is wel kortdurend. In het poldergebied is het heel anders. Het water komt minder hoog, maar blijft langer staan omdat het niet snel kan worden uitgemalen. Waterdiepte en duur zijn allebei factoren in de overlast.”
Vernieuwde modellen
En stel nou dát… is Nederland dan inmiddels voorbereid? „Nog niet helemaal denk ik. Maar we zijn wel hard op weg dat te worden”, zegt De Bruijn.
Meer inzicht komt uit vernieuwde modellen. „Veel modellen zijn oorspronkelijk gemaakt om watersystemen te ontwerpen en te toetsen wat er bij neerslag in kanalen en rivieren gebeurt”, zegt De Bruijn. „Ze laten niet zien wat er in de gebieden rond de rivieren gebeurt of wat daar de waterdieptes zouden zijn. We werken nu aan een vertaling waarmee ook inzichtelijk wordt of bijvoorbeeld wegen en tunnels onder water komen te staan waardoor hulpvoertuigen niet meer kunnen rijden, of wanneer transformatorhuisjes worden geraakt. Voor Zuid-Holland hebben we hierover een casestudy gedaan. De ernst van de overlast is afhankelijk van meer dan alleen het water zelf.”
Organisatorisch is er ook beweging. Zo is naar aanleiding van ‘2021’ meer bovenregionale afstemming op gang gekomen en op onderzoeksgebied is er op initiatief van Nederland internationale samenwerking met Duitsland, België en Luxemburg gestart.
En er zijn praktische ingrepen. „Onderhoud aan waterwerken werd altijd buiten het stormseizoen gedaan”, zegt Verkade. „Onderhoud aan dijken gebeurt in de zomer. En een pomp van het gemaal bij IJmuiden werd in de zomer bijvoorbeeld weleens naar het buitenland gestuurd. Nu we weten dat overstromingen ook in de zomer plaatsvinden kan dat niet zomaar meer. Dat betekent nogal wat voor het operationeel beheer. Voor IJmuiden is daarom onder meer een extra pomp gekocht.”
De precieze regenval van 2021 voert in de nieuwe verkenningen niet meer de boventoon. „Die regen had een duidelijk zwaartepunt, we rekenen nu met regen die gelijk over het gebied verdeeld is”, zegt De Bruijn. „Het zwaartepunt hadden we in de hackathon boven het waterschapskantoor gelegd. Dat kan in de context van een hackathon, maar als het zwaartepunt zuidelijker had gelegen dan waren de gevolgen voor Brabant vervelender geweest. Een gelijkmatige virtuele bui – wel met dezelfde hoeveelheid regen en dezelfde verspreiding in de tijd – geeft beter inzicht over wat het systeem nog wel net aankan en wat niet.”