‘Trump is a fascist to the core”, zegt de Amerikaanse ex-generaal Mark Milley, voormalig voorzitter van de Joint Chiefs of Staff, in een nieuw boek van de journalist Bob Woodward. „Een fascist in hart en nieren’’, zouden wij zeggen. „Niemand is ooit zo gevaarlijk geweest voor dit land als hij”, aldus Milley, die een jaar lang met Trump moest samenwerken.
Ik las het op dezelfde dag dat ik kennismaakte met de muzikale smaak van Trump. Die bleek lang niet zo slecht als je zou mogen verwachten van een fascist in hart en nieren. Op een campagnebijeenkomst in Philadelphia gebruikte Trump onlangs een pauze van veertig minuten vanwege een ziektegeval in het publiek om zijn favoriete nummertjes te laten horen. Even vroeg ik me af of ik ooit nog onbevangen zou kunnen genieten van bijvoorbeeld het Ave Maria van Luciano Pavarotti of Leonard Cohens ‘Hallelujah’ in de versie van Rufus Wainwright. Misschien zou ik steeds Trump voor me zien, glunderend genietend of onhandig deinend.
Mooie muziek was opeens akelige kitsch geworden. Nu kan het Ave Maria wel tegen een stootje, maar vooral voor ‘Hallelujah’ moest het ergste gevreesd worden omdat het toch al op de rand van de sentimentaliteit balanceert. Ik heb een haat-liefde-relatie met dit nummer. Het heeft een sterke melodie, waarvoor ik steeds weer door de knieën ga, maar tegelijk kleeft er een extatische pseudo-religieuze sfeer aan die me afkeer inboezemt. Dat komt vooral door de namaakpoëzie waaraan Cohen zich wel vaker bezondigde. Hij kon treffende regels afwisselen met duistere vaagtaal.
Cohen vond het zelf een „vrij vrolijk lied”. „Het enige moment waarop je hier comfortabel kunt leven”, lichtte hij toe, „in deze absoluut onoplosbare conflicten, is op het moment dat je het allemaal omarmt en zegt: ‘Kijk, ik snap er helemaal geen reet van – Hallelujah. Dat is het enige moment waarop we hier volledig als mens leven.”
Ik moet bekennen dat ik na deze uitleg nog minder van de tekst van ‘Hallelujah’ begrijp. Cohen vond zelf de laatste regels het mooist: Yeah even though it all went wrong/ I’ll stand right here before the Lord of Song/ With nothing on my lips but Hallelujah.
Alles in de liefde was dus misgegaan, en hij snapte daar helemaal geen reet van, maar toen hij voor ‘the Lord of Song’ (?) verscheen, kon hij alleen maar zingen: „Hallelujah!”
Zou Trump het wel begrepen hebben? Laten we het hopen. Of bedoelde Cohen gewoon: het leven is mij te ingewikkeld, dus sorry, lik mijn reet – hallelujah? Wie het evenmin begreep, was Walter Yetnikoff, de topman van CBS Records, die tegen Cohen zei: „Wat is dit? Dit is geen popmuziek. We brengen het niet uit. Dit is een ramp.” Cohen stapte naar een andere platenmaatschappij waarna het nummer na een moeizame start van enkele jaren alsnog een wereldhit werd, vooral dankzij Bob Dylan die het op zijn repertoire zette.
Inmiddels bestaan er ruim driehonderd versies van en is het een van de belangrijkste popsongs ooit. De beste versie is voor mij die van Jeff Buckley, een jong gestorven zanger met een hoge, snijdende stem die het nummer zo kaal mogelijk – zonder band en koortjes – zingt. Je vergeet de tekst, je vergeet gelukkig ook Trump – en hoort alleen maar de melodie. Prachtig!