De oudste zoon van de islamitische Mouna (45) kreeg acht jaar geleden regelmatig te maken met discriminatie op zijn basisschool in Amsterdam-Zuid. „‘Als ik jou sla krijg ik een cadeautje van mijn oom’, hoorde hij van een kind van Israëlische afkomst wiens oom moslims niet mocht”, vertelt Mouna. Of: „Jullie geloven niet in Jezus, daarom zijn jullie slecht.”
Toen hij in de klas kwam met de enige andere jongen van Marokkaanse afkomst, beklaagden de ouders zich. Een meisje zou Mouna’s zoon van de stoel hebben geduwd, waarna hij zou hebben teruggeduwd. „Kinderen uit de klas gingen naar de juf om dat te vertellen. Volgens de ouders trommelden mijn zoon en de andere jongen elkaar op. Geen idee hoe ze daarop zijn gekomen”, zegt ze. „Mijn zoon was op dat moment niet eens bevriend met die jongen. Ik heb tegen de ouders gezegd dat hun verhaal waarschijnlijk is gebaseerd op hun eigen vooroordelen. Toen ik dit met de leerkracht besprak, bevestigde die dat het meisje eerst duwde.”
Meer dan de helft
Moslimdiscriminatie is in Europa toegenomen, blijkt uit een vorige week gepubliceerd onderzoek van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA). Met zo’n 26 miljoen mensen vormen moslims de op een na grootste religieuze groep in de Europese Unie. In Nederland gaf 55 procent aan de afgelopen vijf jaar met discriminatie te maken te hebben gehad. Dit is hoger dan het Europese gemiddelde van 47 procent. In 2016 was dat Europese cijfer nog 39 procent.
Hoewel onderwijs op plek vier staat van de plekken waar moslimdiscriminatie het meest voorkomt, is discriminatie op school volgens sociologen een bron van kansenongelijkheid op de langere termijn. 16 procent van de Europese moslimouders of verzorgers zegt dat hun kinderen op school te maken krijgen met pesterijen of intimidatie vanwege hun etnische of migratieachtergrond. 8 procent van de Europese moslims zegt dat hun kinderen op school worden gepest of uitgesloten, in Nederland is dat 15 procent. Uit het rapport blijkt dan ook dat jonge moslims drie keer vaker vroegtijdig school (30 procent) verlaten dan andere scholieren.
„Het is pijnlijk om te zien dat het nog steeds zo is, want wij hebben exact hetzelfde meegemaakt”, zegt Mouna (45) over discriminatie. Ze wil niet met haar achternaam in de krant, omdat ze vervelende reacties kreeg toen ze zich eerder in de media uitsprak over discriminatie. Het tiental ouders dat door NRC werd benaderd, wilde op één na allemaal enkel op voorwaarde van (gedeeltelijke) anonimiteit meewerken.
Gisteren begon een juf die mij nog niet kende heel kinderlijk tegen mij te praten
Zelf heeft Mouna ook in Amsterdam op school gezeten. „Onze ouders zeiden vroeger: ‘Je moet altijd de leraar respecteren’. Hoewel mijn kinderen in sommige jaren goede leraren hadden, weet ik nu dat het niet altijd aan de leerling ligt.” Verschillende ouders vertellen dat zij vanwege discriminatie liever kiezen voor een islamitische school of stappen na nare ervaringen over op zo’n school.
Niet alleen leerlingen worden op openbare scholen gediscrimineerd, zoals het onderzoek vermeldt, ook ouders ervaren discriminatie op school, vertellen zij aan NRC.
Ibtissam Abaaziz, mede-oprichter van het burgerinitiatief Stichting Meld Islamofobie, heeft een dochter van vier die net is begonnen op de basisschool. Zelf is ze gepromoveerd socioloog. „Gisteren begon een juf die mij nog niet kende heel kinderlijk tegen mij te praten”, zegt ze. Abaaziz draagt een hoofddoek.
Uit het FRA-onderzoek blijkt dat moslims die religieuze kleding dragen vaker te maken krijgen met discriminatie dan andere moslims. Mouna, die ook een hoofddoek draagt, heeft er „echt een trauma aan over gehouden”.
Toen haar zoon net naar de basisschool ging, zei de leraar toen zij hem kwam ophalen uit het niets dat ze ‘wel moest voorlezen thuis’. „Ik dacht: houd je mond, waarom denk je dat ik dat niet doe? Andere, witte ouders werden gegroet met dat alles goed was gegaan.”
Sommige ouders kiezen vanwege discriminatie liever voor een islamitische school
Factor in onderwijsongelijkheid
Volgens Orhan Agirdag, als onderwijssocioloog en hoogleraar aan de KU Leuven gespecialiseerd in onderwijsongelijkheid, heeft discriminatie invloed op de langere termijn; er is een causaal verband tussen discriminatie op school en leerprestaties. „Zowel direct op je leerprestaties, als indirect in het niet meer thuis of betrokken voelen op school”, zegt hij. „Als je gelooft dat onderwijs niet rechtvaardig is, ga je ook minder je best doen op school.”
In zijn boek Onderwijs in een gekleurde samenleving schrijft hij over het rad van ongelijkheid. Dat is een drievoudig tandmechanisme, met aan de buitenkant de ongelijkheid in leerprestaties. Die wordt aangedreven door vijf tussenliggende tandwielen: segregatie, discriminatie, vooroordelen, lage verwachtingen en stereotypen vanuit leraren.
In het midden bevindt zich het systeem van geïnstitutionaliseerd racisme. Dat systeem stuurt niet alleen de tandwielen aan, maar wordt er ook door versterkt. „Uit mijn onderzoek blijkt dat er een kloof is in leerprestaties ter grootte van één leerjaar tussen leerlingen die gediscrimineerd worden en niet”, zegt Agirdag.
Maar de effecten gaan verder dan onderwijs. Dat moslims vaker vroegtijdig school verlaten belemmert hun kansen op werk later in hun leven, stellen de onderzoekers van het FRA-rapport. Veel moslims hebben tijdelijke, kortdurende banen, die geen zekerheid en stabiliteit bieden.
Nationaal Coördinator
De regeringscommissaris Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme Rabin Baldewsingh begrijpt niet waarom het zo „akelig stil” blijft na deze cijfers. „Ik maak me grote zorgen, zegt hij. „De helft van de moslims heeft met discriminatie te maken.” Hij ziet dat die toename al jaren gaande is; sinds 9/11 is de positie van moslims in Europa steeds verder verslechterd. „Moslims krijgen overal de schuld van: huisvestingsproblemen, het tekort op de arbeidsmarkt.” Er zijn in Europa regeringen aan de macht die moslims „bashen” en daarmee vooroordelen versterken, zegt hij. t alleen over NL?
Sinds het FRA-onderzoek, dat vóór het begin van de Gaza-oorlog plaatsvond, zijn de cijfers verder opgelopen, aldus het bureau. „Gevoed door de conflicten in het Midden-Oosten en verergerd door dehumaniserende antimoslimretoriek op het hele continent’, leest een FRA-persbericht.
Op de vraag of het Nederlandse antidiscriminatiebeleid heeft gefaald antwoordt Baldewsingh dat het beleid nog niet goed „vorm en inhoud” heeft gekregen. „We doen liever aan victim blaming”, zegt hij. Hij wijst op wetten en maatregelen die moslims volgens hem profileren, zoals de wet tegen gelaatsbedekkende kleding . „Dat is symboolpolitiek.
Er werd gezegd: ‘We hebben artikel 1 van de grondwet, dat verbiedt discriminatie, dus het is er niet!’
We hebben in de politiek bijna veertig jaar weggekeken, gedaan alsof er geen discriminatie is”, zegt hij. „Er werd gezegd: ‘We hebben artikel 1 van de grondwet, dat verbiedt discriminatie, dus het is er niet!’”
Lichtpuntje
Een goede aanpak van discriminatie is er tot de dag van vandaag niet, vindt coördinator Baldewsingh. „Ik ben bijvoorbeeld voorstander van verplichte trainingen in organisaties die bewust maken van racisme en discriminatie. Maak inclusiviteit een van de competenties en toets daarop in functioneringsgesprekken. Op scholen moet het curriculum verbreed worden, zodat iedereen zichzelf herkent.” Maar, geeft hij toe, het is een zaak van lange adem. Maar of hij die kans krijgt is de vraag. Baldewsinghs termijn werd in juli door toenmalig minister Hugo de Jonge van Binnenlandse Zaken (CDA) met één in plaats van drie jaar verlengd. Verdere verlenging is aan het volgende kabinet, schreef hij aan de Kamer.
Mouna ziet een lichtpuntje: de nieuwe generatie, die zich minder laat beïnvloeden door hun ouders. „Mijn dochter droeg laatst een hoofddoek naar school. Haar niet-moslim vriendinnen waren trots op haar. Ze vonden dat ze een leuke kleur had uitgekozen bij haar kleding. Dat was ondenkbaar in mijn tijd.”
Lees ook
Weet jij wat strafbare discriminatie is? Test het