Leven in een genadeloos harde wereld

Het motto van De meisjes van de katoenfabriek is veelzeggend, onheilspellend zelfs: „Mijn oma, de moeder van mijn moeder, heeft vijftig jaar in de textielfabriek gewerkt. Ze heeft in haar leven niet één keer over haar werkdag verteld.”

Met andere woorden: deze roman van de Fins-Zweedse schrijfster Susanna Alakoski (1962) lijkt wellicht over zwijgen te gaan, maar juist het tegendeel is waar. Het boek is het eerste deel uit een serie over vrouwen in Finland en Zweden, te beginnen aan het eind van de negentiende eeuw. Inzet is vier generaties vrouwen, Hilda, Greta, Kathrine en Barbara, allen afkomstig uit de armste gewesten van Zweden maar woonachtig in het uitgestrekte Finland. Ze hebben hun geboortestreek verlaten, die plek waar de voorvaderen van Hilda de grond ploegden, de huizen timmerden.

Starre gewoontes

Deze vrouwen, met in de eerste roman Hilda als hoofdpersoon, groeien op en leven in een genadeloos harde wereld. Met grote kennis van zaken, ook al heeft Alakoski’s grootmoeder er nooit over verteld, geeft de schrijfster vorm aan twee thema’s: die van het plattelandsbestaan met al zijn starre gewoontes en gebruiken. En in de chronologie daaropvolgend de werkzaamheden van Hilda en haar vriendinnen in de textielfabriek, waaraan het boek zijn titel ontleent. Oorspronkelijk heet het boek Katoen-engel. De titel van nu lonkt sterk naar de bestseller De meisjes van de suikerwerkfabriek (1983) van Tessa de Loo. Het vervolg op de katoenfabriek heet Londonflickan ofwel Het Londen-meisje, waarin we Hilda’s dochter Greta volgen als au pair in Londen.

Een andere titel die bij de lezer opkomt als het gaat om generaties vrouwen is Anna, Hanna en Johanna (1994) van Marianne Fredriksson. Dezelfde thema’s spelen een rol, vooral het contrast tussen platteland en stad, tussen agrarische wereld en verstedelijking. Hilda staat niet alleen, ze heeft haar eigen moeder die halfblind is en niet helemaal helder van geest en Sannatante, een sterke vrouw op wie Hilda kan leunen. Zij bereddert en bestiert alles in het huishouden.

In Hilda’s leven is veel ellende; met dieren, bevallingen, de genadeloze natuur, brand, Hilda’s vader die niet haar echte vader blijkt te zijn, de Rode Garde in Rusland die ze ‘klootzakken’ noemt, haar angst voor kindermoordenaressen die in de buurt rondstruinen en veel meer. Een stoet aan personages komt voorbij. Dat geeft een volledig beeld van het verstikkend-benauwde boerenland waar je feitelijk nooit alleen bent, al leef je geïsoleerd. De kennis van Alakoski van het agrarische bestaan in de voor-vorige eeuw is imposant met minutieuze beschrijvingen van werktuigen, de wijze van eggen en zaaien, de barheid van het landschap. Hilda wordt ongewenst zwanger, en zij moet de betrekkelijke veiligheid van de boerderij inruilen tegen de stad. Daar ontmoet ze Helli, een avontuurlijke jonge vrouw. Ze gaan werken n de fabriek.

De overstap van platteland naar de fabriek ten tijde van de Industriële Revolutie is prachtig beschreven. Hilda droomt van mooi werk en geld om van te leven, maar de realiteit is anders. Schitterend en historisch perfect gedocumenteerd zijn de beschrijvingen en de moordende concurrentie van de textielindustrie, bezien vanuit de optiek van de directeur. Schitterend is het gesprek dat Sannatante met Hilda voert, over haar toekomst op de katoenfabriek. Sannatante is fel tegen, Hilda laat zich niet uit het veld slaan. „Blijf bij de vrouwen”, raadt Sannatante haar aan. Waarop Hilda repliceert, vol grote verwachtingen: „Fabrieksarbeidsters hoeven zich nergens zorgen over te maken.” En: „Ik kan een eigen naaimachine kopen.”

Dat is ontroerend, zoveel vertrouwen in de mensheid. Of Sannatante gelijk krijgt, is aan de lezer. In elk geval zijn Hilda’s lotgevallen indringend en meeslepend beschreven.

Het Londen-meisje verschijnt op 15 november