Kinderen op basisscholen in Groningen en Noord-Drenthe krijgen vanaf september volgend jaar twee tot zes uur extra les. Op scholen waar leerlingen onderpresteren in taal en rekenen kan daar extra les in worden gegeven, maar het geld mag ook worden besteed aan muzieklessen, handvaardigheid, tekenles, theaterles of sportieve activiteiten. „Het is structureel geld, voor dertig jaar”, zegt Henk Nijboer. „Zo kunnen scholen tegelijk iets doen om de achterstanden bij kinderen weg te werken én vakmensen een goed contract te bieden.”
Het voormalig Tweede Kamerlid (PvdA) is een van de twee kwartiermakers die door het vorige kabinet en de regio zijn aangewezen om plannen te maken die de leefbaarheid en het economisch perspectief van het voormalige gaswinningsgebied verbeteren. Nijboer is verantwoordelijk voor de sociale agenda, voormalig Rabobankbestuurder Jakob Klompien richt zich op de economische agenda. Zij hebben allebei 100 miljoen euro per jaar te verdelen. Het geld voor ‘Nij begun’ (nieuw begin) kwam vrij nadat de parlementaire enquêtecommissie die de gaswinning onderzocht had geconcludeerd dat Nederland een ‘ereschuld’ aan de provincie heeft die moet worden ingelost.
Henk Nijboer in zijn tijd als Kamerlid (PvdA). Foto Lex van Lieshout
Waarom krijgen alle kinderen in Groningen extra lesuren, niet alleen kinderen in het aardbevingsgebied?
„De sociale en de economische agenda zijn bedoeld voor alle tien Groningse gemeenten en drie gemeenten in Noord-Drenthe, zo is het destijds afgesproken. Er zijn best wel veel zorgen over jongeren, eigenlijk in heel Nederland. Mentaal gaat het niet goed en op onderwijsgebied zijn er achterstanden. Daarom krijgen in het gebied waarvoor wij plannen maken alle kinderen in groep drie tot en met groep acht in elk geval twee uur extra les. Op scholen waar de grootste achterstanden zijn, bijvoorbeeld in Oost-Groningen, kan dat oplopen tot zes uur.”
U zegt: er zijn onderwijsachterstanden. Maar scholen hoeven het geld niet per se aan taal- of rekenles te besteden. Waarom niet?
„Het is aan scholen zelf om te bepalen wat ze met de extra lestijd doen. Het kunnen taal- en rekenlessen zijn, maar ook zwemlessen. De achterstanden bij kinderen zijn breder dan alleen taal en rekenen, het gaat om hun hele ontwikkeling. We willen hun leven verrijken door ze bijvoorbeeld de kans te geven om een muziekinstrument te bespelen of meer te bewegen, want dat laatste is ook best een groot probleem.”
Het voordeel van structureel geld is dat je mensen een contract kunt geven
U bent gaan kijken bij gemeenten die al extra investeren in onderwijs. Wat leerde u daar?
„Klopt, ik heb scholen in de regio bezocht waar al geëxperimenteerd wordt met extra lesuren, maar ik heb ook gekeken in Rotterdam-Zuid en Heerlen-Noord, waar een Nationaal Programma loopt om achterstanden weg te werken. Daar zijn de ervaringen positief, de schoolresultaten gaan echt omhoog. Ik was best wel onder de indruk. En ik ben bijvoorbeeld ook in Kerkrade geweest, waar de Universiteit Maastricht onderzoek doet naar het effect van de ‘verrijkte schooldag’. Daar hoorde ik over een onverwacht bijeffect: na twee, drie jaar werd er ook veel minder gepest.”
Zijn er genoeg leraren om al die extra lesuren gegeven?
„Daar hebben we over gesproken met de scholen. Het is zeker een uitdaging om genoeg mensen voor de klas te hebben, al is het lerarentekort bij ons kleiner dan in de Randstad. Maar ik denk dat het gaat lukken. We hebben hier in het Noorden een bloeiende cultuursector en een sportopleiding, het CIOS. Er zijn genoeg theaterdocenten, muziekleraren en sportinstructeurs die graag twee of drie dagen voor de klas willen staan. Er is heel veel animo. Het voordeel van structureel geld is dat je mensen een contract kunt geven.”
Dit is het begin van meer plannen. Kunt u al een tipje van de sluier oplichten over de rest?
„Nog even geduld, in januari presenteren we het hele pakket.”
Lees ook
De ene na de andere Groninger komt met plannen om het leven in het aardbevingsgebied beter te maken
Niet één minister die verantwoordelijk is voor een beleidsterrein, maar een team van ministers, om de samenwerking tussen departementen te bevorderen. Zo luidt een van de ingrijpende aanbevelingen uit het rapport Deskundige overheid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat dinsdag wordt gepresenteerd.
De belangrijkste beleidsthema’s, evenals de teams van ministers, zouden tijdens de formatie kunnen worden vastgesteld. Ambtenaren werken dan bijvoorbeeld niet alleen voor de minister van Volkshuisvesting, maar voor het team ‘Woningcrisis’. Hierdoor worden ministeries „aan elkaar vastgeklonken”, schrijft de WRR, een onafhankelijke adviesorgaan voor regering en parlement. „Duidelijk dient te zijn: samen uit, samen thuis, zo moet het ook echt werken.”
„Het besef dat ministeries losse eilanden zijn, is wel ingedaald binnen de Rijksoverheid”
Hoe de overheid functioneert, staat al jaren ter discussie – na onder meer de Toeslagenaffaire en het Groningse gasdossier. Terugkerende kritiek, bijvoorbeeld van NSC, is ook dat de ambtenarij over te weinig vakkennis zou beschikken. Eerdere pogingen om de overheid beter te organiseren, hebben amper effect gehad, schrijft de WRR. „Een rigoureuzere aanpak” is vereist, zegt raadslid Paul ’t Hart van de WRR.
Helemaal nieuw lijkt het idee niet. Er werden al pogingen gedaan om samenwerking tussen ministeries te stimuleren. Zo werd begin dit jaar onder leiding van demissionair premier Dick Schoof een stikstofcommissie opgezet, met negen ministers en twee staatssecretarissen. Vooralsnog heeft deze commissie alleen een ‘startpakket’ met oplossingsrichtingen gepresenteerd.
Is de stikstofcommissie een goed voorbeeld van die samenwerking tussen ministeries?
„Ik zie die juist als een typische hulpconstructie die weinig grote veranderingen teweegbrengt: de intentie is er om samen te werken, maar uiteindelijk werkt het zo goed en zo slecht als de houding van de bewindspersonen. De demissionair minister van Landbouw, Femke Wiersma (BBB, blijft verantwoordelijk voor de aanpak. Dus andere ministeries kunnen op elk moment besluiten een stap terug te zetten. Wiersma kan daarbij ook altijd de verantwoordelijkheid weer naar zich toetrekken en andere ministeries buitenspel zetten. Daar schiet je op lange termijn dus niets mee op.”
Paul ’t Hart. „Na veertig jaar bestuurskunde weet ik: de krachtigste sturingsinstrumenten zijn geld en politieke verantwoording.” Foto Studio Oostrum
Een ‘team-X’ van ministers valt en staat toch ook bij de bereidheid om samen te werken?
„Dat klopt, maar ik ben er na veertig jaar bestuurskunde wel achter: de twee krachtigste sturingsinstrumenten zijn geld en politieke verantwoording. De WRR stelt voor dat ministers gezamenlijk verantwoordelijk worden om grote opgaven als de energietransitie op te lossen en zich daarvoor eveneens samen verantwoorden in de Tweede Kamer. De ministers zorgen daarbij voor een gemeenschappelijk budget dat uit de individuele begrotingen wordt gehaald. Zo bouw je prikkels in om de samenwerking tussen bewindspersonen en ministeries te versterken, die ontbreken momenteel.”
Het WRR-rapport verwijst naar een ander verstrekkend advies uit 1993 van de toenmalige adviescommissie-Wiegel (naar VVD-leider Hans Wiegel). De overheid kampte toen, wellicht nog meer dan nu, met ‘verkokering’, waardoor ambtenaren andere ministeries zagen als concurrenten. De commissie-Wiegel stelde voor terug te gaan naar acht kleinere kerndepartementen, die vervolgens eenheden konden samenstellen die dan zouden werken aan specifieke beleidsterreinen, het zogenoemde ‘blokkendozenmodel’.
Voor het ‘blokkendozenmodel’ ontbrak het aan politiek draagvlak. Dat kan nu ook weer gebeuren. Maar u stelt dat dit voorstel minder radicaal zou zijn. Waarom?
„Het besef dat ministeries opereren als losse eilanden, dat is door de jaren heen wel ingedaald bij de Rijksoverheid. Daardoor is nu de ruimte ontstaan om weer eens goed te kijken naar de vraag: hebben wij onszelf goed georganiseerd? Tegelijkertijd huiveren de politiek en topambtenarij voor grote reorganisaties, dat is ook begrijpelijk. Het pad dat wij in het rapport bewandelen, is een middenweg. Zo blijven de afzonderlijke ministeries in het voorstel wel gewoon bestaan.”
„Je wil niet dat de Rijksdienst de speelbal blijft bij iedere kabinetsformatie”
Een ander voorstel is een ‘Commissaris voor de Rijksdienst’. Wat voor bevoegdheden zou die krijgen?
„We keken naar de Deltacommissaris, die in 2009 door het kabinet-Balkenende IV is ingesteld om het hoogwaterbeleid in Nederland te coördineren. Zo’n Rijkscommissaris voert niet direct opdrachten uit van de minister, maar fungeert als een regisseur die partijen bij elkaar brengt. De Deltacommissaris kreeg jaarlijks een budget van 1 miljard euro, een soort smeerolie: hij kan eisen stellen aan partijen, maar die ook binden met financiering. Zijn of haar benoemingstermijn moet langer zijn dan een kabinetsperiode, het liefst zeven jaar. Zo creëer je enige afstand tot de politiek, wat hard nodig is. Je wil niet dat de Rijksdienst de speelbal blijft bij kabinetsformaties, waardoor bijvoorbeeld opeens wordt besloten het ministerie van Volkshuisvesting op te heffen. Je breekt ambtelijke expertise af die je een paar jaar later dan toch hard nodig blijkt te hebben. Zie die maar weer eens op te bouwen.”
Hoe moet die verhouding tussen de Rijkscommissaris, ambtenarij en politiek dan wel eruitzien?
„Dat hebben wij niet tot drie cijfers achter de komma uitgedacht. Ik denk wel dat in die verhouding het primaat van de politiek is doorgeslagen. En dat het, gegeven de enorme instabiliteit in de politiek, dringend gewenst is dat de ambtelijke dienst wat meer een positie krijgt.”
Lees ook
Regeringscommissaris hekelt bureaucratische overheid: ‘Ambtenaren moeten zoveel nodeloze handelingen verrichten dat het wel fout móét gaan’
Er was een boer die naar de huisarts ging met psychische problemen. Kreeg hij het advies om een tijdje op vakantie te gaan. Waardeloze tip, vond hij. Vrij nemen? Dat kan helemaal niet als het druk is op de boerderij.
Er was een boer die nooit hulp zou zoeken, omdat hij zeker wist dat het niets zou oplossen.
Een boer die überhaupt niet wist dat je naar de huisarts kunt gaan als je last hebt van psychische problemen.
En de twee boeren die niet meer konden meedoen aan het onderzoek, omdat hun eigen worsteling te groot was.
De GGD IJsselland deed, in opdracht van de provincie Overijssel, twee jaar onderzoek naar de mentale gezondheid van boeren en tuinders in de regio. Mannen van middelbare leeftijd lopen sowieso een hoger risico, maar uit veel onderzoeken blijkt dat er bij boeren meer aan de hand is. Ze ervaren meer psychische druk dan gemiddeld en vinden het moeilijk om goede hulp te vinden. Eenzaamheid speelt ook een rol, net als het slechte imago dat boeren in sommige delen van de samenleving hebben.
Het idee van de onderzoekers was om samen met boeren en deskundigen tot oplossingen te komen en vervolgens samen met zorgmedewerkers tot actie over te gaan. Maar eerst stuitten ze op een bekend probleem, vertelt GGD-onderzoeker Annelot van Rooij: het was moeilijk om boeren te vinden die wilden praten.
Toen Ida Besten ging meedoen, begon het te lopen. Zij is boerin in Haarle, Overijssel, en was psychiatrisch verpleegkundige. Ze maakte de podcast BoerenHartstocht waarin agrariërs vertellen over hun leven. Toen zíj berichtjes ging sturen in appgroepen, wilden boeren wel meewerken.
Uiteindelijk deden 174 boeren mee met het onderzoek, dat begin dit jaar openbaar werd. Nu zit Ida Besten aan de keukentafel op haar boerderij, samen met Annelot van Rooij, om te vertellen over hun onderzoek.
Waarom hebben boeren zo vaak psychische problemen?
Besten: „Boeren zijn in staat om te denken: het is hard om heel veel aan te kunnen. Op een boerderij ga je om met leven en dood. Met de seizoenen, weersomstandigheden, klimaatverandering. Maar als het gaat om je persoonlijke leven, dan is de gedachte vaak: het lost zich vanzelf wel op. Het gaat natuurlijk altijd om allerlei facetten, maar we zien nu dat er ook druk wordt ervaren door de overheid en negatieve beelden over boeren die veel mensen hebben.”
Van Rooij: „Een boer in het onderzoek gaf een voorbeeld dat me is bijgebleven. Hij had een paar zieke koeien. Die had hij apart van de andere dieren in de wei gezet, aan de voorkant van de boerderij, zodat hij er beter zicht op had. Toen kwamen er mensen boos aanbellen waarom hij zijn dieren niet goed verzorgde, terwijl hij juist alles deed om ze beter te maken. Dat bevestigt zo’n boer in het beeld dat de samenleving op hem neer zou kijken.”
Hoe groot is de rol van het gezin, dat alles zich thuis afspeelt?
Besten: „Wij hebben twee dochters en een zoon, al wat ouder nu. Eén van onze dochters heeft weleens gezegd: ‘goh, er wordt hier alleen nog maar over stikstof gesproken, kunnen we het nog over iets anders hebben?’ Dat was een signaal voor ons, dat we onze onzekerheid en angst niet zo moeten overbrengen.”
Van Rooij: „Alles is verweven op zo’n boerderij. Een aantal boeren zei ook tegen mij: jij gaat gewoon naar kantoor, naar je collega’s die misschien een keer vragen hoe het met je gaat en of je het niet te druk hebt. Op de boerderij gaat het altijd maar gewoon door.”
De telefoon gaat. Ida Besten neemt op, zegt niets, maar rent de deur uit. Het blijkt een automatisch bericht van de melkrobot. Eén van de emmers met melk die even apart gehouden moet worden, is vol. Peter, haar man, was er al bij. Licht hijgend gaat ze weer zitten.
In het onderzoek zegt een boerin dat haar man hulp nodig heeft, maar dat ze hem niet naar de dokter krijgt.
Besten: „Het is supermoeilijk om dat te veranderen. Als je jaren iets gewend bent, jezelf overschreeuwt misschien wel, dan lukt het niet om daarvan los te komen. Er is voldoende hulp en begeleiding, maar die weten mensen vaak niet te vinden.”
Van Rooij: „En de hulp die je krijgt als je wél gaat moet dan nog aansluiten bij je leefwereld. Een huisarts die niet goed begrijpt hoe jouw bedrijf werkt, hoe je leven eruitziet, die kan je eigenlijk niet goed helpen. Zeker als je zelf al een muurtje hebt opgetrokken.”
Jullie schrijven dat het ‘in beperkte mate’ gelukt is om huisartsen ervan te doordringen met welke problemen agrariërs te maken hebben.
Van Rooij: „Het zou goed zijn als er meer samenwerking komt tussen huisartsen, ggz en meer specialistische hulp voor boeren. Je hebt verschillende hulptelefoonlijnen voor boeren en tuinders die mentale klachten hebben, maar ook erfcoaches die bij mensen thuiskomen. Veeartsen zien veel, maar hebben weinig contact met anderen. Dat is zonde, want het duurt nu vaak lang voordat problemen aan het licht komen. Huisartsen zelf kunnen ook verder vragen als ze weten dat er een boer in de spreekkamer zit. Als diegene komt met rugklachten, is het best zinnig om eens te vragen hoe het leven er verder voor staat.”
Besten: „Het zit ook bij de boeren zelf hoor. Het is goed om te weten dat er een praktijkondersteuner voor geestelijke gezondheidszorg bij de huisarts werkt. Ik stond met mijn oren te klapperen toen ik hoorde dat veel mensen daar geen idee van hadden.”
Dat is niet alleen een probleem bij boeren, toch?
Besten: „Boeren zijn geen unieke menssoort, maar ze hebben wel een heel eigen beroep, met aparte vaktermen, een bijzondere cultuur en achtergrond. Het is gewoon handig als artsen daar iets meer gevoel bij hebben. Anders keert een boer zich sneller af.”
Jullie adviseren om boeren weerbaarder te maken als ondernemer en ze praktisch te ontzorgen. Wat betekent dat in de praktijk?
Van Rooij: „Dat iemand helpt op het bedrijf als de boer het even niet meer kan bolwerken, bij ziekte of rouw bijvoorbeeld. Het is goed als duidelijk is wie dan kan helpen en hoe. En het gaat ook om het opbouwen van een onderneming die niet al je energie opslokt. Als je een investering doet, moet je even nadenken: scheelt dit me energie, of vraagt het nog meer werk? En geeft het extra druk op de financiën of juist niet?”
Besten: „Wij hebben bijvoorbeeld voor een melkrobot gekozen omdat Peter graag samen met ons aan tafel eet. Dat hij niet steeds weg moet om te melken. Dat maakt ons sterker als gezin. Maar het gaat ook om een plan maken voor als het minder gaat: wat doe je als het niet draait? Kun je groei loslaten, en waar haal je dan nog je motivatie vandaan? Dat soort gesprekken moet je voeren, anders ben je erg kwetsbaar als het gebeurt.”
Het wordt allemaal erg beladen als het gaat om de bedrijfsopvolging door de kinderen.
Van Rooij: „Ja, dat noemden boeren in het onderzoek steeds weer als een moeilijke periode. Ouders willen het goed achterlaten, kinderen willen soms veranderen terwijl hun ouders nog op het bedrijf rondlopen.”
Besten: „Wij hebben twee dochters. Eentje is wat meer GroenLinks-minded en onderzoekt in haar studie ook de gezonde leefomgeving. Onze andere dochter is neurowetenschapper en onze zoon wil het bedrijf overnemen. Daar hebben we pasgeleden als gezin een lang gesprek over gehad. Want je weet dat je de bedrijfsopvolger meer moet gunnen in wat je nalaat, anders kan het bedrijf niet blijven bestaan.”
Dat moet een spannend gesprek zijn geweest.
Besten: „Je wil het voor iedereen goed doen. En nu het boerenbestaan toch onzeker is door alle stikstofregels, is het heel spannend. Het was een heel liefdevol gesprek. Ze stonden open voor elkaars gezichtspunten. De zoon wil boeren en een goed inkomen om van te leven. De dochters vroegen hoe hij rekening zou houden met de omgeving waarin hij boert. Aan ons vroegen ze hoe we het bedrijf gingen loslaten, ze zeiden dat we tijd voor onszelf moesten nemen. Ik dacht na dat gesprek: dit komt wel goed. Het was echt een opluchting.”
Ook minder kapitaalkrachtige ouderen kunnen zich gaan beschermen tegen de jeuk, rode blaasjes en hevige pijnen veroorzaakt door gordelroos. Het Rijk stelt jaarlijks 39 miljoen euro beschikbaar voor een vaccinatieprogramma, zo is vastgelegd in het vorige week beklonken zorgakkoord. Een effectief vaccin bestond al, maar de twee benodigde prikken kosten samen zo’n 500 euro, een uitgave die velen zich niet kunnen veroorloven.
Goed nieuws dus, op het oog. Maar: ouderen kunnen zich nog niet rijk rekenen. Allereerst wordt de eerste vergoede prik pas in 2027 gezet. En ten tweede is die jaarlijkse 39 miljoen euro lang niet genoeg voor inenting van alle ouderen, zo erkent het ministerie van Volksgezondheid.
1 Wat zijn de risico’s van gordelroos?
Gordelroos is een infectieziekte die leidt tot pijnlijke, jeukende blaasjes, vaak gegroepeerd aan één kant van het lichaam, soms in het gezicht. Na het verdwijnen van de blaasjes bestaat een kans van 5 tot 30 procent op een ernstige complicatie: hevige zenuwpijnen die maanden of zelfs jaren aanhouden.
„Mijn vader had er acht jaar last van”, zegt voormalig huisarts Ted van Essen (76), voorzitter van de Nederlandse Immunisatie Stichting die zich inzet voor vaccinatie ‘als preventieve maatregel voor infectieziekten’. „Hij was al in de negentig en hij grossierde in aandoeningen die hij stuk voor stuk doorstond. Maar gordelroos bleef. ‘Doe eens wat aan die pijn, jongen’, zei hij tegen mij, ‘ik heb je niet voor niets medicijnen laten studeren.’”
Boosdoener is het varicellazostervirus, dat ook waterpokken veroorzaakt en daarna in het lichaam blijft sluimeren en jaren later kan opvlammen onder invloed van stress of lage weerstand. Dan ontstaat gordelroos. Jaarlijks bezoeken ruim negentigduizend mensen de huisarts vanwege de ziekte, vooral zestigplussers. Het aantal ziekenhuisopnames wordt geschat op vijfhonderd per jaar.
2 Welke doelgroep krijgt de prik vergoed?
Alle zestigplussers inenten zou een vijfjarige vaccinatiecampagne vergen van naar schatting elk jaar 185 miljoen euro. „Een enorme berg geld, precies de reden waarom de keus om dit vaccin al dan niet te vergoeden jarenlang is doorgeschoven”, zegt een woordvoerder van het ministerie. „De gedachte is nu: laten we het geld dát er is beschikbaar stellen. 39 miljoen is een fors bedrag. Je kunt er al een hoop ellende mee voorkomen, medisch maar ook maatschappelijk, denk aan uitval op je werk.”
Het ministerie heeft aan het RIVM gevraagd te adviseren hoe het bedrag in te zetten. Het lijkt voor de hand liggend dat het RIVM adviseert iedereen die zestig wordt te vaccineren: die kosten liggen om en nabij 39 miljoen euro. Bovendien geeft dat statistisch gezien meer ‘waar voor je geld’, omdat zestigjarigen simpelweg een langer leven voor zich hebben. Het gordelroosvaccin is jarenlang werkzaam.
Een RIVM-woordvoerder laat zich niet inhoudelijk uit over het te geven advies. Ook wanneer het komt, is onbekend.
3 Hoe reageren patiëntenverenigingen?
„Dit is een heel mooie, eerste stap om ouderen te beschermen”, zegt voorzitter van de stichting Pijn na gordelroos Chantal Tesson (48). „Natuurlijk hadden we bredere bescherming gewild, maar dat was financieel niet reëel.”
Van Essen van de Nederlandse Immunisatie Stichting is ook verheugd maar hoopt dat het vaccinatieprogramma snel wordt uitgebreid. „Je kunt niet volhouden dat je er als land twintig of dertig jaar over doet voordat iedereen op eenzelfde manier beschermd is. Dat strookt niet met de solidariteitsgedachte waarop ons gezondheidsstelsel is gebaseerd.”
Alle zestigplussers inenten vergt een vijfjarige campagne van elk jaar 185 miljoen euro
Die solidariteit stond het afgelopen halfjaar al onder druk: van pakweg december tot maart liet een golf aan ouderen zich tegen gordelroos inenten – op eigen kosten dus. De hausse ontstond na een uitzending van tv-programma Radar, dat waarschuwde voor de risico’s van de ziekte. De gestegen vraag was ongemakkelijk voor de GGD’s die het vaccin injecteren: al prikkend vergrootten ze de gezondheidskloof tussen rijk en arm. En al is die piek voorbij, nog steeds is er vraag naar de dure prik. GGD Twente meldt zelfs een „toenemende vraag”.
GGD Haaglanden laat weten dat afgelopen vrijdag een klein aantal ouderen hun prikafspraak afzegden vanwege het nieuws van de naderende vergoeding. Deze ouderen moeten dus nog zeker anderhalf jaar wachten én hopen dat de vergoeding ook voor hen gaat gelden.
Lees ook
Waarom kloppen ouderen opeens massaal aan bij de GGD’s voor het gordelroosvaccin? En vier andere vragen