Morgen gaan de Georgiërs naar de stembus. Het land ligt ingeklemd ligt tussen Rusland en Europa, waarbij de regering Poetin steunt en de bevolking juist pro-Europees is. Deze verkiezingen zijn bepalend voor de toekomst van het land, vertelt verslaggever Eva Cukier. Wie gaat deze strijd winnen?
Heb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].
Het zou de dag moeten zijn waarop Nieuw Sociaal Contract (NSC) afscheid neemt van Pieter Omtzigt als politiek leider. De bloemen staan al klaar, het gouden speldje waarmee hij benoemd zal worden als eerste erelid van de partij ook. Een voorlichter heeft de houten fractievoorzitterhamer al vast, die Nicolien van Vroonhoven van Omtzigt over zal nemen.
En even lijkt het ook zo te gaan, deze zaterdag in een evenementenhal in Arnhem. Partijvoorzitter Kilian Wawoe richt zich in de ochtend via een camera tot Omtzigt. Die is niet in de zaal. Hij zit „ergens boven”, zegt Wawoe. „Pieter, ik weet dat je me hoort. Jij, en alleen jíj, bent de reden dat we hier zijn. We zullen doorgaan in het licht en de inspiratie die jij ons hebt gegeven. Woorden schieten tekort om te beschrijven wat jij voor ons hebt betekend.”
Als hij daarna Omtzigt de zaal in roept, kondigt hij hem aan als „onze leider”. Een lange ovatie volgt.
Omtzigt zegt dat politiek soms „een hel” voor hem was. Dat hij „voor gek” werd versleten toen hij, nog als Kamerlid namens het CDA, aandacht probeerde te krijgen voor de Toeslagenaffaire.
Drie kwartier speechen
Wat geprogrammeerd stond als een „overgangsmoment”, wordt een toespraak van bijna drie kwartier, waarin Omtzigt van het ene naar het andere onderwerp gaat. Van het vergunningenstelsel voor uitzendbureaus naar de gedwongen uithuisplaatsing van kinderen. Van bestaanszekerheid tot Israël en Gaza. Het is een soms technische samenvatting van de dossiers waar Omtzigt het al jaren over heeft in de Kamer, over successen van zijn partij en waarvan hij vindt dat NSC er te weinig krediet voor krijgt. „U leest het niet. Misschien, en dan moet ik ook mezelf aankijken, hadden we dit luider van de daken moeten schreeuwen. Harder moeten schreeuwen, beter moeten schelden. Maar dat zit niet in onze genen.”
Een paar keer lijkt het er op dat Omtzigt tot een eind van zijn toespraak komt. Het publiek lijkt dan klaar voor een lang applaus. Maar dan vraagt Omtzigt om een glaasje water, en blijkt hij nog niet klaar. Of er schiet hem tóch nog iets te binnen. Midden in een dankwoord waarin hij zich op Nicolien van Vroonhoven richt, begint hij toch nog over pensioenen.
‘Lid nummer één’
Leden, het zijn er een paar honderd, kijken elkaar aan. Ze zien een fitte Omtzigt, hij lijkt het leuk te vinden. En hij heeft nog ideeën. Afscheidstoespraak? Het lijkt meer op een congrestoespraak, die een politiek leider hoort te houden.
Dus als Omtzigt zegt dat hij „na de zomer als lid nummer één” actief voor de partij zal blijven, wordt er hard en lang geklapt. En als hij grappend zegt dat het „altijd leuk is” om „over je graf te regeren”, roept iemand in het publiek: „Blijven doen!”
Omtzigt zegt dat hij naar Den Haag blijft komen, maar „minder vaak”. Hij zal Kamerleden en bewindspersonen blijven appen, „maar niet meer zo vroeg en niet meer zo laat”. En hij kondigt aan dat hij zich bezig blijft houden met onderwerpen die hem aan het hart gaan.
Tijdens de lunch hebben leden het erover. Er heerst blijdschap en opluchting. Pieter Omtzigt is helemaal niet weg. Hij blijft. Sommige leden hopen dat hij ooit terugkeert als Kamerlid, anderen vinden hem geschikt om te werken voor het wetenschappelijk instituut van NSC.
Lees ook
Lees ook: NSC verliest snel aanhang, maar in Zoetermeer geloven ze nog in de partij
Een nieuwe leider
Tegen die achtergrond moet Nicolien van Vroonhoven haar eerste congrestoespraak als partijleider houden. Ze heeft het in haar spreektekst nog over „verdrietige gezichten” vanwege het vertrek van Omtzigt, maar de stemming is allang omgeslagen. Zij spreekt een stuk korter dan haar voorganger, ruim twintig minuten.
Het is voor Van Vroonhoven het moment om te laten zien wat zíj met de partij wil. NSC staat er slecht voor. Al weken staat de partij op één zetel in peilingen, nu zijn het er twintig in de Tweede Kamer. Volgens NSC’ers komt dat omdat ze onzichtbaar zijn in deze coalitie, eigen successen niet goed genoeg laten zien. En ook omdat het onduidelijk is voor kiezers wat er nog typisch NSC is.
Van Vroonhoven doet nu een poging om nieuwe onderwerpen naar zich toe te trekken. Weerbaarheid, tegen gevaren van buitenaf, en nationale identiteit. Nederlanders zouden weer moeten weten wat „onze gedeelde waarden en tradities” zijn, „zoals dauwtrappen met Hemelvaart en carbidschieten”. Van Vroonhoven begint in haar toespraak ook over het „beschermen” van „onze Nederlandse taal, die je in de grote steden echt een stuk minder op straat hoort dan 20 jaar geleden”.
Nicolien van Vroonhoven laat hiermee zien dat ze inhoudelijk wel degelijk een ander profiel heeft dan Omtzigt. NSC’ers in de fractie wisten dat al. Ze praat veel vaker over culturele thema’s dan Pieter Omtzigt. Ook op het gebied van medische ethiek is ze meer uitgesproken dan Omtzigt. NSC’ers houden er rekening mee dat ze de partij op dit thema meer wil profileren. Zo verzette ze zich in de Tweede Kamer hevig, en met succes, tegen verruiming van de Transgenderwet.
De leden in Arnhem luisteren welwillend naar Van Vroonhoven, maar met minder aandacht dan voor Omtzigt. Moeilijk maken ze het de partijtop deze zaterdag niet.
Van een crisissfeer is in Arnhem niets te merken, slechte peilingen of niet. Een koersdebat is er niet, en leden krijgen van Van Vroonhoven te horen dat NSC gewoon „ferm, stevig en fier” doorgaat op de ingeslagen weg.
Het is vooral de buitenwereld die de schuld krijgt. Als een van de leden in de grote zaal de microfoon krijgt, zegt ze dat ze het „heel jammer” vindt dat ze in de krant leest dat „onze partij geen levenskracht meer heeft”. „En dat is níet waar”, zegt ze met nadruk. De aanwezigen klappen hard en er klinkt gejoel tegen de pers.
Van Plant een Olijfboom tot Extinction Rebellion en van het Woonprotest tot verschillende lhbtiaq+-organisaties. Duizenden mensen demonstreerden zaterdag in Amsterdam tegen het huidige kabinet, voor burgerrechten en solidariteit. Zeker 240 organisaties sloten zich aan bij De Straat Op. De demonstratie trok daardoor een bont gezelschap aan.
Bij het Homomonument in Amsterdam verzamelen zich een uur voor de demonstratie een tiental mensen. Zij zijn voor een groot deel bij elkaar getrommeld door de Amsterdamse dj en schrijver Joost van Bellen. „We lopen mee als regenbooggemeenschap, als queergemeenschap, omdat onze rechten onder vuur liggen”, zegt hij. „Het gaat verschrikkelijk achteruit met de acceptatie. De transgenderwet wordt in de Tweede Kamer niet eens behandeld. Conversietherapie is in Nederland nog altijd mogelijk. Stel je voor dat je als heteroseksueel gedwongen wordt om homoseksueel te worden?”
Om hem heen verzamelen steeds meer mensen zich in de regen. Sommigen hebben pridevlaggen bij zich en ze krijgen protestborden uitgereikt met daarop teksten als: ‘Hoera! Ik ben anders’, ‘Gewoon jezelf kunnen zijn’ en ‘Stop de heksenjacht op transgenders’.
Demonstranten luisteren naar toespraken. Zeker 240 organisaties sloten zich aan bij de demonstratie. Foto Bram Petraeus
Negatief reisadvies
Van Bellen heeft een rode muts op met daarop de woorden ‘Make antifascism great again’. „Je merkt het aan Wilders die Trump napraat”, vervolgt hij. „Dat er alleen biologische mannen en vrouwen zouden bestaan. Trans personen en non-binaire personen worden ontmenselijkt.”
De dj, die zich tegenwoordig ook activist noemt, is getrouwd met een man. „Er is een negatief reisadvies voor onze gemeenschap voor de Verenigde Staten, die we toch altijd als een bondgenoot zagen. En dat valt opeens weg. Het is sowieso wereldwijd steeds moeilijker voor ons om te reizen.” Van Bellen maakt zich zorgen en hij is bang. „Maar niet bang genoeg om niet meer mee te lopen. Ik ben strijdbaar. En zeker voor mijn transgender vrienden en familie. Ik sta achter ze en naast ze. En als het moet, sta ik voor ze.”
Veel mensen zullen zich misschien afvragen waarom queerorganisaties samenlopen met een mars voor Palestina of klimaatrechtvaardigheid. maar ik denk dat alles met elkaar verbonden is
De mensen die zich bij de lhbtiaq+-organisaties bij het Homomonument hebben aangesloten, lopen langzaam richting de Dam. „Veel mensen zullen zich misschien afvragen waarom queerorganisaties samenlopen met een mars voor Palestina of klimaatrechtvaardigheid”, zegt Talisa Harjano. „Maar ik denk dat alles met elkaar verbonden is. We kennen allemaal een vorm van onderdrukking.” Ze draagt meerdere vlaggen mee: onder meer de transvlag, de non-binaire vlag en de Palestijnse vlag. Om haar hals heeft ze een keffiyeh. „Ik sta hier vandaag om samen te zijn. Om solidair te zijn met het Palestijnse volk, maar ook met mijn trans zusters en trans broeders en non-binaire personen. We kunnen al lang niet meer stil zijn.”
Demonstranten op de Dam in Amsterdam. Foto Bram Petraeus
Toeslagenouder
De Dam stroomt intussen vol met demonstranten. Senna Klap is daar ook vanaf het Homomonument naartoe gelopen. „Ik loop mee omdat er verschillende dingen zijn die misgaan, tegelijkertijd. Ik word als trans persoon steeds banger van hoe er over ons gepraat wordt in het publieke debat. En dat is ook terug te zien in de geweldscijfers.”
Op de Dam zijn veel Palestijnse vlaggen te zien, hebben mensen kreten over de liefde op een bord geschreven en proberen paraplu’s de regen tegen te houden. Op het podium komen meerdere sprekers aan het woord, ook daar is de diversiteit van de demonstratie zichtbaar. Van een toeslagenouder tot een Palestijnse activist en de Molukse trans vrouw Dinah Bons.
Lieke Weima staat namens Fossielvrij NL op de Dam. Ze wijst op een vlag die een van haar mede-demonstranten vast heeft: Stop Trump Gas. „Nederland is op dit moment een van de grootste importeurs van gas uit de Verenigde Staten en dat is het gas waarmee president Trump Europa nu chanteert. Het is ontzettend vervuilend voor de mensen die in de VS in de buurt leven van waar het gewonnen wordt en waar het verscheept en bewerkt wordt. En onze Nederlandse regering is daar medeplichtig aan.”
Dat zoveel organisaties betrokken zijn bij deze demonstratie spreekt Weima aan. „Ik denk dat het heel belangrijk is, juist in deze tijd, dat we een brede beweging vormen, en dat we ook onderling solidariteit laten zien.”
Ali Ouziri is op de demonstratie afgekomen omdat hij zijn stem wil laten horen, voornamelijk vanwege zijn Palestijnse collega en het Palestijnse volk. „Mijn collega is zes jaar geleden naar Nederland gekomen en via hem heb ik veel meegekregen. Dat heeft me erg geraakt.” Het inclusieve karakter van dit protest spreekt hem daarnaast aan. „Uiteindelijk zijn we één. En bij mij staat liefde voor elkaar op nummer één. Ongeacht je kleur of religie. Eenheid. En liefde.”
Twee speelfilms maakte Lili Rademakers, maar haar oeuvre reikt verder dan dat. Voordat zij eindelijk zelf begon te regisseren, had zij zo innig samengewerkt met haar echtgenoot Fons Rademakers, dat op al zijn elf speelfilms, inclusief Oscar-winnaar De aanslag, ook haar stempel staat gedrukt – hoe bescheiden ze daar ook over deed. Daarmee is zij een zeldzame vrouwelijke veelfilmer in de Nederlandse cinema. Zaterdag overleed ze, op 95-jarige leeftijd, in een ziekenhuis in Rome, aan de gevolgen van ischemie. Rademakers woonde al jaren in Italië.
Ze werd in 1930 geboren als dochter van huisarts Ad Veenman en diens vrouw Sylvia Brandts Buys. Na de echtscheiding van haar ouders bleef Lili bij haar moeder, die een nieuwe man in haar leven vond, journalist G.B.J. (Guus) Hiltermann. Terwijl Brandts Buys samen met Hiltermann journalist werd en leiding gaf aan de Haagse Post in de jaren 50 en 60, stuurde ze haar dochter naar filmscholen in Parijs en Rome; de Nederlandse Filmacademie bestond nog niet.
Met haar scriptie onder de arm – een analyse van zijn film La strada – stapte de Nederlandse filmstudente op regisseur Federico Fellini af. Hij nam haar aan als scriptgirl voor zijn nieuwe productie, La dolce vita (1960). Toen de ene na de andere regie-assistent was vertrokken, stond Lili Veenman als Fellini’s eerste assistent bij de Trevi-fontein toen hij daar een van de bekendste scènes uit de filmgeschiedenis draaide: Anita Ekberg die in het water van de fontein Marcello Mastroianni verleidt. (In een interview met het Algemeen Handelsblad uit die dagen noemde Lili de seksdiva „net een pienter meisje van twaalf jaar”.)
Paprika met niertjes
In Rome ontmoette ze ook een andere Nederlander met filmambities: toneelacteur en -regisseur Fons Rademakers die stage liep bij filmmaker Vittorio De Sica om zich een nieuw medium eigen te maken. Lili Veenman nodigde hem uit te komen eten, paprika’s gevuld met niertjes. Later zou hij zijn zoons vertellen dat hij verliefd was op het moment dat zij de deur had geopend. Maar zij liet hem vijf jaar wachten. Omdat ze eerst haar opleiding wilde afmaken en een eigen carrière in de film beginnen. En omdat Fons op dat moment een serieuze relatie had. „Als we wat zouden beginnen, moest het voorgoed zijn”, zei Lili.
Ze werd eerst Rademakers’ assistent – hoewel zíj een regisseursdiploma had behaald, híj niet – en daarna ook zijn echtgenote. Aan alle films die Fons regisseerde, werkte Lili mee. Er zijn prachtige foto’s, gemaakt door hun vriendin Jutka Rona, waar zij als lijk op de bank ligt, en hij op de grond zit en zijn hand als een cameralens voor zijn oog houdt. Zo speelden ze in hun huiskamer de scènes voor zijn films. Daarna maakte zij er een storyboard van, schetsmatige tekeningen waarin de precieze camerastandpunten worden vastgelegd. Voordat ze filmstudent werd, had Lili Veenman als tekenaar gewerkt bij de studio’s van Marten Toonder. De storyboards zijn bewaard in het Eye Filmmuseum.
Lili was terughoudend in de samenwerking. Af en toe suggereerde zij Fons, de theatermaker met een voorliefde voor literatuur, een puur-filmisch idee. Zo verzon zij voor de Sinterklaasfilm Makkers staakt uw wild geraas (1960) het beeld van een stad waar telkens nieuwe Sinterklazen opduiken, onder een galerij, op de tram, in een taxi, als gigantische gemijterde schaduw tegen de grachtengevels.
Haar moeder stelde voor dat zij hun twee talenten – haar verbeelding, zijn gevoel voor dialoog en voor de werkelijkheid – zouden bundelen als ‘regieduo’. Maar dat gebeurde nooit. Het bleven Fons’ films, niet de hare. In een interview met NRC Handelsblad in 2003 zei Lili: „Hij heeft nooit een goedkope rotfilm gemaakt.” Later zou ze hardop zeggen wat ze daar impliceerde: ik had het zelf anders gedaan.
Eeuwige leven
Al die tijd bleef ze de ambitie koesteren om het zelf te doen. Maar de tredmolen van telkens nieuwe filmprojecten van haar echtgenoot – scenario schrijven, financiering bij elkaar sprokkelen, voorbereiden, opnames – hinderde de ontwikkeling van haar eigen plannen. Het was schrijver, kunstenaar en bovenal een van haar beste vrienden Hugo Claus die het laatste duwtje gaf: „Je denkt zeker dat je het eeuwige leven hebt”, zei hij op haar vijftigste verjaardag. „Als je een film wilt maken, moet je het nu doen.”
Claus en Lili werkten samen het boek Menuet van Louis Paul Boon om tot een scenario. In 1982 kwam de speelfilm uit, met overwegend enthousiaste reacties van Nederlandse critici (‘van internationale allure’, ‘echte cineast’) en overwegend zuinige (‘niet onverdienstelijk’) in Boons eigen België. Wat in elk geval duidelijk was: Lili Rademakers filmde heel anders dan Fons Rademakers. Fons begreep het niet, zei Lili: „Een flinter van een motief en dat drie keer verteld.” In een interview met Vrij Nederland noemde Lili haar manier van filmen „een verheviging van het bijna onmerkbare”.
Centraal in de vertelling staat een driehoeksverhouding tussen een arbeider, zijn vrouw en het dienstmeisje. Helemaal aan het eind van haar leven bleek het gewaagde motief van seks met een minderjarig meisje een raakvlak met Lili’s eigen geschiedenis te hebben. Aan Jutta Chorus, een van de auteurs van deze necrologie, vertelde ze in 2022 voor het eerst dat de geliefde van haar moeder, de gerespecteerde journalist Hiltermann, met Lili een verhouding begon toen zij vijftien jaar oud was. „Ik had die te vroege, vergiftigde seksuele ervaring met Hiltermann al die tijd in mezelf gehouden”, zei Lili. „Dit was het moment om er iets mee te doen.”
Ze had het al die jaren nooit aan haar echtgenoot of aan hun twee zoons verteld. Dat ze het nu wel deed, in het kader van het boek Alma’s dochters, over haar ‘voormoeders’, vond ze niet meer dan eerlijk tegenover hen. Hún hele persoonlijk leven stond immers ook in Alma’s dochters. „Het is laf tegenover hen als ik niet vertel wat in mijn jeugd is gebeurd.”
Vijf jaar later regisseerde Lili Rademakers Dagboek van een oude dwaas, weer een ménage à trois met een jonge vrouw en een oudere man. Dit keer was de ontvangst zuiniger. Het was haar laatste film.
Na Fons’ laatste regie, The Rose Garden (1989), verlieten Fons en Lili Rademakers Nederland en woonden ze afwisselend in Frankrijk en Italië. Elke ochtend als ze wakker werden, zei Fons: „Dag Veentje, ik hou van jou.” Na zijn overlijden, in 2007, verhuisde Lili voorgoed naar Colle-vecchio, in haar huis even buiten het middeleeuwse dorpje zo’n zestig kilometer ten noorden van Rome. Daar ontving ze haar vrienden, van wie een kleine kring elke vrijdag bij haar kwam lunchen. Tot het laatst discussieerde ze daar gretig en hartelijk, en vaak op zeer besliste toon over eten, politiek en film.
Dat ze niet meer dan twee films had geregisseerd, vond ze niet zonde. „Ik ben niet ambitieus. Ik streefde naar een prettig huwelijk en een mooi oeuvre.”