Met zijn fotocamera kun je automatisch scherp stellen, maar liever deed Cyp het zelf. Knopje indrukken tot halverwege, wachten op het groene vierkant in het scherm en hup, doordrukken.
Cyp, met zijn oog voor detail, deed tijdens wandelingen door de stad niets liever dan scherp stellen. Op het lijnenspel van schaduwen, zebrapaden en golvend water, op meisjes met – opvallend vaak – rode haren, op stoeptegels, muurtegels, lantaarnpalen, etalages, op Amsterdamse tantes die opkijken met een blik ‘wat mot je’.
De nalatenschap van Cyprian Broekhuis – hij overleed in de herfst van 2016 – bestaat uit zo’n duizend foto’s en vrijwel allemaal zijn ze scherp. Juist daarom was dat ene beeld, wacht, Nan Romijn, zijn moeder, pakt het erbij, zo bijzonder. „Kijk, gemaakt vanuit zijn kamer.”
Alsof je oogleden samentrekken en je door je wimpers de wereld in kijkt. Een wazig vergezicht op gekleurde lichtvlekken in een donkere straat, en in de reflectie van het raam het silhouet van een zwart gestalte in een felverlichte ruimte.
Robert Broekhuis, zijn vader, laat zijn blik erover glijden. „Je weet: het is iemand, maar je weet niet wie.” „Licht en donker.” Nan Romijn glimlacht. „Ik vind ‘m wel sterk.” „Wilde hij nou zichzelf fotograferen, in de reflectie, of zat die ruit juist in de weg?” Broekhuis twijfelt. De vaagheid zal ongetwijfeld bewust zijn geweest. En als je scherp stelt, moet je een keuze maken. Maar focuste Cyp nou op de straat, of op de reflectie; de buitenwereld, of de binnenwereld? Of poogde hij toch allebei?
De wereld van Cy Benjamin heet het deze maand verschenen boek waarin een selectie van de foto’s van Cyprian Benjamin Broekhuis is gebundeld. ‘Cy’, dat vond ‘ie zelf wel een mooie artiestennaam. ‘Cy Benjamin.’ „Daar hadden we ’t over gehad”, zegt vader Broekhuis. „Als je je achternaam waardeloos vindt, kun je jezelf altijd nog Benjamin noemen. Genoeg beroemdheden die zo heten.”
„Hier, deze, ook zo wonderlijk.” Nan Romijn slaat weer een bladzijde om. Thuis aan de eettafel in Amsterdam, met koffie en koekjes en pasteis de nata van een echte Portugees.
Romijn laat haar blik rusten op een foto van een gat in een zandberg. „Pas later begrepen we dat dit een golfplaten tunneltje is.”
Voor Cyprian is alles gelijkwaardig. Kinderen, dieren, rotzooi op straat. De blik van Cyp, schrijft fotograaf en auteur Hans Aarsman in een beschouwing in het boek, toont het „echte, onversneden kijken”. Want meestal verdwijnt zo’n onbevangen blik als mensen op pad gaan met een camera om hun nek. Aan fotografie, schrijft Aarsman, hangt een traditie van ‘wat waard is’ om te fotograferen. Wat een ‘mooie’ foto oplevert, een ‘interessante’ foto. Maar zulke foto’s nam Cyp niet. Die toonde een andere, onbekende wereld, met eigen schoonheid, net zo goed als lelijkheid, die óók de werkelijkheid is.
Die blik, van hun zoon, hebben zijn ouders zelf ook pas vorig jaar leren kennen. Het plan om zijn fotoarchief door te spitten was er al vlak na zijn dood, nu acht jaar geleden. Maar het duurde jaren voordat Nan Romijn en Robert Broekhuis daar emotioneel aan toe waren.
Op 8 september 2016 overleed Cyprian Broekhuis op 23-jarige leeftijd nadat hij dodelijk gewond was geraakt toen hij in zijn eigen huis, in de Wagenaarstraat in Amsterdam, werd neergeschoten door de politie; die kwam hem ophalen omdat hij gedwongen moest worden opgenomen. Zes kogels in zijn buik. Agenten meenden een mes in zijn handen te hebben gezien, al kon het ook een zaklamp zijn geweest, en de precieze toedracht is nooit achterhaald. Gewelddadig was Cyp niet, wel angstig.
Het was een tragisch einde van vier jaar leven met psychose.
„Voordat je je herpakt, het leven weer een beetje zijn normale dimensies krijgt…” Nan Romijn schenkt de koffie bij.
„Eerst is de ramp absoluut”, zegt Broekhuis. „Langzaam neemt dat een beetje af. Je probeert jezelf te verwennen, veel naar buiten. Een reisje. Om toch nog een beetje van het leven te…”
„…Al rouw je, je kunt ook genieten”, zegt Romijn. „Heel wonderlijk. Die gelijktijdigheid is er ook.”
Broekhuis: „Wat ook speelde: Cyp was ziek. Dat heeft hem, maar ons ook, in diepe treurigheid gestort.”
Bij Cyp openbaarde zich na zijn pubertijd schizofrenie en dat ging gepaard met onpeilbare psychoses. Het ene moment voelde hij zich prima, zoals drie dagen voor zijn dood, toen hij op een zaterdagmiddag onverwachts op de stoep stond en hier in de woonkamer nog grapjes maakte. Het volgende moment was het, in de woorden van zijn ouders, „he-le-maal mis”. Er zaten angstige periodes bij, ook voor hen. Romijn: „We wisten niet wat er speelde in zijn hoofd. Het was totaal onbekend terrein. En soms raakte hij vermist.”
Ze hadden constant de telefoon in de buurt. Naast het bed, in de wc, de douche.
„Je leeft op een vulkaan.”
„Die elk moment kan uitbarsten.”
„Het is verschrikkelijk om je kind naar de gallemiezen te zien gaan.”
„Hier, deze, gemaakt in Noorwegen.” Broekhuis toont een foto van een plein met bergen op de achtergrond. Een van de zeldzame foto’s die Cyp had geschoten terwijl hij een psychose had. Meestal als de ziekte zich openbaarde ging hij op pad, maar zonder camera. Dan was in zijn hoofd geen ruimte voor fotografie. En ook niet voor een pinpas, of een telefoon. Kregen zijn ouders opeens een belletje vanuit Schotland, een Zwitserse kliniek. En vanuit Noorwegen belde Cyp zijn vader na vier dagen met de mededeling ‘ik heb geen geld meer!’. „Eerst je gps-coördinaten, pas dan maak ik geld over”, had Robert gezegd.
Natuurlijk overheerste de diepe rouw na de dood van Cyp, hun enige kind. Het verdriet gaat niet meer weg. Of, zoals Nan Romijn zegt: je wordt nooit meer heel. „Cyp ontbreekt aan ons.” Ze hebben na zijn dood thuis nooit meer muziek gedraaid. En toen de groenteboer laatst aan Broekhuis vroeg ‘hé, hoe is het met je zoon?’ verstijfde hij en wist niets te zeggen.
Maar sinds zijn dood slingert de telefoon weer door het huis.
„Kijk, deze vind ik ook zo mooi.” Nan Romijn bladert terug naar één van de eerste foto’s in het boek. Twee meisjes aan de waterkant, gefotografeerd op de rug. Rood haar wapperend in de wind, nonchalant hun jassen op de betonnen kade. „Dit heeft een soort leegheid. En tegelijk intimiteit.” Broekhuis: „Het is ook gewoon een mooie compositie.”
Met een vader als beeldend kunstenaar en een moeder als choreograaf groeide Cyp van jongs af aan op met kunst. Het was zijn taal. Cyp kon als kind al prachtig tekenen. Draken, wonderlijke figuren. Vlak voor zijn overlijden werkte hij nog aan een fantasy-roman. En fotograferen deed hij vanaf zijn tiende al graag.
De laatste jaren was het menens.
Broekhuis: „In 2014, rond zijn eerste opname in een kliniek, heb ik die camera voor hem gekocht. Een grote Canon met goeie lenzen.”
„We wilden hem iets aanreiken waarmee hij zijn ego weer een beetje kon stutten”, zegt Romijn. „Iets dat hem weer trots kon maken op zichzelf. Want ziek zijn, en onder dwang opgenomen worden, is zó’n vernederende ervaring. Je wilt niet dat je kind zich minderwaardig voelt. Dat kun je niet aanzien.”
Cyp pikte het razendsnel op, zag Broekhuis. Om de kneepjes te leren ging zijn zoon een paar keer met bevriende fotografen op stap. In zijn atelier leerde hij zijn zoon de foto’s bewerken met Photoshop. „Contrasten, helderheid. Daarin was hij echt geïnteresseerd.”
„Je wilt niet dat je kind zich minderwaardig voelt. Dat kun je niet aanzien.”
Hun zoon was geen prater, maar je kon merken dat hij er plezier in had. Ging ’ie in z’n eentje een hele dag op pad met een flinke cameratas om de nek. Zomaar ergens heen met de fiets of het openbaar vervoer, later vooral lopend. En toen Broekhuis eens in de winkel een nieuwe lens voor hem betaalde kreeg hij – uitzonderlijk! – zomaar een zoen. Glimlach: „Hij had zich waarschijnlijk zorgen gemaakt dat hij hem zelf moest betalen.”
Cyp was ondanks zijn ziekte altijd actief bezig. Hij wilde niets liever dan zelfstandig zijn, ook financieel. Maar ook bij hem was het besef ingedaald dat een ‘normale’ baan er niet meer in zat. Romijn: „Hij kon zich de ene dag goed voelen en de andere dag heel slecht. Dus dan kun je veel beroepen niet uitoefenen. Maar fotografie wél. Daar hadden we het met hem over gehad. Want als je je goed voelt, dan ga je er gewoon op uit. Dat was voor hem een grote motivatie.”
„Hier, die giraf.” Broekhuis bladert naar een foto gemaakt in Artis. „Maar waar is zijn nek? Verscholen achter het hek!” Er zitten wel meer humoristische foto’s in de collectie. Beelden van hondjes in oranje shirtjes, geschoten in WK-tijd. Een serie van zeven foto’s van romp en benen van een voorbijganger die ogenschijnlijk dronken heen en weer loopt. Een azuurblauwe Canta gefotografeerd in een troosteloze straat met azuurblauwe bloembakken.
„En hier” – Nan Romijn bladert naar een foto van de motorkap van een Mercedes. „Je ziet erin de spiegeling van, als je goed kijkt, Amsterdamse gevels. Bijna abstract.”
In de ogen van Cyp was alles het waard om gefotografeerd te worden. Misschien, denken zijn ouders, had die blik te maken met zijn – milde – autisme. Kwamen indrukken sowieso ongefilterd binnen. Zoals toen ze eens met hem koffie dronken in een café en hij vertelde dat hij de achtergrondmuziek, die zacht stond, zo hard hoorde dat hij het gesprek niet volgen kon. Misschien gold dat ook voor zijn fotografie. Bleef zijn blik hangen op details die andere mensen niet zien. Of misschien – dat kan ook – was het gewoon de open, onbevangen blik van een jonge fotograaf die nog zoekend is in zijn werk.
„Maar kijk”, Romijn wijst op de foto van de motorkap naar een schuin randje aan de onderkant, „dat is toch gek?” De motorkap is niet ‘netjes recht’ of ‘mooi’ gefotografeerd, zoals je zou verwachten, maar schuin en rafelig. „Dat randje geeft net die spanning. Dat wil je hebben als fotograaf.” Broekhuis knikt. „Perfectie is dodelijk. Dat geldt voor alle kunst.”
Wie weet was Cyprian ooit fotograaf geworden. Wie weet ook niet. Zijn ouders maken zich geen illusies. Wat komt er op je pad? Wie ontmoet je? In een mensenleven speelt het toeval een grote rol. Maar dat fotografie hun zoon uit de put had kunnen trekken, daarvan zijn ze overtuigd.
„Het leuke van zo’n boek maken”, zegt Romijn, „is dat we met hem mee konden kijken.” Nadat Broekhuis vorig jaar september de harde schijf met foto’s opende – hij was er blijkbaar klaar voor – hebben ze wekenlang samen door het materiaal gestruind. Ze keken door de ogen van hun zoon naar de laatste twee jaar voor zijn dood en zagen humor, vrolijkheid, plezier. En naarmate ze verder door de collectie gingen, ook steeds meer leegte. Minder kleur, minder mensen, meer somberheid.
Dat was toen zijn ziekte vorderde en hij ambulant – onder begeleiding – op zichzelf kwam te wonen, in de Wagenaarstraat in Amsterdam-Oost. Cyp kreeg er genoeg van: al die klinieken, de talloze gesprekken, telkens nieuwe behandelaren – zijn ouders hebben er 35 geteld. Cyp was teleurgesteld, in zichzelf. Hij zonderde zich af, leefde ’s nachts. Cyp moet zich eenzaam hebben gevoeld, beseffen zijn ouders. Eenzaamheid die zij ook hebben ervaren toen Cyp psychotisch werd. Want als rampspoed je overkomt en niemand kan je helpen, „dan voel je je van God en iedereen verlaten”.
Op 7 september 2016 kwam zijn vaste begeleider langs, maar Cyp weigerde zijn maandelijkse medicatie. De begeleider zag geen andere keuze dan een gedwongen opname, en om dat veilig te laten verlopen werd de politie erbij gehaald. De plek waar hij is doodgeschoten is één van de laatste beelden in het fotoboek. Je ziet zijn bed, zijn spiegel, zijn nachtkastje. De gordijnen gesloten.
De agenten zijn nooit vervolgd. Nan Romijn en Robert Broekhuis zijn tegen die beslissing van de officier van justitie nog een artikel 12-procedure begonnen. Die werd door de rechter afgewezen. Daarna zijn ze een juridische strijd aangegaan waar ze na een paar jaar mee gestopt zijn. „Op een gegeven moment kom je tot het inzicht dat het juridische gevecht de relatie met je kind gaat overheersen.” Dat wilden ze niet. Want het is een relatie die nooit ophoudt – of je kind nou leeft of niet. „Cyp is niet alleen zijn gewelddadige dood.”
Ze wilden niet dat woorden als ‘kogels’ en ‘plaats delict’ voor altijd aan hem zouden blijven kleven, terwijl Cyp zoveel méér was dan dat ene incident: een paar seconden op 23 jaar mensenleven. Ze wilden de gruwelijkheden overschrijven. „Het maken van dit boek heeft ons troost geschonken”, zegt Nan Romijn. „Schoonheid verzacht pijn.”