Op een vlakte in het zuiden van Israël, vlakbij kibboets Be’eri en de grens met Gaza, kampeerden afgelopen zondag op maandag aanhangers van de kolonistenbeweging Nahala tijdens het joodse Loofhuttenfeest. De bijeenkomst heette ‘voorbereiding voor nederzettingen in Gaza’.
Op maandagmiddag wordt in een grote witte tent een panel voorgezeten door de prominente kolonistenleidster Daniella Weiss, die het publiek in het Hebreeuws en het Engels toespreekt. „We zullen nederzettingen bouwen in de hele Gazastrook, van noord tot zuid, niet slechts in een deel daarvan. Na 7 oktober zullen er geen Arabieren meer in Gaza zijn. Niemand zal overblijven.”
De bijeenkomst is mede georganiseerd door de partij Likud van de Israëlische premier Netanyahu, en er waren verschillende politieke partijen aanwezig en leden van de Knesset, het Israëlische parlement. „We hebben politieke steun nodig, en vandaag heb ik gezien dat die politieke steun er is”, zegt Weiss.
Op een groot spandoek staat de tekst „Gaza is voor altijd van ons”. Tussen de tenten wandelen tientallen gezinnen. Bij de ingang van het terrein staan politie, soldaten en ambulances.
Politieke steun
Voor de tent van Likud staat Knesset-lid voor die partij Avichai Boaron. Als groot voorstander van nederzettingen, was hij onder meer een fel verdediger van de illegale buitenpost Amona op de bezette Westelijke Jordaanoever.
Net als de politieke mainstream in Israël, duidt hij dat deel van Palestina steevast aan met de Bijbelse namen Judea en Samaria. „De mensen in Gaza kunnen overal heen waar ze willen. Ze mogen ook blijven, net als in Judea en Samaria, maar niet als een staat, met militaire macht.”
Boaron pleit niet zo openlijk voor verdrijving als Weiss, maar wel voor een hernieuwde militaire bezetting van Gaza, met nederzettingen, net als op de Westelijke Jordaanoever: „Op iedere plek waar een nederzetting is, volgt het leger om die zone te controleren en terreur tegen te houden. We hebben het middel van de nederzettingen nodig, om te zorgen dat het leger permanent aanwezig is.”
Dat de roep om nieuwe nederzettingen in Gaza niet voorbehouden is aan radicale kolonisten in Israël, werd afgelopen januari opnieuw duidelijk. Toen vond er in Jeruzalem een conferentie plaats waarin plannen daarvoor werden gepresenteerd, bijgewoond door diverse ministers en leden van de Knesset, het Israëlische parlement.
Op de bijeenkomst maandag vlakbij Gaza is naast de Likud ook de partij Joodse Kracht aanwezig en zijn leider, de extreemrechtse minister van Nationale Veiligheid Itamar Ben-Gvir, die zelf in een illegale nederzetting op de bezette Westelijke Jordaanoever woont. Tijdens een toespraak zegt hij dat “migratie” van Palestijnen in Gaza moet worden aangemoedigd.
En er was een tent van het Religieus Zionisme van Bezalel Smotrich, ook een extreemrechtse kolonist en minister van Financiën die via een positie bij Defensie ook vergaande controle heeft over de Westelijke Jordaanoever en het nederzettingenbeleid.
De nederzettingenpolitiek is niet voorbehouden aan deze extreemrechtse coalitiegenoten van Netanyahu, maar al decennia staatsbeleid. Boaron zegt dat het idee van nederzettingen in Gaza brede steun heeft in Likud. „Het is een populair idee. Maar de vraag is hoe we het kunnen doen. Het vraagt om veel uitleg, hasbara [Israëlische buitenlandse PR]. Je moet het slim doen.”
Verwoesting Gaza
Enkele kilometers van de bijeenkomst vandaan is de verwoesting van Gaza duidelijk te zien. Boven het noorden van Gaza stijgen her en der grijze rookwolken op. Daar is het Israëlische leger nu al ruim twee weken bezig met een hernieuwde grondoperatie en een campagne die internationale zorgen wekt over verdrijving en etnische zuivering.
Het Israëlische leger is mogelijk bezig met de uitvoering van een plan van oud-generaal Giora Eiland, gericht op het verdrijven van de bewoners van Noord-Gaza naar het zuiden. Wie niet vertrekt, moet verhongeren of geeft zich over. Wie overblijft, wordt bovendien als Hamasstrijder gezien, en door het Israëlische leger als doelwit beschouwd. Verschillende Israelische NGOs hebben hun zorgen geuit over een stille uitvoering van dit plan door het leger, wat neer zou komen op de gedwongen verplaatsing van alle burgers uit het noorden.
Of dit plan nu wel of niet officieel is overgenomen – iets waarover nu discussie is – de situatie op de grond in Gaza lijkt op hetzelfde neer te komen. Het noorden was de afgelopen weken volledig afgesloten van humanitaire hulp, en er worden op grote schaal burgers gedood in Jabalia, Beit Lahia en Beit Hanoun door luchtaanvallen en beschietingen. Zo werden zaterdagnacht 87 mensen gedood in Beit Lahia, waaronder diverse kinderen, door een Israëlische luchtaanval op een wooncomplex.
Netzarim
Gaza is sinds november vorig jaar in tweeën gedeeld door wat het Israëlische leger de ‘Netzarim-corridor’ noemt. Deze zwaar beveiligde weg is vernoemd naar de plek waar tot 2005 de Israëlische nederzetting Netzarim lag. Aan de weg die vanuit het zuiden van Israël richting Netzarim leidde, was op zondagavond het tentenkamp van de kolonisten opgezet.
De ontmanteling van de nederzettingen in Gaza en de terugtrekking van militairen op de grond in 2005, stuitte toentertijd op verzet in Israël. Ondanks deze terugtrekking geldt Gaza nog steeds als bezet gebied, omdat Israël de grenzen, zee en lucht rond Gaza controleert. Als bezettingsmacht draagt het bovendien een verantwoordelijkheid voor de burgerbevolking in het gebied.
De kolonisten en politici die samenkwamen bij grens met Gaza zien de terugtrekking in 2005 als een fout, die volgens hen heeft bijgedragen aan de opkomst van Hamas en hun aanval in het zuiden van Israël op 7 oktober.
Op een stoeltje in de Likud-tent zit Knesset-lid Ariel Kallner. In 2005 was hij de leider van een beweging die zich tegen de ontmanteling van nederzettingen in Gaza keerde. „De catastrofe van vorig jaar bewees dat de bevolking in Gaza radicaal islamistisch is. Ze moeten een prijs betalen voor wat ze gedaan hebben.” Over nieuwe nederzettingen zegt hij: „We hebben het recht om het te doen. En het is nodig voor de veiligheid van Israël.”
Nederzettingen in Gaza zijn, net als op de Westelijke Jordaanoever – beiden door Israël bezet Palestijns gebied – volgens het internationaal recht illegaal. Het Internationaal Gerechtshof concludeerde afgelopen juli nog dat de Israëlische bezetting van Palestijns gebied illegaal is, en dat er sprake is van annexatie. Ook bepaalde het dat de almaar uitbreidende nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever in strijd zijn met het Palestijnse recht op zelfbeschikking, en ontmanteld moeten worden.
Premier Netanyahu heeft herhaaldelijk gezegd dat hij nieuwe nederzettingen in Gaza niet “realistisch” acht. Maar volgens Kallner is er brede steun voor nederzettingen in Gaza binnen Likud. „Het is vandaag niet realistisch, maar ik zeg dat het dat morgen wel is.” Volgens Kallner moeten de nederzettingen op strategische plaatsen komen in Gaza, zoals in het zuiden tegen de grens met Egypte, en rond de Netzarim-corridor.
Feiten op de grond
Bezoeker Michael (53) uit Tel Aviv, die in de techsector werkt en over het terrein wandelt, meent dat er te weinig wordt nagedacht over hoe de nederzettingen in Gaza kunnen worden gerealiseerd. „Als je hier nu naar grens gaat, wordt je tegengehouden. Het is niet zoals Judea en Samaria, waar een groep families of jongeren naar een heuveltop gaat en een nederzetting vestigt.”
Hij was in januari bij de kolonistenconferentie in Jeruzalem, en komt vaker naar dit soort bijeenkomsten. „Gaza is onderdeel van het land van Israël. Het werd veroverd door koning David, iedereen kent het verhaal”, motiveert hij zijn steun voor de nederzettingen. „Daarnaast is het land afnemen een overwinning op de Palestijnen.” Hij wil niet met zijn achternaam in de krant. Twintig jaar geleden emigreerde hij van Parijs naar Israël, en in 2005 demonstreerde ook hij tegen de ontmanteling van de nederzettingen in Gaza.
Net als veel andere aanwezigen ziet hij de situatie op de Westelijke Jordaanoever als blauwdruk voor Gaza. „Twintig jaar geleden waren er 250.000 kolonisten in Judea en Samaria, en toen werd er nog gepraat over ontmanteling”, meent Michael. „Nu zijn er meer dan 600.000, en praat niemand er nog over: het is een fait accompli . Je hebt feiten op de grond nodig, en een grote groep mensen.”
De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken heeft dinsdag in Jeruzalem een ontmoeting gehad met de Israëlische premier Benjamin Netanyahu. Netanyahu noemde het gesprek, dat volgens persbureau Reuters meer dan twee uur duurde, „aangenaam en productief”.
Volgens een woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft Blinken gezegd dat hij de dood van Hamas-leider Yahya Sinwar ziet als een kans om de oorlog in Gaza te beëindigen. De Verenigde Staten dringen al langer aan op een bestand, maar op een doorbraak wordt tijdens het bezoek van Blinken niet gerekend.
De minister zou daarnaast onder meer gesproken hebben over de behoefte aan meer noodhulp in Gaza. Volgens functionarissen van Blinkens ministerie heeft Israël beloofd aan de slag te gaan met de Amerikaanse zorgen over de humanitaire situatie van de Palestijnen in de Gazastrook.
Voor het hotel in Tel Aviv waar Blinken verblijft werd volgens lokale media dinsdagavond gedemonstreerd. Israëliërs riepen daar met spandoeken op tot een staakt-het-vuren en een deal om de door Hamas gegijzelde landgenoten terug te halen.
Blinken zou zijn Midden-Oosten-reis woensdag vervolgen met een bezoek aan Jordanië, maar die afspraak is op het laatste moment afgezegd. Het is niet bekend waarom.
Liveblog Crisis in het Midden-Oosten
Israëlische politie pakt opnieuw zeven Israëliërs op, nu op verdenking van beramen aanslag
Eerste Kamerleden overwegen serieus om in december tegen het Belastingplan te stemmen, als staatssecretaris Folkert Idsinga (Fiscaliteit, NSC) niet naar hen luistert. Dat zeiden ze dinsdagmiddag tijdens een commissiedebat in de senaat, waar de coalitie geen meerderheid heeft.
De senatoren uiten dit breed gedragen dreigement in een discussie over het plan van het kabinet om de btw op cultuur, sport, media en hotels te verhogen van 9 naar 21 procent. Dat moet 2,3 miljard euro opleveren. Geen enkele coalitiepartij is er blij mee, bleek tijdens debatten in de Tweede Kamer. Maar het kabinet heeft het geld nodig om zijn plannen uit te voeren.
De staatssecretaris ontmoette boze senatoren omdat hij een door de volledige oppositie gesteunde D66-motie van de Eerste Kamer niet wil uitvoeren. Daarin vroeg de Eerste Kamer het kabinet de btw-verhoging te behandelen in een apart wetsvoorstel. Nu maakt de btw-verhoging deel uit van het grote pakket maatregelen dat het Belastingplan heet.
Politiek omstreden
De senatoren vroegen een loskoppeling, omdat de Raad van State dit adviseerde bij de btw-plannen van het kabinet. De adviseur van de regering vindt dat onder meer wenselijk omdat het plan complex is en omdat deze verhoging politiek omstreden is.
Loskoppeling is in de ogen van de senaat belangrijk. Als de regering het plan voor de btw-verhoging in een apart wetsvoorstel voorlegt, kan de senaat specifiek daar voor of tegen stemmen. Door de btw-verhoging in een pakket te stoppen kunnen senatoren alleen voor of tegen het hele pakket stemmen. Dat verhoogt de drempel om tegen te stemmen. Stemmen ze tegen, dan kan het héle Belastingplan niet doorgaan. Dat doen ze niet zomaar. Goede elementen uit de plannen kunnen dan ook niet doorgaan.
Maar een weigering van het kabinet om een motie uit te voeren laten de senatoren ook niet gebeuren, zo blijkt dinsdagmiddag. „Is de staatssecretaris zich ervan bewust dat de Eerste Kamer ook het gehele Belastingplan kan wegstemmen als hij de motie niet uitvoert?”, vraagt senator Carla Moonen (D66) hem.
Plan B
Ja, daar is Idsinga zich van bewust. Maar nee, een alternatief heeft hij ook niet. Het risico dat de btw-plannen als apart wetsvoorstel worden weggestemd wil hij niet lopen. Dan ontstaat er een gat op de begroting. En daarom herhaalt Idsinga wat hij in een brief aan de Eerste Kamer schreef. Er komt geen apart wetsvoorstel voor de btw-plannen. Het Belastingplan moet je in samenhang zien, zegt hij. Maatregelen die geld opleveren, kunnen niet los gezien worden van de aangekondigde lastenverlichtingen.
De staatssecretaris waarschuwt de senatoren: als ze tegen het belastingplan stemmen, kunnen plannen om de tarieven van de inkomstenbelasting te verlagen niet doorgaan.
Het levert gezucht op bij de senatoren, en wanhopige blikken naar het plafond. De staatssecretaris kan het btw-plan ook aanpassen, of kiezen voor loskoppeling. „U houdt een alles-of-niets-verhaal”, zegt CDA-fractievoorzitter Theo Bovens. „Waarom zou u dat risico lopen? U heeft een paar maanden tijd, ik zou aan een plan B beginnen.”
Piet Verhagen zit op 17 september 2000 samen met zijn vrouw Ria, zijn broer Sjef en diens vriendin op de bank als er tegen elf uur ’s avonds op het raam van hun huis aan de Reitse Hoevenstraat in Tilburg wordt geklopt. Ze zijn die avond uit eten geweest en nemen nog een afzakkertje, terwijl het vierjarige zoontje van Piet en Ria boven ligt te slapen.
Op het moment dat ze opstaan, begint een man te schieten met een automatisch wapen. De ramen van het monumentale wevershuisje zijn voorzien van kogelwerend glas, maar dat mag niet baten: de woning wordt doorzeefd met 84 kogels.
Na de eerste twee salvo’s liggen Piet (47), Ria (38) en Sjef (39) op de grond en krijgen ze een genadeschot „om er zeker van te zijn dat ze dood zijn”, volgens vertrouwelijke politie-informatie. De schutter stapt daarna achter op een motor van een handlanger die staat te wachten. De politie treft de zwaargewonde vriendin van Sjef aan. Ze heeft de schietpartij overleefd omdat ze net op tijd de woonkamer uit wist te vluchten. Ook het zoontje van Piet en Ria overleeft het brute geweld. Hij wordt, gehuld in zijn dekbed, door de politie overdragen aan medewerkers van slachtofferhulp.
Piet Verhagen is een telg uit een beruchte Tilburgse familie: hij wordt ook wel Schele Piet genoemd, vanwege een oogaandoening. Verhagen maakt in de jaren zeventig deel uit van de ‘Kempenbende’, een groep die met veel geweld overvallen pleegt in de Brabantse regio De Kempen, ten zuiden van Eindhoven en Tilburg.
In het begin van de jaren negentig legt Verhagen zich toe op andere illegale activiteiten: de productie van xtc, een markt die al snel wordt gedomineerd door criminele netwerken uit Brabant. Deze partydrug wint snel aan populariteit in Nederland met de opkomst van een nieuwe muziekstroming: acid house en dance.
Ondanks het gruwelijke karakter van de aanslag op Verhagen krijgt de drievoudige moord in de landelijke pers weinig aandacht. De vraag is waarom. Het is geen geheim dat op dat moment ruwweg 75 procent van de mondiale vraag naar xtc vanuit Brabant wordt bediend.
Het geld daarmee wordt verdiend leidt in het Brabantse tot de nodige spanning, zo blijkt uit de gewelddadige dood van Piet Verhagen. Maar een serie liquidaties in de Amsterdamse onderwereld eist in de zomer van 2000 alle aandacht op, tot ergernis van goed ingevoerde politiemensen uit het zuiden. „Alsof heftige gebeurtenissen in het Brabantse xtc-milieu geen betekenis hadden voor de onderwereld in heel Nederland”, zegt een bron binnen de politie.
Hoe komt het dat de impact van de georganiseerde misdaad in Brabant zo lang is onderschat? En wat zijn daarvan de gevolgen geweest?
Witte koets
De Verhagens worden op zaterdag 23 september 2000 onder massale belangstelling begraven. De kerk waar afscheid wordt genomen, kan de circa 750 bezoekers amper aan. Daarna begeleidt een lange stoet van witte Amerikaanse auto’s, voorafgegaan door een wit rijtuig, getrokken door twee paarden bedekt met witte kleden en witte veerpluimen op hun hoofd, hen naar de Tilburgse begraafplaats Broekhoven.
De stoet wordt begeleid door twintig motorrijders, van wie sommige rijden in de clubkleuren van de Hells Angels. Onder hen bevindt zich volgens de politie vermoedelijk Jan Femer. Femer, zoon van een politieagent, heeft in de loop der jaren een stevige reputatie opgebouwd in de Amsterdamse onderwereld.
Femer staat samen met Stanley Hillis en Mink Kok aan het hoofd van een crimineel gezelschap dat mede dankzij de handel in xtc zeer invloedrijk is in Amsterdam. De Snor, een bijnaam die Femer dankt aan zijn imposante hangsnor, heeft veel zaken gedaan met Piet Verhagen. Ze zien elkaar volgens politiestukken regelmatig op een recreatiepark in Loenen aan de Vecht, een dorp aan de A2 tussen Amsterdam en Utrecht, waar Verhagen een huisje had.
Na de begrafenis van de Verhagens parkeert Jan Femer zijn Volkswagen Golf rond zeven uur die zaterdagavond op de Haarlemmerdijk in Amsterdam. Daar heeft hij nog een afspraak bij een pizzeria. Voordat Femer kan uitstappen komt een gewapende man aangelopen die van dichtbij meerdere keren op hem schiet en daarna achterop een klaarstaande motor stapt om te vluchten. Jan Femer sterft achter het stuur van zijn auto, 56 jaar oud.
Twee weken later is het weer raak in Amsterdam, op 10 oktober 2000. Vlak bij zijn penthouse in Buitenveldert wordt Sam Klepper vermoord, een crimineel met een gewelddadige reputatie. Hij staat tot zijn dood op goede voet met de in die tijd invloedrijke motorclub Hells Angels en is goed bevriend met Jan Femer.
Gezien die vriendschap en de periode van nog geen drie weken tussen de liquidaties, ontstaat bij de politie de gedachte dat de moorden in Amsterdam en Tilburg iets met elkaar te maken hebben. Maar klopt dat ook?
Bijzondere powerpoint
Nog geen half jaar na de moorden van Verhagen, Femer en Klepper presenteert een team van de Amsterdamse politie in een vertrouwelijke vergadering vier scenario’s die dit geweld zouden kunnen verklaren. De powerpointpresentatie van de rechercheurs telt 161 pagina’s.
Dit soort scenario’s, waarbij ook materiaal wordt gebruikt dat niet kan dienen als bewijs, wordt wel vaker gemaakt om richting te geven aan complex politie-onderzoek. In het eerste scenario wordt een link gelegd tussen de moorden op Jan Femer en Piet Verhagen.
Binnen de groep van Verhagen is een conflict ontstaan over grondstoffen voor de xtc-productie. Dat zou uit de hand zijn gelopen en in 1998 tot de moord hebben geleid op Noud Waterschoot, een pillendraaier uit Valkenswaard. Femer en Verhagen waren bevriend met hem en behoorden tot de groep mannen die de kist van Waterschoot naar zijn graf hebben gedragen.
Als mogelijke opdrachtgever van die moord wordt Peer Schoofs genoemd, met wie Verhagen en Waterschoot jarenlang hebben samengewerkt. Schoofs komt uit Eersel en wordt vanwege zijn goede contacten met Amsterdamse criminelen rond de eeuwwisseling gezien als een zeer invloedrijke figuur in de Brabantse drugsindustrie.
Het conflict tussen Schoofs en Verhagen over de dood van Waterschoot is in de zomer van 2000 weer opgelaaid, noteert de politie. Zo hebben Schoofs en Verhagen elkaar in het openbaar met de dood hebben bedreigd. „Ik schiet ’m kapot”, zeggen beide mannen over elkaar.
Saillant detail in de stukken is dat Peer Schoofs bij de Brabantse politie kennelijk in beeld is gekomen als de opdrachtgever voor de moord op Waterschoot. Maar vanwege „capaciteitsproblemen” is zijn rol niet onderzocht. In het voorjaar van 2001 wordt Schoofs wel gehoord als verdachte van de moord op Verhagen. Maar dat levert niks op. Schoofs wordt niet vervolgd, en de daders en opdrachtgevers van de drievoudige moord op de Verhagens worden nooit gevonden.
Twee andere scenario’s om de moorden in Amsterdam en Brabant te verklaren draaien ook om controle over de handel in xtc. De eerste gaat over controle van de smokkel naar Spanje en de tweede over een xtc-transport naar Engeland waarbij een tweetal mannen niet zou zijn betaald. Die mannen zouden daarop een aantal Joegoslaven hebben ingehuurd om hun geld op te eisen.
Maar dat citaat komt niet verder dan een column in het Brabants Dagblad. Ondanks dit soort gerechtelijke uitspraken verdwijnt het gegeven dat Brabantse criminelen als Schoofs zo’n 75 procent van de mondiale xtc-markt bedienen in de publiciteit helemaal uit het beeld. In plaats daarvan wordt het conflict in de Amsterdamse onderwereld de centrale verhaallijn in de jaren die volgen, in de media maar ook bij de opsporingsdiensten. Ook zij laten zich leiden door beeldvorming.
Joegoslaven die al een decennium overhoop liggen met Sam Klepper, spelen ook een rol in scenario vier. Dat gaat uit van de gedachte dat de moord op Femer een waarschuwing was aan het adres van Klepper. En dat Klepper uit door diezelfde Joegoslavische groep is vermoord.
Daar wordt nooit bewijs voor gevonden. Wel is er reden om aan te nemen dat een groep Amsterdamse criminelen onder het mom van dreiging van Joegoslaven de weduwe van Klepper ruim tien miljoen afhandig heeft gemaakt. Het is een klassieke vorm van afpersing, die door criminelen uit het Amsterdamse milieu tot verdienmodel is ontwikkeld.
Narcostaat Nederland
Twee jaar na de interne presentatie lekt de powerpointpresentatie van de Amsterdamse politie uit. Ongeveer een derde van het 161 pagina’s tellende document blijkt te circuleren in de onderwereld. In het voorjaar van 2003 komt dat materiaal bij journalisten terecht. Televisieprogramma Zembla onthult een deel van de stukken en ook misdaadjournalist Bas van Hout maakt er gebruik van voor zijn televisieprogramma Crime Café.
Ook een aantal andere vertrouwelijke stukken over het conflict in Amsterdam blijken gelekt. En dat heeft grote gevolgen voor de beeldvorming over het drugsgeweld. Vanaf nu domineert de oorlog in de Amsterdamse onderwereld de berichtgeving en sneeuwen alle verwijzingen naar Brabant en de productie van xtc sneeuwen onder.
De naam van de Eindhovenaar Peer Schoofs wordt nergens meer genoemd. En dat terwijl Schoofs nog geen jaar daarvoor is veroordeeld voor de smokkel van 3 miljoen xtc-pillen die hij wilde omruilen voor een lading cocaïne. Het levert hem uiteindelijk een gevangenisstraf op van bijna twaalf jaar, met de aantekening van het hof in Den Bosch dat Schoofs met zijn strafbare gedrag „de naam van Nederland als ‘Narcostaat’ in de wereld heeft bevestigd”.
Die dynamiek is heel herkenbaar, vertelt de Brabantse misdaadjournalist Hessel de Ree. Hij werkt sinds het begin van de jaren negentig voor het Brabants Nieuwsblad, inmiddels gefuseerd met concurrent De Stem, en heeft de opkomst van de Brabantse xtc-boeren van dichtbij meegemaakt. „We hielden toen kantoor in Roosendaal”, vertelt De Ree, „midden in het gebied waar het ene xtc-laboratorium na het andere werd ontdekt. Met name rond Sint Willebrord zaten veel producenten.”
Met een aantal drugscriminelen uit die tijd heeft De Ree nog altijd contact. „Journalistiek is dat aantrekkelijk, maar het zegt ook iets over de aanpak van die criminele sector”, aldus De Ree. „Ik ga over een tijdje met pensioen, maar deze sector verdwijnt nooit meer uit Brabant.”
Dat is de prijs van de onderschatting. „Rond de eeuwwisseling liepen hier een paar grote zaken waarbij Brabantse criminelen heel nadrukkelijk samenwerkten met kopstukken uit de Amsterdamse onderwereld”, vertelt De Ree.
Dat er in het Brabantse criminele milieu ook liquidaties werden gepleegd, deed er kennelijk niet toe.
„Wat me toen al opviel is dat die rechercheteams uit Brabant en Amsterdam niet met elkaar samenwerkten. Of het nou over drugs ging of over geweld dat rond de eeuwwisseling echt toenam in het Brabantse: wat hier allemaal gebeurde interesseerde de Amsterdammers niet.”
Het is een echo van de woorden van politiebronnen die in die tijd betrokken waren bij de misdaadbestrijding in Brabant. „Als ik bij de korpsleiding in Den Haag om hulp vroeg omdat de recherche in Brabant het niet meer aankon”, vertelt een goed geïnformeerde politiebron, „was het antwoord dat het echte probleem in Amsterdam zat, vanwege het vele geweld. Daar ging de aandacht naar toe. Dat er in het Brabantse criminele milieu ook liquidaties werden gepleegd, deed er kennelijk niet toe.”
Tegen emeritus hoogleraar bestuurkunde Pieter Tops omschrijven politiebronnen de Brabantse onderwereld als „keutercriminelen”. Hun activiteiten werden door de politie in de randstad gezien „als eenvoudige en weinig bedreigende misdaad”.
Corruptie als exportproduct
Het uitlekken van de powerpointpresentatie en de andere vertrouwelijke documenten leidt tot een rijksrecherche-onderzoek. Het gaat hier om interne stukken, die nooit met derden zijn gedeeld en daarom wel gelekt moeten zijn door een opsporingsambtenaar.
Drie jaar later, in 2006, worden rechercheur Sjaak Kist en een oud-collega van hem aangehouden als verdachten in dit onderzoek. Het leidt tot een slepende strafzaak met grote krantenkoppen over de twee. Ondanks alle ophef worden ze tot twee keer toe vrijgesproken omdat er onrechtmatig zou zijn afgeluisterd.
De Hoge Raad is het daar echter niet mee eens en oordeelt dat de zaak opnieuw moet worden behandeld. Daarna worden de twee toch veroordeeld tot relatief kleine straffen. Sjaak Kist schrijft er een boek over: Onder de pet, een verwijzing naar de bijnaam ‘De Pet’ die voor corrupte agenten vaak wordt gebruikt. Daarin ontkent Kist alle beschuldigingen. Of hij de powerpointpresentatie heeft gelekt, is nooit vastgesteld.
In de periode dat dit onderzoek onder de rechter is, speelt er in Brabant ook een corruptie-affaire. Maar die krijgt nauwelijks aandacht ondanks de internationale allure. Het gaat om omkoping van een van de hoogste politiebazen in Australië: Mark Standen.
De zaak komt in beeld in 2006, als Nederlandse rechercheurs in een afgeluisterd gesprek horen over de corruptie. De Australiërs worden getipt over een ‘crooked hat’. De schok is groot, omdat Standen toegang heeft tot vrijwel alle informatie over onderzoek naar Nederlandse criminele netwerken die xtc en andere synthetische drugs naar Australië smokkelen.
Uiteindelijk blijkt dat Standen een informant heeft geworven die werkte voor een Nederlands xtc-kartel. De man, de deels in Tilburg woonachtige Brit Jimmy Kinch, wordt gepakt voor xtc-smokkel, maar uiteindelijk niet vervolgd omdat hij bereid is informatie te delen met Standen over „the Dutch cloggs”: de Brabantse pillenmaffia.
Wat niemand weet is dat Standen behalve informatie ook honderdduizenden euro’s ontvangt van zijn Britse informant. Zo ontstaat uiteindelijk een situatie waarbij ongeveer drie jaar lang vertrouwelijke informatie van de Nederlandse politie over drugssmokkel naar Australië via Standen en Kinch terechtkomt bij criminele groepen waar de informatie betrekking op heeft: Brabantse xtc-kartels.
Je hebt de machtige Amsterdamse onderwereld en keutercriminelen uit Brabant. Waar komt dat beeld vandaan?
Nadat het lek is ontdekt, duurt het nog bijna twee jaar voordat voldoende bewijs is verzameld om Standen en Kinch te kunnen vervolgen, niet alleen vanwege corruptie, maar ook voor drugssmokkel met een groep Nederlandse criminelen.
Dat Brabantse criminelen drie jaar lang op de hoogte waren van politie-onderzoek naar xtc-smokkel richting Australië, hun grootste afzetmarkt, haalt het nieuws niet. De Nederlandse politie heeft zelf wel onderzoek gedaan naar de vraag hoeveel onderzoeken daardoor zijn stukgelopen, zeggen verschillende politiebronnen. Maar het rapport daarover is geheim gebleven.
Waar de Amsterdamse corruptiezaak rond ‘De Pet’ jarenlang publiciteit genereert zonder dat duidelijk wordt welke informatie hij nou gelekt zou hebben, wordt een onderzoek naar de concrete gevolgen van een internationale corruptie-affaire die deels draait om Brabantse pillendraaiers stilgehouden. Dat houdt het bestaande én vertekende beeld over het Nederlandse criminele milieu in stand: je hebt de machtige Amsterdamse onderwereld en keutercriminelen uit Brabant. Waar komt dat beeld vandaan?
Een historische verklaring
Wetenschappers als de Tilburgse criminoloog Toine Spapens, veiligheids- en criminaliteitsexpert Hans Moors, cultuurhistoricus Gerard Rooijakkers en de eerder genoemde bestuurskundige Pieter Tops hebben zich allemaal over die vraag gebogen. Ze zien de basis van het succes van Brabantse criminele netwerken allemaal in de lokale smokkelcultuur die van generatie op generatie is overgedragen. Gecombineerd met een grote aversie jegens de overheid en een diepgewortelde zwijgcultuur blijkt die cultuur een goede voedingsbodem voor georganiseerde misdaad.
„Wat begon met stropen en smokkelen zette zich door met illegaal alcohol stoken of een drugslab runnen”, vertelt Rooijakkers. „In die zin is subversief gedrag in het Zuiden endemisch. En naar de politie lopen is in wel het allerlaatste wat je doet. Als je klikt, plaats je jezelf buiten de groep terwijl je van die overheid niets te verwachten hebt”, zegt Rooijakkers.
Naast die groepscultuur is er nog een tweede reden waarom criminaliteit in Brabant en Limburg vaak onzichtbaar blijft. Die heeft volgens Rooijakkers te maken de rol van de Katholieke kerk, die heel lang tot ver achter de voordeur een dwingende, in de praktijk niet zelden onleefbare moraal opdroeg. „Wie tegen de kerk piest, wordt zelf nat”, is volgens Rooijakkers niet voor niets een veelgebruikt gezegde. „Je trekt altijd aan het kortste eind. Om je aan die totalitaire, alle levensgebieden omspannende kerk te onttrekken, zocht je binnen de bestaande orde naar marges om je eigen ding te doen. Subversief gedrag als overlevingsstrategie was niet erg als het maar buiten het zicht bleef.”
Van alcohol tot designerdrugs
En zo is Nederland, bijna vijftig jaar nadat criminelen in Brabant en Limburg begonnen met het ombouwen van illegale alcoholstokerijen tot provisorische laboratoria voor de productie van amfetamine, nog altijd de grootste producent van synthetische drugs in West-Europa.
Interventies door opsporingsinstanties en het openbaar bestuur op landelijk en lokaal niveau hebben daar weinig aan veranderd. Amfetamine en xtc zijn, net als de gloeilamp van Philips en de anticonceptiepil van Organon, zeer succesvol exportproducten van Brabantse grond.
Rond de eeuwwisseling werd ten minste 75 procent van de mondiale vraag naar de feestdrug xtc geproduceerd in Nederland. Nu is dat naar schatting zo’n 50 procent. Om dat gedaalde marktaandeel op te vangen zijn Nederlandse drugskartels gaan innoveren.
Hollanders hebben een blinde vlek voor Brabant
Sinds een jaar of tien wordt, naast amfetamine, xtc en daarvan afgeleide ‘designerdrugs’ zoals 3MMC, ook het zwaarverslavende crystal meth geproduceerd, al dan niet met hulp van Mexicaanse kartels. Ook worden steeds meer cocaïnelabs gevonden waar de laatste stappen van de raffinage worden gedaan. En de vrees is dat er binnenkort ergens in Nederland een lab wordt gevonden waar illegaal fentanyl wordt gemaakt, de synthetische vervanger van heroïne.
Dankzij die diversiteit aan activiteiten en producten heeft de synthetische drugsindustrie zich ontwikkeld tot een veelkoppig monster dat overal in Nederland opduikt. Dat is het loon van randstedelijke desinteresse en dedain, aldus Rooijakkers.
„Hollanders hebben een blinde vlek voor Brabant. Provinciale boeren, en dito slimheid, versus randstedelijke arrogantie. De kloof tussen stad en platteland bestaat niet alleen politiek maar ook crimineel.” Die desinteresse door Brabanders effectief is gecultiveerd, aldus Rooijakkers. „Zij zitten niet te wachten op respect van een ander. Anders gezegd: de Amsterdammers staan vooraan, de Brabanders kijken het aan.”
Het is een fatale mix als het gaat om bestrijding van georganiseerde misdaad, meent Rooijakkers. „Uiteindelijk hebben Brabantse en Limburgse criminelen het randstedelijk gebrek aan respect voor lokale opsporingsinstanties maximaal uitgebuit. Zo is een criminele industrie ontstaan die gezien zijn omvang en culturele verwevenheid heel moeilijk te controleren is.”