NRC-columnist Karin Amatmoekrim heeft de Nederlandse Biografieprijs gekregen. Ze ontving de onderscheiding maandagavond voor haar boek over de in 2012 overleden schrijver en journalist Anil Ramdas. De prijs wordt iedere twee jaar uitgereikt.
De jury noemt In wat voor land leef ik eigenlijk?Anil Ramdas, onmogelijk kosmopoliet een “indringend portret” waarin Amatmoekrim “een voorbeeldig evenwicht heeft bereikt tussen twee uiterste vereisten van het genre” biografie: “liefdevolle empathie en kritische distantie”.
In het boek, waarop ze vorig jaar september promoveerde aan de Universiteit Leiden, beschrijft Amatmoekrim (47) hoe Ramdas na een jeugd in Nickerie, in het westen van Suriname, naar Nederland trekt om sociale geografie te studeren en daar een vooraanstaande intellectueel wordt.
Ramdas was onder andere onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, redacteur van het weekblad De Groene Amsterdammer en correspondent in India voor NRC Handelsblad. In 1992 maakte hij grote indruk op een breed publiek toen hij op 34-jarige leeftijd te gast was bij het VPRO-programma Zomergasten.
Amatmoekrim laat in het boek zien hoe Nederland Ramdas door de opkomst van het populisme steeds meer teleurstelt en hoe hij daardoor in de knoop met zichzelf komt.
Het is daarmee, volgens de jury, een boek “waarin het bezield individualisme van de hoofdfiguur behalve diens kracht tenslotte ook een zwakte werd – waarmee de biografie de lezer ook te denken geeft over de interactie tussen individu en omgeving, en over hoe iemand zich kan inzetten voor culturen en hun overbrugging, maar er gaandeweg ook tussen verloren kan raken, tot aan zelfverlies aan toe”.
Identiteit
De Nederlandse Biografieprijs bekroont de beste biografie die in de voorgaande twee jaar in het Nederlandse taalgebied verschenen is. De stichting die de prijs uitreikt is opgericht door ‘soldaat van Oranje’ Erik Hazelhoff Roelfzema en zegt het lezen van biografieën te willen bevorderen. De prijs ging in 2022 naar historicus René van Stipriaan voor zijn boek over Willem van Oranje.
De jury stond dit jaar onder leiding van emeritus hoogleraar neerlandistiek en voormalig KNAW-president Frits van Oostrom. Amatmoekrim ontving behalve een trofee ook een cheque van 20.000 euro. Andere genomineerden die de shortlist haalden waren onder anderen Peter-Paul de Baar, met een biografie van Theo Thijssen, en Judith Koelemeijer met haar werk over Etty Hillesum.
Amatmoekrim schreef eerder onder meer de romans Het gym (2011) en De man van veel (2013), geïnspireerd op het leven van de Surinaamse schrijver en verzetsstrijder Anton de Kom.
Ramdas, zei Amatmoekrim eerder in een interview met NRC, kon „als geen ander […] duiden waar de complexiteiten en soms conflicterende loyaliteiten liggen in een multiculturele samenleving. Dat je die moet blijven duiden en omarmen, dat je er niet van weg moet vluchten in een eenduidige identiteit”.
Lees ook
Karin Amatmoekrim: ‘Doordat wij hier zijn, zijn jullie ook iets kwijtgeraakt’
Een man die bijna twee ton had verdiend met witwassen en drugssmokkel, iemand die een laagbegaafde kennis voor drie ton had opgelicht en een man die veroordeeld was voor ontvoering en geweldpleging. Ze waren elk in het Verenigd Koninkrijk veroordeeld tot meer dan vijf jaar cel, maar kwamen dinsdagmorgen vervroegd vrij nadat ze minder dan de helft van hun straf hadden uitgezeten. Laatstgenoemde, een 29-jarige man, liet zich in Kent met de duimen omhoog fotograferen bij een witte Bentley en een zwarte Mercedes waarmee vrienden hem bij de gevangenis opwachtten.
In Engeland en Wales stapten dinsdag 1.100 veroordeelde criminelen door de poort van een gevangenis naar buiten. Ze zijn op vrije voeten gesteld vanwege de overvolle gevangenissen, nadat ze ongeveer 40 procent van hun tijd hadden uitgezeten. Het was de tweede keer sinds de zomer dat de Britse regering zich hiertoe genoodzaakt zag, omdat er anders geen plek meer zou zijn voor nieuwe veroordeelden. Op 10 september werd al een groep van 1.700 gevangenen vrijgelaten. Toen ging het om minder streng gestraften, met celstraffen tot maximaal vijf jaar.
Het Verenigd Koninkrijk kampt na decennia van bezuinigingen met krakkemikkige voorzieningen. Het gevangeniswezen springt er in negatieve zin uit. In de jaren tussen 2010 en 2020 is er bezuinigd terwijl het aantal gevangenen fors toenam, vooral doordat er sneller verdachten werden vastgezet en hogere straffen zijn opgelegd.
In de jaren tussen 2010 en 2020 is er bezuinigd terwijl het aantal gevangenen fors toenam
Vanaf 2021 begon de Britse overheid weer meer geld uit te geven aan gevangenissen, maar dat leidde niet meteen tot grote verbeteringen. De toezichthouder op de gevangenissen trekt geregeld aan de bel. Begin september bijvoorbeeld nog over Rochester Prison in Kent, waar sprake is van erbarmelijke omstandigheden, vervallen gebouwen met ratten- en muizenplagen, wijdverbreid drugsgebruik en een gebrek aan activiteiten om gevangenen voor te bereiden op hun leven na vrijlating.
Relschoppers
Het probleem van de overvolle gevangenissen werd deze zomer extra nijpend nadat in tientallen steden rellen uitbraken. Dat gebeurde na een steekpartij in het Engelse Southport. Een jongen van toen zeventien jaar stak drie meisjes dood. Online desinformatie over de verdachte – het zou om een asielzoeker gaan, terwijl het om een in Wales geboren jongen ging met van oorsprong Rwandese ouders – was de aanleiding voor onrust. Volgens de krant The Times waren er in augustus in Engeland en Wales nog maar 83 gevangenisplaatsen beschikbaar op een totale gevangenispopulatie van 88.000.
Lees ook
Oproepen tot geweld, de politie belagen en plunderingen: hoge straffen na rellen in Verenigd Koninkrijk
Volgens de Britse minister van Justitie Shabana Mahmood was het nieuwe Labour-kabinet gedwongen om vergaande maatregelen te nemen. „Deze regering heeft een gevangenissysteem geërfd dat op het punt stond in te storten”, zei ze dinsdag tegen de BBC.
Toen de eerste grote groep op 10 september vrijgelaten werd, kwamen veel gevangenen letterlijk op straat te staan. Zo moest de stad Cardiff op die dag op zoek naar onderdak voor elf ex-gevangenen. „Het nieuwe programma voor vervroegde vrijlating gaf reclasseringspersoneel meer tijd om zich voor te bereiden dan het vorige programma”, zei Mahmood.
Deze regering heeft een gevangenissysteem geërfd dat op het punt stond in te storten
De minister van Justitie kwam ook met een plan om het aantal cellen met 14.000 uit te breiden. Ook laat ze uitzoeken of er meer huisarrest kan worden opgelegd in plaats van celstraf, of korte straffen kunnen worden afgeschaft en mensen met zorgtaken minder hard gestraft kunnen worden. Ze wil het aantal vrouwelijke gedetineerden terugbrengen en enkele vrouwengevangenissen sluiten. Ze vindt dat het huidige systeem „betere criminelen in plaats van betere burgers oplevert”.
De vorige minister van Justitie, Alex Chalk, kondigde een jaar geleden aan dat hij gedetineerden wilde uitbesteden aan andere landen. Hij zei daarover in gesprek te zijn, onder meer met Estland. Vorige maand liet een woordvoerder van Mahmood weten dat hiervoor geen plannen meer bestaan. De Nederlandse staatssecretaris Ingrid Coenradie (Justitie, PVV) onderzoekt inmiddels of Nederland gevangenen hun straf kan laten uitzitten in Estland. Ook Nederlandse detentiecentra zijn overvol, vooral door een groot personeelstekort.
Iedere dag nemen artsen beslissingen over leven en dood. Moet een behandeling worden gestaakt? Mag een patiënt thuis doodgaan? Krijgt de stervende een middel om het lijden te verlichten? Euthanasie, door middel van een injectie of een drankje, is het ingrijpendste besluit en kan verleend worden aan een wilsbekwame patiënt die ondraaglijk en uitzichtloos lijdt. In 2023 overleden meer dan negenduizend mensen op die manier – ruim 5 procent van alle sterfgevallen.
Verreweg de meeste patiënten krijgen euthanasie vanwege het lijden aan een lichamelijke ziekte. En hoewel de wet al ruim twintig jaar geen onderscheid maakt tussen lichamelijk en psychisch lijden, wordt euthanasie wegens psychisch lijden pas sinds tien jaar regelmatig toegepast – de laatste tijd neemt dat snel toe.
Tot tien jaar geleden ging het om minder dan vijftig gevallen per jaar. In 2021 waren het er voor het eerst meer dan honderd. In 2022 gebeurde het 115 keer en in 2023 was dat toegenomen met 20 procent: 138 keer. Dit jaar zet die trend voort. In de eerste zes maanden van 2014 werd 105 keer euthanasie verleend bij psychisch lijden. Het aantal jonge mensen van onder de dertig, die wegens psychisch lijden euthanasie kregen, verviervoudigde in die periode.
Lees ook
Vaker euthanasie bij jonge mensen wegens psychisch lijden
Lijden
Deze zomer ontvlamde het debat over euthanasie bij psychisch lijden, met name bij jonge patiënten. In diverse media spraken vooral psychiaters hun zorgen uit, terwijl anderen benadrukten dat euthanasie bij psychisch lijden een belangrijke vorm is van zelfbeschikking, die toegankelijker zou moeten worden. „De zorgen die ik hoor gaan vooral over de behoedzaamheid van de euthanasiepraktijk”, zegt Radboud Marijnissen, voorzitter van de commissie Euthanasie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), die de beroepsgroep vertegenwoordigt. „Is het wel zo behoedzaam als we ons allemaal hebben voorgenomen? Het gaat dan met name over de complexiteit van de zorgvuldigheidscriteria.”
De zorgen gaan bijvoorbeeld over het vaststellen van de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden en of jonge patiënten die psychisch lijden wel wilsbekwaam zijn. Waarom worden die aspecten van euthanasie als problematisch gezien?’
„Wilsbekwaamheid is het vermogen om een weloverwogen keuze te maken die gebaseerd is op een volledig begrip van de situatie. En als je een meer ingrijpende beslissing neemt – en euthanasie is natuurlijk enorm ingrijpend – dan vraagt dat om een hogere mate van wilsbekwaamheid.”
Die wilsbekwaamheid wordt onderzocht aan de hand van cognitieve criteria: iemand moet een logisch beredeneerde keuze kunnen maken. En daarbij de vooruitzichten begrijpen en die bij het besluit kunnen betrekken. Dat zijn algemeen geldende criteria, terwijl het vooruitzicht van de zelfgekozen dood natuurlijk uitzonderlijk is.
„Je moet bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid bij een euthanasieverzoek met meer rekening houden”, vindt Marijnissen. „Met de context van die patiënt: wat doet er nou echt toe in diens leven en op basis waarvan neemt de patiënt deze beslissing? Dus het gaat niet alleen om de cognitieve invalshoek.”
Kun je die wilsbekwaamheid wel vaststellen bij iemand die psychisch ziek is?
„Daar zit een zorg. Er is maar heel weinig wetenschappelijk onderzoek naar wilsbekwaamheid ten aanzien van euthanasieverzoeken gedaan.”
Zeker in het geval van euthanasie bij jonge patiënten die psychisch lijden, is het volgens Marijnissen zeer complex om die wilsbekwaamheid te toetsen: „Je kunt je voorstellen dat de toetsing bij mensen met een psychische aandoening, helemaal bij jonge mensen, om extra zorgvuldigheid vraagt. Wat doet er in het leven echt toe en hoe is het in verhouding met al het andere? Wat geef je op? Kun je dat overzien? Dat is in die groepen juist van het grootste belang om goed te beoordelen.”
Want, benadrukt Marijnissen: „Je moet weten wat je opgeeft als patiënt en een goed doorleefde keuze maken en niet vanuit je aandoening of vanuit je ziekte.” In de richtlijn van de NVvP staat die meervoudige benadering, waarbij de context van de patiënt een belangrijke rol speelt. Maar hoe individuele psychiaters daarmee omgaan, verschilt en is moeilijk te controleren – zo bleek afgelopen zomer in het ontvlammend debat.
Je moet weten wat je opgeeft en je moet een goed doorleefde keuze maken en niet een vanuit je aandoening of ziekte
Het lijden van de patiënt moet niet alleen ondraaglijk zijn maar ook uitzichtloos om in aanmerking te komen voor euthanasie. Kan iemand van twintig of achttien of zelfs jonger wel bepalen dat het leven uitzichtloos is?
„Dat is essentieel om te bespreken. En ik kan me goed voorstellen dat daar dilemma’s zitten voor psychiaters die het euthanasieverzoek van een jongere moeten beoordelen.”
Een eventuele wettelijke leeftijdsgrens, bijvoorbeeld op achttien jaar zoals in België, ligt in Nederland gevoelig. Invoering zou suggereren dat afgelopen jaren euthanasie is verleend aan mensen die dat dan niet meer zouden kunnen krijgen. Toch is het een van de onderwerpen die komend jaar, wanneer de NVvP de richtlijn van de beroepsgroep voor euthanasie gaat herzien, op tafel ligt. Er zijn binnen de NVvP prominente psychiaters die op basis van empirisch en wetenschappelijk onderzoek concluderen: onder de 25 moeten we – behalve in zeer uitzonderlijke gevallen – helemaal geen euthanasie bij psychisch lijden verlenen.
„Het gebeurt heel weinig dat euthanasie wordt verleend aan jonge mensen die psychisch lijden”, benadrukt Marijnissen allereerst, „maar het gebeurt wél. Dat vraagt natuurlijk om bezinning en dialoog over wat we daar als beroepsgroep van vinden, ook in de herziening van de richtlijn.”
Lees ook
Damiaan Denys: ‘De wens om niet te willen leven mag je niet gelijkstellen aan de wens om dood te zijn’
Doodswens
Behalve voorzitter van de NVvP-commissie Euthanasie en lid van de commissie die zich komend jaar over de herziening van de richtlijnen gaat buigen, is Marijnissen voorzitter van het in 2023 opgerichte ThaNet. Marijnissen: „Dat is een landelijk kennisnetwerk gericht op ggz-zorgprofessionals die te maken hebben met mensen met een persisterende doodswens en met euthanasieverzoeken. ThaNet wil die zorg verbeteren.”
Al langere tijd zijn er geluiden van mensen die menen dat binnen de psychiatrie te weinig ruimte is om over een doodswens te praten. Zodra die wens persisterend blijkt, sluiten de deuren, zeggen zij.
Marijnissen benadrukt dat ThaNet niet verward moet worden met de ook in 2023 opgerichte stichting KEA. Bij die stichting zijn een aantal van de actiefste voorvechters en uitvoerders van euthanasie bij psychisch lijden aangesloten. Ze spelen een prominente rol in de richtingenstrijd die afgelopen maanden oplaaide binnen de beroepsgroep. KEA richt zicht vooral op patiënten met een euthanasieverzoek en hun naasten, maar heeft ook een artsennetwerk van wie sommigen zelf euthanasie verlenen.
Marijnissen: „ThaNet wil voor elkaar krijgen dat zorgprofessionals zich comfortabel voelen om de gesprekken over de dood te voeren en euthanasieverzoeken te beoordelen. Uiteindelijk is euthanasie een optie om het ondraaglijk lijden te stoppen, maar we zien het niet als behandeloptie. ThaNet richt zich daar niet op en heeft niet als expliciete doelstelling dat binnen de geestelijke gezondheidszorg meer euthanasie moet worden verleend.”
Dus nemen jullie afstand van die doelstellingen van KEA?
„Ja. We zetten ons in voor het beter bespreken van de persisterende doodswens en het zelf onderzoeken van euthanasieverzoeken binnen de geestelijke gezondheidszorg. Dan zou de handelingsverlegenheid om als behandelend psychiater euthanasie zelf te verrichten, kunnen afnemen. Maar het is niet een doel op zich. Het overgrote deel van de mensen die euthanasie wegens psychisch lijden aanvragen, krijgen die euthanasie uiteindelijk niet. Ze zien er zelf van af, of er zijn nog andere behandelmogelijkheden. Het spreken over de dood en de achtergronden van de doodswens spelen daar een belangrijke rol bij.
Lees ook
Meer jonge mensen vragen euthanasie, maar ze trekken zich vaak weer terug, ziet het expertisecentrum
„ThaNet richt zich vooral op dat eerste gedeelte van het traject: het bespreken van de doodswens en het onderzoeken van het euthanasieverzoek. We verwachten daarmee ook te kunnen bijdragen aan het probleem van de wachtlijst bij het Expertisecentrum Euthanasie. Juist ook de mensen op de wachtlijsten die níét voor euthanasie in aanmerking zullen komen, verdienen het om de gesprekken over de dood binnen de ggz te voeren; gesprekken die niet alleen gericht zijn op suïcidepreventie.”
Dat is een veelgehoord argument: dat het niet verlenen van euthanasie of het moeten wachten daarop, ertoe leidt dat mensen suïcide plegen. Voorkomt euthanasie suïcide?
„Helaas komt suïcide voor bij mensen die in een euthanasietraject zitten. Maar je kunt niet in het algemeen zeggen dat euthanasie suïcide voorkomt. Euthanasie moeten we dus niet inzetten als suïcidepreventie.”
Second opinion
Hulp bij zelfdoding is strafbaar, tenzij een arts conform de wettelijke richtlijnen euthanasie verleent. Daarvoor is het niet genoeg dat een arts vaststelt dat de patiënt ondraaglijk en uitzichtloos lijdt en wilsbekwaam is. Bij psychisch lijden is de second opinion van een tweede psychiater nodig en controleert een SCEN-arts (Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland) de zorgvuldigheid van het hele proces voorafgaand aan de euthanasie. Achteraf volgt een definitieve zorgvuldigheidstoets door de RTE (Regionale Toetsingscommissies Euthanasie).
Een belangrijke vraag onder psychiaters is of die toets volstaat, zeker omdat sommige uitvoerend euthanasie-artsen zich tegen het nut van een second opinion uitspreken. En nu mag een uitvoerend arts zelf op zoek gaan naar de second opinion.
Helaas komt suïcide voor tijdens euthanasietrajecten, maar je kunt niet in het algemeen zeggen dat euthanasie suïcide voorkomt
Ook gebeurt het regelmatig dat een psychiater die de tweede beoordeling doet, andere behandelmogelijkheden ziet, die vervolgens door de uitvoerend arts in overleg met de patiënt terzijde worden geschoven. In het RTE-verslag staat dan dat die second opinion „gemotiveerd [is] verworpen”, waarna de euthanasie alsnog het oordeel ‘zorgvuldig’ krijgt.
Marijnissen herkent de discussie. „We zullen daar in de herziening van de richtlijn aandacht aan moeten besteden. Maar ik kan nu niet zeggen wat daar uitkomt, want het klopt dat daar heel verschillend over wordt gedacht. Ik vind het zelf van belang om bij een second opinion uitvoerig en bij herhaling met een patiënt te spreken. Dat geldt overigens niet alleen voor jongeren, maar voor alle patiënten. We moeten dat zeer zorgvuldig doen, want wat je doet in een second opinion is heel belangrijk: de wilsbekwaamheid en de uitzichtloosheid onderzoeken. Ik vind het belangrijk dat dit bij de herziening van de richtlijn aan de orde komt. En waar het zorgvuldiger kan, moet dat ook. Dus moeten we kijken of dat verder gespecificeerd moet worden bij jongeren. Nu staat al in de richtlijn dat de leeftijd meegenomen moet worden in de beoordeling van de wilsbekwaamheid, maar of dat genoeg is, zal zeker aandacht krijgen.”
Praten over zelfdoding kan gratis, anoniem en 24/7 bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of chat op 113.nl.
Shrek is groen en daar moet je het maar mee doen. In de films over de inmiddels wereldberoemde oger ligt die boodschap al duidelijk besloten, maar voor twijfelaars roept Shrek het in de Nederlandse versie van Shrek de Musical ook nog even de zaal in, luid en duidelijk. De woorden vormen het slot van een nummer waarin de personages elkaar aanmoedigen zichzelf te zijn. Ook – júíst – als die ‘zelf’ afwijkt van wat een ander misschien van je verwacht. Het podium wordt bevolkt door sprookjesfiguren die liefdevol hun roze rondingen omarmen (de drie biggetjes) of graag uitbundige glitterjurkjes over hun stoere vacht dragen (de grote boze wolf). „Wees trots op wie je bent”, zingt het ensemble. En: „Iedereen is anders.” En: „Toon je ware ik.”
Dat zijn stuk voor stuk statements waar weinig tegenin te brengen valt, al helemaal wanneer ze worden gezongen in een familievoorstelling die toch vooral op kinderen lijkt te zijn gericht. Ze sluiten ook aan op de thematiek van de oorspronkelijke film uit 2001, waarop de musical is gebaseerd. De tegendraadse animatiefilm van DreamWorks trapte toen tegen flink wat heilige Disney-huisjes. De hoofdpersoon was een lelijk groen monster, zijn love interest bleek onder haar smetteloze prinsessenhuidje óók een lelijk groen monster te zijn, en samen deelden ze een voorliefde voor het eten van smerige dingen en het laten van harde boeren. De grote slechterik was een opvallend klein, tiranniek koninkje dat Farquaad heette (wat gevaarlijk dicht in de buurt komt bij het Amerikaanse scheldwoord fuckwad) en heerste over een zielloos koninkrijk dat verdacht veel weghad van Disneyland. Zijn lengte gaf aanleiding tot grapjes in de categorie ‘die zal wel iets te compenseren hebben’ – hadden de mama’s en papa’s in de bioscoopzaal ook nog wat te lachen.
Zure matten
De musicalversie is redelijk trouw aan de plot en de humor die Shrek ooit tot cult verhieven. Het verhaal over twee ongegeneerde ogers blijft op het toneel overeind staan in deze vrolijke, snelle en uitbundige bewerking, gespeeld door fysiek sterke acteurs in dikke lagen schmink en kleurrijke kostuums. René van Kooten en Linda Verstraten brengen de knorrige Shrek en eigenwijze Fiona met zichtbaar spelplezier tot leven, Qshans Thode is een lekker hyperactieve Ezel en Darren van der Lek speelt Farquaad op zijn knieën – onbeschaamd over the top.
Helaas maken het hoge tempo en nog hogere volume (het aantal harde, hoge uithalen is nagenoeg ontelbaar) op den duur wel dat je murw in je stoel achteroverleunt. Shrek de Musical voelt bij vlagen als het visioen van een kind dat acht pakjes groene zure matten heeft weggeschransd. Ook de liedjes zelf werken soms vermoeiend. Waar de soundtracks van de Shrek-films uitblonken door bijdragen van artiesten als Smash Mouth en Rufus Wainwright, zijn de musicalnummers relatief braaf en conventioneel, met uitzondering van een lied dat nogal plat eindigt in een windenwedstrijd.
Dat is niet iedereens ding, nee. Maar, om met Shrek te spreken: je moet het er maar mee doen.