Onderzoek aan een middeleeuws skelet uit een put in een Noors kasteel bevestigt een verhaal in een Noorse sage, de Sverris Saga. In dat in IJsland opgeschreven verhaal over de Noorse koning Sverre komt een vijandige overval voor op diens belangrijkste kasteel, Sverresborg bij Trondheim, in het jaar 1197. Daar plunderde een hem vijandige militia het kasteel en stak het ook in brand. Om toekomstig gebruik van het kasteel moeilijker te maken, wierpen de overvallers ook een dood lichaam in de bron van het kasteel en dekten dat af met stenen. Scandinavische archeologen en genetici beschrijven hun analyse vrijdag in het tijdschrift iScience.
Een deel van het middeleeuwse skelet was al in 1938 teruggevonden en in 2014 en 2016 werden zo veel meer delen opgegraven dat het bijna compleet is. C14-datering en dna-analyse wijzen nu uit dat de datering en herkomst van de put-man, zoals de archeologen de dode noemen (‘Well-man’), klopt met het verhaal uit de Sverris Saga, die al aan het begin van de dertiende eeuw is opgeschreven.
Stomp voorwerp
Uit de C14-datering blijkt dat het inderdaad gaat om een man uit de periode 1153 tot 1277 – goed passend bij de overval in 1197. Verder is hij met een stomp voorwerp hard op het achterhoofd geslagen en er zijn ook snijwonden op zijn schedel. De put-man was waarschijnlijk al gestorven toen hij in de put gegooid werd. Uit zijn gereconstrueerde dna blijkt verder dat het om een Noor ging, met waarschijnlijk blond haar en ook blauwe ogen, aldus de genetici.
Ook is onderzocht uit welk deel van Noorwegen de man afkomstig was, op basis van de genetische variatie in het huidige en in het historische Noorwegen (dat laatste op basis van 23 andere oude Noorse skeletten). Tot verrassing van de onderzoekers bleek de man afkomstig was uit Zuid-Noorwegen. De overvallers, die hoorden tot de anti-Sverre-strijdgroep der Baglerers, waren volgens de sage namelijk óók afkomstig uit Zuid-Noorwegen. De aanhangers van Sverre kwamen juist uit Noord- en Centraal-Noorwegen. Dat de ‘put-man’ óók zuidelijk is, betekent dus waarschijnlijk dat de Baglerers een van hun eigen doden in de put zouden hebben gegooid, of dat er bij de verdedigers van het kasteel tenminste één zuidelijke Noor was. In de sage wordt niet vermeld tot welke strijdgroep het lijk behoorde dat in de put gegooid werd.
Door hun vergelijking van de huidige Noorse genetische variatie met die in de middeleeuwen konden de onderzoekers en passant ook bewijzen dat de bevolking van Zuid-Noorwegen, in de dichtbevolkte en vruchtbare ‘Agder-graafschappen’, al sinds de middeleeuwen genetisch weinig veranderd is.
Leif Eriksson
Het is zeker niet uniek dat verhalen uit de Noorse sages worden bevestigd door archeologische vondsten. De beroemdste externe bevestiging van het historische gehalte van een sage-element is de vondst van de Noorse nederzetting in L’Anse aux Meadows (op Newfoundland) uit de jaren zestig. In de dertiende-eeuwse Eiríks saga rauða en Grænlendinga saga wordt beschreven hoe Leif Eriksson begin elfde eeuw vanuit viking-nederzettingen op Groenland naar het legendarische ‘Wijnland’ reist. Pas na de onverwachte vondst in L’Anse aux Meadows werd aan die reizen geloof gehecht door historici.
Een ‘sage’ betekent ‘verhaal’, ‘dat wat gezegd wordt’, in het Oud-Noors en trouwens ook in de moderne Scandinavische talen. De IJslandse sages werden vanaf de twaalfde eeuw opgeschreven en die traditie blijft er eeuwen bestaan. De meeste vertellen vaak half mythologische geschiedenissen van IJslandse families, tot honderden jaren terug. De Sverris Saga behoort tot een andere categorie omdat in het tegenstelling tot de meeste andere sages een vrijwel contemporaine bron is: ze beschrijft het leven van Sverre Sigurdsson die koning van Noorwegen was van 1184 tot 1202. Ze is waarschijnlijk ook in diens opdracht geschreven, mede op basis van informatie die de koning zelf heeft gegeven aan de vermoedelijke auteur Karl Jónsson (1135–1213), abt van het IJslandse klooster Thingeyrar. De sage vormt een van de belangrijkste bronnen voor de eindeloze strijd om de Noorse troon die in deze tijd woedde.
Kammenmaker
Sverre wordt in de sage beschreven als zoon van een kammenmaker uit de Faeröer-eilanden. Hij wordt tot priester gewijd, maar rond zijn vijfentwintigste zou Sverre vreemde dromen hebben gekregen die pas betekenis kregen toen zijn moeder hem vertelde dat hij in werkelijkheid de zoon zou zijn van de dan al lang overleden Sigurd Munn, koning van Noorwegen tussen 1136 en 1155. Op die basis claimde Sverre de Noorse troon, die hij in 1184 wist te veroveren als leider van de factie der Birkebeiners uit Centraal-Noorwegen.
Sverre stichtte als eerste Noorse koning een enigszins stabiele dynastie: de Sverreaetten die tot 1319 op de Noorse troon bleven, al werd er aanvankelijk nog flink om gevochten. Ook ging de opvolging soms via onwettige kinderen, zoals in het geval van Sverres (vermoedelijke) kleinzoon koning Haakon IV de Oudere die vervolgens succesvol regeerde van 1217 tot 1263.