Deinende schepen, die dikke Amerikaanse auto’s

In 1992 was ik voor het eerst in New York. Ik liep Trump Tower binnen en zag Las Vegas. Over de muur stroomde in een bad van gouden licht een waterval. Ik zag de glitter die Damien Hirst en Jeff Koons tot controversiële recensentenkunst zouden optuigen nog gewoon een natte droom van fout geld zijn. Niet om aan te zien en toch beviel het me, dat Amerika. Het genoot niet met de staart tussen de benen, het zette schaamteloos de bloemen buiten.

Wees genadig voor kitsch. Het is de droom die mensen niet willen verliezen. De echte kitsch is erop neerkijken, wist de dirigent Wilhelm Furtwängler: „Kitsch is de angst van de kritische halfintellectueel voor de totale overgave.” Zo denk ik er ook over. Je hebt esthetica en je hebt de aantrekkingskracht die onderbuikgevoelens koppelt aan bevrijdend loslaten.

Ooit zal onder de titel De dood van de schoonheid een ambitieuze cultuurhistoricus een boek schrijven over de esthetica van de Trumptijd. Hij zal aan Trump en zijn verschrikkelijke waterval een theorie ophangen over een stervende cultuur die nog eenmaal wilde schitteren. Die in haar achterlijke materialisme schoonheid had versimpeld tot bundeling van decadente prikkels, geestdodend bombardement op de zintuigen. Hij zal doorgravend naar de Franse barok van Versailles en het klatergoud van de Daciërs onder verwijzing naar Nietzsche de eeuwige terugkeer van hetzelfde adstrueren. Hij zal niet begrijpen waarom fout soms goed is, en waarom cultuur soms meer aan anarchie heeft dan aan goede smaak. Ik weet dat als cultuurmens dankzij Stravinsky en Varèse, als automan dankzij de Amerikaanse auto’s van weleer, in het prudente Europa van mijn jeugd verketterd als Dikke Amerikanen.

d
Foto Getty

Sleeën van auto’s waren het, deinende schepen zo lang als een Hollandse doorzonkamer. Ik was twaalf toen een naar de VS geëmigreerde oom me een doos brochures stuurde. Oom, een trumpiaans succesverhaal, pakte groots uit om die benepen Europese achterblijvers in te peperen hoe God’s own country uitpakte. Ik wist niet wat ik zag. Europese auto’s waren toen functioneel en discreet. De Cadillacs, Buicks, Lincolns en Oldsmobiles van hun gloriejaren kruisten übermensch en Liberace. Velours banken in opzichtige kleuren, felrood en hardblauw, dashboards van glanzend hout met ingelegd pseudozilver, merk- en modelnamen in krullende verchroomde letters op het handschoenenkastje. Bij ons thuis, waar de cultuur hoog en streng was, werd er schande van gesproken. Ik zag opgelucht de vluchtwegen uit de benauwenis van hun esthetische doctrines. Wat een geweldige wereld, waar designers met voornamen als Harley, Bill, Chuck en Wayne je wildste dromen lieten uitkomen en fabrikanten hun publiek als koningen behandelden. Dit ging niet over schoonheid. Hier celebreerde blinde energie het kinderlijke geluk van de weelde.

Om Trump te plaatsen moet je dit begrijpen. Hij is een duivelse sprookjesprins. Hij gaat tekeer tegen alles wat zijn droom kapotmaakte. Smaak, de zelfbeheersing van de rede, woke en elektrische auto’s, totdat de maker een soort gabber bleek. Hij komt zijn klatergoud opeisen. Want het werd geofferd aan een nieuwe bescheidenheid die haaks stond op alles wat zijn Amerikaanse droom had uitgedragen.

In 1992 huurde ik in Los Angeles mijn eerste Amerikaan, een keurige, haast smaakvolle Chevrolet Corsica. Hij zat en veerde zacht, de motor was een zescilinder, de bak een boterzachte automaat. Hij gleed gelaten door de leegte van het land en ik genoot. Maar de auto was een rijdende identiteitscrisis. De Amerikaanse autofabrikanten gingen door diepe dalen. De oliecrisis en de buitenlandse concurrentie hadden hun zelfvertrouwen aangetast. Hun auto’s waren gekrompen en ontluisterd. De Corsica deed met brave rechte lijnen superieure Europese concurrenten na zonder de toon te treffen, terwijl Trump Tower verderfelijk verlokkend schitterde als een vergeten sprookje.

Roze Cadillac buiten bij een bijeenkomst van Donald Trump in aanloop naar de verkiezingen van 2016.
Foto Getty

Op een dag belandden we met de Chevrolet in een motel nabij een indianenreservaat. ’s Ochtends troffen we onze Corsica zonder kentekenplaten aan. Twee dikke agenten zagen in één oogopslag wat ons was overkomen. ‘Indians’. Racisme wil niks weten. Iemand sloopt jouw droom, en dat is de vijand. Als die dienders nog leven, stemmen ze Trump.

Maar zet die Corsica naast zo’n magistraal ordinaire achtcilinder-Cadillac Sedan DeVille van 1974. Vraag zielsverwanten in je bubbel, mensen met cultuur, welke ze zouden kiezen. Verwachte uitkomst: exit Corsica. Dat is wat wansmaak met je doet. Die sloopt met wellust je moraal. Daarom is Trump zo’n succes, leert ons de dikke Amerikaan.