Wandelen bij wolven, wilde zwijnen en burlende herten

Waar de wolven lopen

De Utrechtse Heuvelrug is de laatste maanden vaker in het nieuws geweest dan alle tien jaar daarvoor. Dat heeft natuurlijk te maken met de wolf. De Utrechtse Heuvelrug is een voor Nederlandse begrippen groot natuurgebied; goed, de Veluwe is groter, maar wie langdurig door het groen wil struinen kan ook hier zijn hart ophalen. Dat verdiende een eigen wandelgids, vond Gegarandeerd Onregelmatig, dat de gids Wandelen over de Utrechtse Heuvelrug uitgaf.

Dankzij de lange, smalle vorm van het gebied ben je meestal niet ver verwijderd van de rand, „waar de heuvelrug overgaat in een ander soort landschap”, schrijven de auteurs in de inleiding, en dat is juist zo aantrekkelijk. „Vrijwel alle wandelingen in deze gids laten je ergens ‘over de rand’ kijken”, inclusief soms vanaf grote hoogte, zoals bij de Amerongse Berg (69,2 meter), Elsterberg (62,5 meter) en Grebbeberg (52 meter), wat soms prachtige uitzichten oplevert.

Opvallend aan dit gebied, ook als de randen ver weg zijn, is de grote afwisseling. Loofbos, naaldbomen, heidevelden, stuifzand, bosmeertjes: voor elk wat wils. De wolf had het goed bekeken om hier neer te strijken. Door enkele incidenten werd een deel van het gebied, onderdeel van landgoed Den Treek-Henschoten, afgelopen zomer zes weken afgesloten voor publiek. We kunnen niet ontkennen dat lopen in wat het kerngebied van de wolvenfamilie met vijf welpen moest zijn, ons extra aantrekkelijk leek – verrekijkers in de aanslag. Een wolf zien we niet, wel een paar verse sporen, ook dat is al spectaculair. Het natuurschoon en de eeuwenoude panden in buurtschapje Den Treek maakt dat de 15 kilometer een stuk korter aanvoelen.

Wandeling twee was in het meest noordelijke deel van de Utrechtse Heuvelrug, bij Baarn. Vanaf het station voert de route je 15 kilometer door fraaie natuur, maar het eerste stuk kun je genieten van door mensen gemaakte kunststukjes: enorme villa’s uit de periode rond 1900, in de met veel groen omgeven wijk Wilhelminapark, grenzend aan het bos. Je kijkt je ogen uit bij zoveel weelde, onder vrolijk gezang van vogels in de hoge bomen op straat en in de tuinen. Vervolgens loop je langs Kasteel Groeneveld, gelegen in een groot en fraai aangelegd park. Daarna verlaat je de bewoonde wereld; door naaldbos, beukenlanen en een heideveld met stuifzand gaat het, zonder iemand tegen te komen. Onderweg hoor ik tweemaal een zwarte specht en het diepe gekras van een raaf. Wie wil, kan op het laatst van de route afwijken voor een bezoek aan Paleis Soestdijk. Fijn dat station Baarn, waar de wandeling ook weer eindigt, zo dicht tegen het natuurgebied aanligt.

Tijdens het lopen bleken enkele omschrijvingen in de gids alweer aan een update toe, maar deze uitgever past een gemelde wijziging direct aan in de online versie, die je kan printen. De gedownloade gps-track op je telefoon werkt bovendien zo goed, dat je ook bij een ietwat gewijzigde situatie nooit verkeerd loopt. Al zou een bospaadje te veel lopen hier in het geheel geen straf zijn.

Foto ANP / Hollandse Hoogte / Rob Voss

Blijf slapen en loop er twee

De wandelboeken van Claudia Straatmans gaan over meer dan alleen wandelen en zijn daarmee geschikt voor mensen die een tocht graag combineren met lunch of diner, en/of een overnachting in een hotel. In haar nieuwste boek combineert ze dat: als je dan toch op locatie overnacht, plak er dan een tweede wandeling aan vast. De lekkerste weekendjes weg heet haar boek.

Straatmans pakt het slim aan door niet opnieuw het wiel uit te vinden maar te verwijzen naar routes die al eerder werden samengesteld door professionele wandelaars, zoals de Klompenpaden. Die zijn aangegeven met bordjes, en er is een fijne app waarmee je gegarandeerd foutloos kunt wandelen door de mooiste stukjes van het gebied – laat dat maar aan de Klompenpadenmakers over. Door deze aanpak kan de auteur ruimte besteden aan algemene informatie over de streek, over haar eigen ervaring tijdens die wandeling, en adressen van en tips voor eet- en slaapgelegenheden. Op dag twee is de wandeling meestal een paar kilometer korter dan die op dag één – voor de wandelaar vaak prettig, want de eerste route is vaak van een lengte dat je de benen wel voelt aan het eind van de dag.

De eerste wandeling die ik loop is een Klompenpad bij Woudenberg, in de Gelderse Vallei. De tocht van 8 kilometer voert langs weilanden, over een prettig dichtbegroeid bomenpad. Bijzonder zijn de goed bewaard gebleven bunkers en verhogingen die de Grebbelinie vormden, de achttiende-eeuwse waterlinie die onder water kon worden gezet – wat tijdens de Franse inval van 1794 ook daadwerkelijk gebeurde. In mei 1940 boden ruim 50.000 militairen hier nog drie dagen weerstand. De loopgraven, waar je tot voor kort zelfs doorheen kon lopen, worden op dit moment gerestaureerd maar zijn vanaf het pad er pal naast toch prima te bewonderen. Het laatste deel voert langs het Valleikanaal, dat in 1937 gelukkig niet als een kaarsrechte liniaal werd gegraven en inmiddels weelderig begroeide oevers heeft, waardoor het eerder als een riviertje voelt dan een door mensenhanden gemaakte afwatering. Op deze warme zomermiddag is het stil , maar gezien de vegetatie moet het hier in het voorjaar een walhalla zijn van zingende vogels. Deze wandeling maken we zeker nog een keer.

Foto Romy Arroyo Fernandez/NurPhoto/Shutterstock

De tweede tocht voert naar Easterein, ofwel Oostereind, in Friesland. Straatmans koos de Swalkroute, een tocht van 10,5 kilometer langs kleine terpendorpen. De tocht, te downloaden via een Friese toeristenwebsite, begint bij Café Bergsma, dat deze vrijdagochtend helaas gesloten is. Over een stenen paadje gaat het via Lytsewierrum naar Reahûs en Tirns, om weer uit te komen in Easterein. Terecht waarschuwde de auteur al dat hier vooral weiland is en dus „niet altijd veel schaduw”. Dat laatste is een understatement: je loopt – bij stug doorlopen – ruim twee uur permanent in volle zon, dus loop deze tocht op een bewolkte dag. De auteur vertelt veel over de historie van dit gebied (ooit lagen de dorpjes aan de rand van de Middelzee) en is er enthousiast over, maar dat is een kwestie van smaak: ikzelf zag weinig bijzonders, zowel qua natuur – ik ontmoette slechts kraaien, drie zwanen en één zilverreiger – als de gehuchtjes die je passeert. Een landschap dat vergezichten biedt, zeker, maar na 3 kilometer weet je het wel; deze ruim 10 kilometer was echt te lang voor het gebodene. Onhandig dat op de gehele route geen enkel kopje koffie of broodje te krijgen is.

Het boek bevat twintig wandelweekenden, ofwel veertig wandelingen, verdeeld over alle provincies. Ook zonder overnachten kun je met dit boek kortom veel kanten op.

Burlende herten, woelende zwijnen

Wild zien in de Nederlandse natuur is een feest; wild zien én horen in de weken dat ze elkaar het hof proberen te maken, wat gepaard gaat met veel geluid, is voor sommige natuurliefhebbers het mooiste wat de natuur te bieden heeft; edelherten ‘burlen’ vanaf half september een paar weken. Heel fijn dus dat onlangs een compacte gids verscheen met de beste plekken waar je wild kunt spotten: Wildwandelingen op de Veluwe. Gecombineerd met een wandeling dus – de auto parkeren pal naast een kijkscherm geeft toch een andere beleving dan eerst langdurig in hetzelfde bos te hebben gestruind als de herten en wilde zwijnen die je straks hopelijk gaat zien.

De wandelingen zijn bescheiden van omvang. Wij kiezen voor een wandeling van 7 kilometer bij Laag Soeren, bij Dieren en Rheden; de Veluwezoom. De route laat je vanaf het startpunt eerst naar het op slechts 750 meter verderop gelegen uitzichtpunt gaan waar je wild kunt spotten, om daarna de aangrenzende rondwandeling van ruim 5 kilometer te maken. Maar dit lijkt ons minder logisch: wild toont zich vooral als de schemer bijna in gaat zetten, dus voor je uitgekeken bent, is het bijna donker. Om dan nog door het bos te gaan struinen kan niet de bedoeling zijn, sterker nog, het is verboden. We besluiten dus de volgorde om te gooien: eerst wandelen, en als slotstuk – en beloning – het wild.

Een gouden greep; tijdens de fraaie wandeling stikt het werkelijk van de zwijnensporen – die wil je niet in de schemer tegenkomen, zeker niet als ze jongen bij zich hebben. Grappig zijn de tientallen meters door hen omgewoelde grond. We zien ook sporen van een wolf én een das. Daarna is het tijd voor meer dan enkel pootafdrukken. Het is half september, de bronsttijd zou ongeveer moeten beginnen. Op het uitzichtpunt, „een van de mooiste vrij toegankelijke wildobservatieposten van de Veluwe”, zijn we bepaald niet de enigen: tientallen mensen met kijkers en telelenzen verdringen zich voor de beste plekjes op het op een heuvel gelegen overdekte platform. Het schouwspel maakt veel goed: op de fraaie vlakte zien we het ene na het andere hert opduiken uit het hoge gele pluimgras, of plots opdoemen tussen de omringende bomen. Veel hindes, hier en daar een mannetje. We willen net weggaan als we nog één laatste blik door de kijker werpen. En zie: daar komt de Koning van het Woud, de vader van Bambi himself tevoorschijn schrijden; een gigantisch hert met een nog gigantischer gewei. Daar doe je het allemaal voor.

Het boekje is eenvoudig van opzet, er zijn ook geen gps-tracks die je kunt downloaden, maar door de heldere routebeschrijving en het duidelijke kaartje is de kans op verkeerd lopen minimaal. En de kans op een ontmoeting met edelhert, ree, wolf, of wild zwijn was nog nooit zo groot.

Foto Michel van Bergen / ANP



Lees ook

Deze wandelboeken voeren je langs vogels, vlinders en kunstenaarskolonies

Deze wandelboeken voeren je langs vogels, vlinders en kunstenaarskolonies