Met HackShield hebben we een grote digitale scouting opgericht, vertellen de oprichters

Over hoe je iets leert kun je heel verschillend denken. Emily Jacometti en Tim Murck zijn ervan overtuigd dat gamen een effectieve methode is. Hun game HackShield wordt inmiddels in tweehonderd Nederlandse gemeenten en op steeds meer basisscholen gebruikt.

Kinderen worden overstelpt met doem, leggen de ondernemers uit op hun kantoor in Utrecht. Van klimaatcrisis tot oorlog en dan ook nog potentiële kinderlokkers en andere criminelen online. Dan helpt het als ze het gevoel hebben dat ze iets kunnen doén. Murck: „Je moet kinderen niet als slachtoffer of dader zien. Maar als held die impact kan maken.” Als je gamet ben jij de bestuurder en hoofdrolspeler. Je leert door zelf te handelen.

HackShield is een online puzzel-avonturenspel. De speler kiest een avatar en kan die zelf een haarstijl, huidskleur, sieraden en bijvoorbeeld een hoofddoek geven. Vervolgens krijgt hij in een soort doolhof steeds nieuwe puzzels die opgelost moeten worden om de DarkHacker (een soort zwarte schaaktoren) te verslaan. Gaandeweg leert hij over onder meer het aangeven van grenzen, het geheimhouden van je pincode, dat mensen misschien niet zijn wie ze zeggen te zijn. Dagelijkse kost in de virtuele wereld waarin een steeds groter deel van het leven van zowel kinderen als volwassenen zich afspeelt.

Kinderen zijn online wel handig, maar ze zijn ook naïef over de belangen en gevaren

„Ook als je het moment uitstelt waarop je kinderen een smartphone geeft, dan nog moet je ze voorbereiden en begeleiden als ze online gaan”, zegt Jacometti (41). Ze werkt inmiddels bijna twee decennia in de gamingindustrie. Murck (42) begon als acteur en kreeg gaandeweg uitgesproken ideeën over hoe je ervoor zorgt dat je een publiek betrekt. Beiden hebben kinderen.

Zes jaar geleden begonnen ze de HackShield Future Cyber Heroes BV en een gelijknamige stichting. Het is een publiek-private samenwerking met inmiddels 32 werknemers, die tot doel heeft kinderen spelenderwijs weerbaar te maken in de virtuele wereld. De game is gratis te downloaden en medewerkers van betrokken bedrijven geven met de klassikale variant gastlessen op scholen.

Kinderen kunnen aangeven dat ze binnen hun eigen gemeente ‘Cyber Agent’ willen worden. Dat hebben er inmiddels 75.000 van de meer dan 200.000 spelers gedaan. Als ze dan ook nog bepaalde levels in de game halen kunnen ze worden gehuldigd door de burgemeester of politie. Verspreid over Nederland hebben inmiddels 1.800 kinderen zo’n ceremonie gehad. „Dat zijn de toekomstige CISO-tjes”, zegt Jacometti, een afkorting voor wie binnen een organisatie verantwoordelijk is voor de beveiliging van informatie.

Is promotie via gemeenten geen anti-reclame voor een game? Als je ouders of de gemeente ergens mee komen is het in de regel niet bepaald cool?

Juist niet, zegt Murck stellig. „We hebben als het ware de grootste digitale scouting bedacht. Zo’n huldiging op het stadhuis is daarbij heel belangrijk. Ik zie het als een groot toneelstuk dat erom draait kinderen zelfvertrouwen te geven en een ethisch kompas.”

Jacometti: „Politie en burgemeester spelen ook een rol, zoals bij de intocht van Sinterklaas. Het is een verhaalvorm waarin ze de kinderen echt op een podium zetten, een speldje geven en activeren door te vertellen dat we dat soort superhelden nodig hebben. Dat is ook belangrijk voor de politie en het gemeentebestuur zelf, want je wilt dat kinderen geraakt worden, wauw cybercop worden, om die rollen uiteindelijk over te nemen.”

Waar is dit voor nodig? Of beter: waartegen?

Murck laat in de module voor leerkrachten zien welke thema’s in de game zitten. Het gaat over onder meer over afpersing met naaktbeelden, phishing, desinformatie, het laten misbruiken van je bankrekening en het delen van persoonlijke data.

Jacometti: „In groep zeven of acht krijgen veel kinderen hun eerste mobieltje. Sommigen nog veel eerder. Daarmee geef je ze autonoom toegang tot het internet.” Murck breekt in: „Internettoegang heeft superveel voordelen. Ik ben ook blij als mijn oudste contact met zijn vakantievrienden onderhoudt, zelfstandig informatie opzoekt of als hij mij even laat weten waar hij is. Maar zonder begeleiding is het wel alsof je ze geblinddoekt de snelweg op duwt. Best raar toch?

„Je leert ze wel dat ze niet moeten instappen als een vreemde in een busje een snoepje aanbiedt. Maar niet over hoe ze zich online moeten opstellen. Terwijl on- en offline voor kinderen geen gescheiden werelden zijn.”

Tijdens de gastlessen, die ze zelf ook geven, valt op dat de meeste kinderen zélf online ook niet helemaal eerlijk zijn. Ze liegen bijvoorbeeld bijna allemaal over hun leeftijd om op sociale media te komen. De grote online platformen zeggen een leeftijdsgrens van dertien te hanteren, maar dat is een wassen neus. Murck: „Daar moet gewoon een check op komen. Punt.” Hem vallen vooral de verhalen van meisjes op. „Die zijn heel persoonlijk. Ze komen via gameservers in contact met kinderen die geen kinderen blijken, maar volwassenen met heel andere bedoelingen. Of er wordt gepest, ook met deepfakes en met AI gemaakte beelden.”

Kinderen zonder begeleiding op internet laten, dat is alsof je ze geblinddoekt de snelweg op duwt


Lees ook

‘Laat ouders in de vakantie maar eens nadenken of ze hun kind überhaupt een smartphone willen geven’

Danielle Batist (links) en Thekla Reuten.

Scholen besteden daar toch ook aandacht aan? Is digitale geletterdheid inmiddels geen onderdeel van de standaard leerdoelen?

Daarover blijkt tijdens het antwoord bij de twee ondernemers ook de nodige verwarring. Het is een thema waarover al sinds midden jaren negentig wordt gediscussieerd. Er zijn concept-kerndoelen geformuleerd. Maar er is geen wettelijke verplichting om aan digitale geletterdheid te doen.

En er is grote druk op het basisonderwijs om ervoor te zorgen dat kinderen in ieder geval leren lezen, schrijven en rekenen. Dat krijgt nu op de meeste plekken voorrang. Belangrijk natuurlijk, beamen Jacometti en Murck. Maar tegelijk worden kinderen volgens hen ‘nog steeds niet voorbereid op de digitale toekomst’.

Veel ouders zeggen dat hun kinderen online al veel handiger zijn dan zijzelf.

Murck: „Dat is een steeds terugkerende misvatting. Doordat kinderen handig zijn in het gebruik van de spullen denken volwassenen vaak dat ze veel verder zijn dan ze zijn. Maar kinderen zijn naïef over de belangen en gevaren. Ze hebben weinig besef van wat er onder de motorkap gebeurt. Zoals de achterliggende verdienmodellen. En of je kunt vertrouwen dat iemand is wie hij zegt dat hij is.”

„Het gaat bovendien nooit over: wie wil jij over vijf jaar zijn in die online wereld. Terwijl kinderen daar heel erg voor openstaan en er een gillend gebrek is aan toekomstig IT- en securitytalent.”

De ondernemers vertellen dat ze het onderwijs de eerste jaren bewust meden. Murck: „We werden door iedereen gewaarschuwd: die mensen hebben geen tijd. Ze vinden technologie spannend. En ze worden al gebombardeerd met pilots van weet ik veel welke stichting.”

HackShield is daarom eerst ontwikkeld als een individueel te spelen game, die via bedrijven en gemeenten bij kinderen onder de aandacht werd gebracht. „Tót we hoorden dat leraren onze game gebruikten op het digiboard. Daarna hebben we een versie ontwikkeld om klassikaal te spelen.”

De gratis lessen worden gegeven door medewerkers van bedrijven die HackShield financieren. Dat zijn IT- en cybersecuritybedrijven, maar ook banken en verzekeraars, somt Jacometti op. „Allemaal partijen die er belang bij hebben dat de digitale wereld veilig is.” Het is voor de bedrijven een manier om aan hun doelstellingen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen te voldoen. Ze betalen HackShield voor het trainen van hun medewerkers om les te geven. „Ze mogen ook soep gaan scheppen”, zegt Jacometti, „maar ze doen vaak liever iets maatschappelijks met de kennis die ze hebben.”

De twee pleiten voor publiek-private samenwerking in dit deel van het onderwijs. Het is wel een bedrijfsmodel dat ze voortdurend moeten uitleggen en verdedigen. Jacometti: „Als mensen horen dat we in de gamingindustrie zitten, krijgen we gelijk allemaal labels en vragen. Maar we zijn een sociaal gamingbedrijf. We willen niet aan kinderen of hun data verdienen. De game is gratis. We willen er zoveel mogelijk kinderen mee bereiken.”

Dat doen ze bewust door intensieve samenwerking met bedrijven. „We zien voortdurend kortlevende initiatieven, die weer verdwijnen als de subsidiepot leeg is”, zegt Jacometti. „Het is gezond daar niet van afhankelijk te zijn. Bovendien is de kennis en ervaring uit het bedrijfsleven relevant. Er zit een soort angst rond dat hele private deel. Maar de private sector is veel beter en sneller op de hoogte van wat er met technologie gebeurt.”

Jacometti: „We hebben niet het ontwikkelbudget van games als Fortnite, Roblox of BrawlStars. Maar daarmee concurreer je wel. Het moet léuk zijn voor kinderen. Dat vergt een enorme investering.”

Ik heb de indruk dat jullie gefrustreerd zijn over het tempo waarmee het curriculum wordt gemoderniseerd.

Jacometti: „We zijn niet gefrustreerd. Maar het is wel frustrerend dat het zo lang duurt. Ouders en leraren willen heel graag. En de veranderingen gaan snel. Hoe zorg je ervoor dat het curriculum meegaat in die snelheid en je niet voortdurend met verouderde materialen werkt?”

Murck: „Ik vind het goed dat er zorgvuldig en lang wordt nagedacht. Maar criminelen wachten niet tot het curriculum zestien stempels van goedkeuring heeft gekregen. En daardoor is er een enorme kloof tussen die criminelen en hun potentiële slachtoffers, die wij helden noemen.”

Op 2 oktober liet de Tweede Kamer zich bijpraten over de risico’s die kinderen online lopen en over mogelijke antwoorden daarop. De toon tijdens de ronde tafel was somber. De nadruk lag op gevaren en wetteloosheid. Tim Murck zat als een van de deskundigen aan tafel. „Ik probeerde wat tegengas te geven”, zegt hij. Want het is een debat dat in zijn ogen steeds dreigt over te hellen naar een van de twee extremen. Of technologie is geweldig en de oplossing voor alles. Of innovatie brengt hel en verdoemenis. „Wij denken dat we daar tussenin moeten zitten.”

Ik heb de indruk dat er recent veel meer politieke aandacht is gekomen voor de rechten van kinderen in de virtuele wereld.

Murck: „Dat klopt, maar die is wel vooral reactief. Eerst gaat er iets fout. En dan gaan we iets doen.

„Weet je. Ik denk dat wij veel in gesprek zijn met de generatie die eerst heel erg geloofde in de democratiserende beloften van het internet. Power to the people. En die nu teleurgesteld zijn in wat het internet kapot heeft gemaakt. Die zeggen nu: het is niet wat wij dachten dat het was, dus reguleren! Dichtstoppen! Ook in die reactie schuilen risico’s.”

Probeer dat eens uit te leggen?

Murck: „Het is bijna niet mogelijk om zonder gebruik van techniek hele grote groepen kinderen op maat aandacht te geven en kwalitatief onderwijs te bieden. Gaan we dat doen met producten van eigen bodem, die we op een ethische manier inzetten? Of zeggen we: alle techniek en innovatie is slecht en gevaarlijk en vol privacyproblemen?”

Dat tweede scenario dreigt en zal vervolgens een reactie oproepen, voorspelt hij. „Dan komt er een moment dat ouders tegen scholen zeggen: jullie zijn zó ver achtergebleven. Kijk eens naar het lesprogramma van Google of Microsoft. Dat is beter dan wat jullie bieden.”

Jacometti: „Ik zou het zonde vinden als we straks alleen nog maar producten en diensten uit het buitenland aan het reguleren zijn. In plaats van dat we gewoon goede, alternatieven van eigen bodem maken. In Europa zouden we in staat moeten zijn op basis van onze normen en waarden onderwijsmaterialen te maken.”