Ik zorg natuurlijk elke dag voor mijn kinderen, en hoe, maar gisteren stond ik er, volgens afspraak, alleen voor. Frida van Roosmalen (3) was ziek, de rest had een halve schooldag. Er komen na school ook regelmatig vriendinnen mee. Heel belangrijk, zeker na een verhuizing. Bij het ontbijt kreeg ik van verschillende kanten tegenstrijdige instructies.
Me normaal gedragen.
Toezicht houden, maar me nergens mee bemoeien.
Lunch verzorgen: lekker en gezond, maar ook lekker.
Ze kwamen uit school, de vriendin van Lucie van Roosmalen (9) stelde zich voor. Ze monsterde me van top tot teen en stak een arm naar voren, allemaal veel fatsoenlijker dan we het in Wormer gewend waren.
Leah van Roosmalen (7) had geen vriendin meegenomen, ze wilde ‘meespelen’, Lucie van Roosmalen vond het allemaal prima zo lang zij en de vriendin er maar geen last van hadden. En ook niet van Frida van Roosmalen, want die was gewoon te klein.
„Zet die maar voor de televisie.”
Ik vroeg wat ze op hun brood wilden.
De vriendin: „Een maiscracker met smeerkaas en wat tomaatjes.”
Lucie van Roosmalen demonstreerde onze nieuwe koelkast, hij kon open en dicht en er zat een ijsklontjesmachine in.
Ik begon aan deze column, telkens werd ik onderbroken met een dwingende vraag.
„Waar is jouw hamer?”
„Heb jij spijkers?”
De vriendin: „Je vader zit gewoon in de huiskamer, te niksen!”
Even later stond ik in ons voortuintje twee pallets, de hele voortuin ligt nog vol verbouwafval, op elkaar te timmeren. Daarna begon een enorm gesleep met kannen water, limonadesiroop en bekers. Ze waren op de stoep een limonadewinkel begonnen. Na een kwartier waren er nul klanten geweest.
Ze gingen de winkel verplaatsen naar de drukke weg.
De vriendin, half verwijtend: „Kun jij die kannen en vazen niet naar de winkel brengen? Ik heb net al een hout gesjouwd, ik ben bang dat ik zweet.”
Ze waren op de stoep een limonadewinkel begonnen
Ik liep met de vriendin mee naar de kraam, die inmiddels voor een gesloten vestiging van IJscuypje stond. Er stonden drie bejaarden in een rij voor limonade. Leah van Roosmalen was voor de tweede keer water halen in het aanpalende café.
„Help effe. Ik sta hier met een emmer met water!”, schreeuwde ze tot hilariteit van een vol terras.
„Ga jij die emmer halen?”, vroeg Lucie van Roosmalen.
De vriendin: „Je vader is er toch?”
Ik had weinig zin om emmers water uit het café te halen.
De vriendin: „Wat is dat voor vader?”
Lucie van Roosmalen: „Wat ben jij voor vader?”
Daarna: „Dan doe ik het wel weer… Neem jij het even over?”
De vriendin: „Hoe veel moet ik vragen?”
Lucie van Roosmalen: „Kinderen vijftig cent, bejaarden twee euro.”
Leah van Roosmalen: „De mensen vinden me hier grappig, ze lachen om alles wat ik roep. Waarom zetten we de kraam niet op het terras?”
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
De Roemeense premier Marcel Ciolacu, leider van de sociaaldemocratische partij Partidul Social Democrat (PSD), loopt in de exitpolls van de eerste ronde van de presidentsverkiezingen van zondag voorop. Dat melden Roemeense media. Hij lijkt een kwart van de stemmen te gaan krijgen. Op 8 december volgt een tweede ronde, waaraan de twee kandidaten met de meeste stemmen meedoen. Als Ciolacu de verkiezingen wint en president wordt, moet hij zijn premierschap opgeven.
Ciolacu wordt gevolgd door de centrumrechtse Elena Lasconi, leider van de liberale partij Uniunea Salvați România (USR), met 18 procent van de stemmen in de exitpolls. De hoge score voor Lasconi werd niet voorzien in de peilingen. Volgens eerdere peilingen zou het niet Lasconi, maar George Simion zijn, die het op 8 december tegen de premier zou opnemen, maar de exitpolls staat hij momenteel op 14 tot 15 procent van de stemmen.
Simion is leider van de extreemrechtse partij Alianța pentru Unirea Românilor (AUR), een partij die kort voor de laatste parlementsverkiezingen van 2020 werd opgericht. AUR won een verrassende 9 procent van de stemmen. In de peilingen voor de parlementsverkiezingen van 1 december, die gelijk lopen met de presidentsverkiezingen, staat AUR nu op 21 procent van de stemmen. Daarmee zou Simions partij de op een na grootste worden, na PSD van Ciolacu.
‘En jij, slagter?’ was de simpele vraag die de Zuid-Afrikaanse dichter, schrijver en kunstenaar Breyten Breytenbach in 1972 stelde in een gedicht waarin hij zich richtte tot de Zuid-Afrikaanse apartheidspremier John Vorster. Waarna hij de vraag stelde hoe het was een ‘slagter’ te zijn: „jij die belast bent met de veiligheid van de staat / waaraan denk jij als de nacht haar skelet begint te tonen / en de eerste schreeuw uit de gevangene / wordt geperst […] wordt je hart in je keel ook stijf / wanneer je de gebluste ledematen aanraakt / met dezelfde hand die over de geheimen van je vrouw streelt?”
Breytenbach werd met dit gedicht niet alleen wereldberoemd, hij moest er ook zijn excuses voor aanbieden toen hij in 1975 werd opgepakt tijdens een bezoek aan Zuid-Afrika wegens ‘banden met terrorisme’. In zijn woonplaats Parijs overleed zaterdag een van de belangrijkste Afrikaanstalige auteurs; iemand die van zijn gedichten, proza, essays, manifesten en beeldende kunst een geheel wilde maken.
Op de dag dat Breytenbach geboren werd – 16 september 1939, in een Zuid-Afrikaans dorp aan de West-Kaap – begon al meteen het „gedonder”, vertelt hij in zijn autobiografische roman Een seizoen in het paradijs. „Ik was vanaf het eerste moment geknipt voor grote daden.”
Los van de verbeeldingsvrijheid in deze weergave van zijn geboorte trad in 1964 inderdaad de dichter Breytenbach de literaire wereld binnen als iemand die geknipt bleek voor „grote daden”. Hij kwam in dat jaar met zowel de bundel Die Ysterkoei moet sweet als met Katastrofes (prozagedichten), waarin hij bij wijze van inleiding op zijn werk schreef: „Ik hoop zodoende een waterdichte zaak tegen het leven op te bouwen.” Meteen was duidelijk dat hij met zijn taalgebruik de vernieuwing bracht waar enkele andere Zuid-Afrikaanse dichters ook naar zochten. Breytenbach werd een van de Sestigers, een literaire stroming in de Zuid-Afrikaanse literatuur waarin apartheid als thema onvermijdelijk was. Hij kreeg dan ook te maken met een verbod op zijn werk.
Extremistische lijkrede
Begin jaren zestig verhuisde hij naar Parijs, waar hij trouwde met de Vietnamese Yolande Ngo Thi Hoang Lien. Met Okhela, een groep witte antiapartheidsactivisten, streed hij tegen het apartheidsregime. In eigen land bleef hij een veelbesproken auteur en apartheidsbestrijder. Het was in die tijd ongebruikelijk dat iemand uit de ‘eigen Afrikaner’ gemeenschap zo duidelijk inging tegen de ideeën van de Zuid-Afrikaanse samenleving, zoals de Sestigers deden. In 1973, toen Breytenbach even terugkeerde naar zijn geboorteland – zijn vrouw had daarvoor dispensatie gekregen – typeerde hij zijn positie tijdens een bekende toespraak (in zijn eigen woorden, een „extremistische lijkrede”) als volgt: „Volgens een recente uitspraak van een volksleider – ik doel hier op een witvolksleider, niet op een volkvolksleider – behoor ik klaarblijkelijk ook tot de ‘agenten van een geestelijke en morele bezoedeling die als een pest in het donker werkt en die de Westelijke wereld reeds op zijn knieën heeft gebracht, één van die slappe slungels met de haren van Simson maar niet met zijn kracht’.”
Dat bleek te kloppen. Toen hij twee jaar later opnieuw terugkeerde, werd hij met veel vertoon bij een ‘terrorismeproces’ veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf. Internationaal ontstond er niet alleen meer aandacht voor zijn werk, er werden ook verschillende comités opgericht, die zijn vrijlating bepleitten. Na zeven jaar kwam hij vrij, waarna de toenmalige Franse president Mitterand hem tot Frans staatsburger verklaarde.
Wat die jaren van gevangenschap betekenden, is terug te lezen in De ware bekentenissen van een witte terrorist (1984). Hierin vertelde hij niet alleen over de wrede wereld tussen die muren, maar schreef hij ook over zijn manieren om te overleven. Hij merkt dat zijn lichaam slapper en lustelozer wordt, maar ondertussen doet hij zijn best geestelijk sterk te blijven. „Vergeet nooit deze eenvoudige waarheid: als je de menselijkheid van de persoon tegenover je ontkent, tast je gegarandeerd je eigen menselijkheid aan”, drukt hij zichzelf en de lezer op het hart.
Ook in zijn gedichten in de bundel De ongedanste dans worden de gruwelen van het gevangeniswezen, waarin je teruggebracht wordt tot niets, gekoppeld aan innerlijke reizen en herinneringen: „je bent aangepast en bent niks dan een nummer, / een dossier -wordt gerehabiliteerd: leer / wat de bak je leert:/ om gevangene te zijn.”
Testament van een rebel
De ervaringen hebben een blijvende invloed op zijn werk, al zou het de rijkdom van zijn werk tekort doen door alles daarop terug te voeren. Maar er kwam in het werk een splitsing in twee Breytenbachs, behalve de mens Breytenbach was er de ‘Breyten Woorddwaas’ zoals hij zijn literair alter ego in een van zijn gedenkschriften noemde.
Zijn poëzie getuigde van verrotting en aftakeling, en die thematiek kenmerkte vaak ook zijn beeldende werk. Want Breytenbach was behalve schrijver/ dichter ook schilder. Hij is een dubbeltalent dat de werkelijkheid aan de verbeelding wilde blootstellen en andersom.
Die wisselwerking is vanaf het begin ook in zijn beeldende werk te zien: kamers hebben er één hoek, ramen hebben luistervinken of achter tafels zitten inquisiteurs. De vele vogels, honden en insecten in zijn vaak surreële werk getuigen niet van bewondering voor de natuur, maar verbeelden een onheil in een grotesk universum. Er zit geen moraal in, maar beelden uit het leven worden er in vergroot, en daarom vaak grotesk.
De illusie iets te kunnen veranderen met zijn werk verdween steeds meer naar de achtergrond. Wat zowel zijn poëzie, romans, gedenkschriften, zijn essays en zijn beeldende kunst verbindt, is de pijn die eruit spreekt. De openingsregels uit zijn gedicht ‘Testament van een rebel’ zijn ondanks het eeuwige zoeken en de vrees niets te kunnen veranderen, blijvend: ‘geef mij een pen / opdat ik kan zingen / dat leven niet voor niets is’.
In stadion Palacio José María Carpena in Malaga is de sfeer zondagmiddag gelijk uitbundig. De finale van de Davis Cup tussen Nederland en Italië gaat beginnen en de Italianen, in groten getale aanwezig, hebben trommels en trompetten mee. Ze grijpen elke gelegenheid aan van zich te laten horen. Telkens tussen de games in, als de spelers kort kunnen uitrusten, maken ze er een dansfeest van.
Hoewel de Nederlandse tennisfans zwaar in de minderheid zijn, laten ze zich niet intimideren. „Holland, Holland”, roepen ze in koor. Telkens wanneer Van de Zandschulp een game binnensleept, zijn ze te horen. „Botic, Botic”, klinkt het. Maar de rest van de wedstrijd blijf het redelijk stil in het Oranje-vak.
Het Nederlands team heeft de ‘pech’ dat Botic van der Zandschulp eerder deze week Rafael Nadal versloeg, waarmee een einde kwam aan diens imposante carrière. Daardoor juichen ook de aanwezige Spanjaarden voor Italië. „Por Rafa”, gilt een oude man met een Spaanse sjaal in z’n hand.
Te goed
De Nederlandse steun mag niet baten. Van de Zandschulp verliest van een geweldig spelende Matteo Berrettini (4-6 en 2-6) en loopt zichtbaar gefrustreerd al zwaaiend met zijn armen richting de bank. Nederland staat na de eerste wedstrijd in de finale, die beslist wordt met een best-of-three, gelijk met 0-1 achter.
„Berrettini was gewoon te goed”, zegt de Amstelveense Attila Czudar. Hij is samen met een vriend en diens vader Andy van Rijn speciaal naar Malaga gekomen voor de wedstrijd. Van Rijn heeft een tennisschool waar Czudar één keer per week lesgeeft. „Het was niet écht een wedstrijd. De vorige wedstrijden was Botic beter”, zegt Czudar. „Teleurstellend. Ik had meer verwacht van Botic, vooral omdat hij zoveel kansen heeft gehad”, voegt Andy van Rijn toe. „Berrettini was afgrijselijk scherp en Botic gaf veel uit handen.”
Ze vrezen dan al het ergste. In de tweede wedstrijd moet de Nederlandse Tallon Griekspoor tegen Jannik Sinner, de nummer 1 van de wereld, en de Nederlandse fans zijn het eens over hoe die pot gaat aflopen. „Ik ben altijd hoopvol, maar dit wordt een hele lastige”, zegt Van Rijn, gekleed in een oranje vest. „Sinner wint alles dit jaar, dus het wordt spannend”, besluit Czudar.
Als er vanaf de tribunes weer muziek klinkt, valt het Van Rijn nog maar eens op: „Veel Italianen hier hé? Wij moesten vechten voor kaarten, maar het zit hier stampvol met Italianen en dat hoor je meteen. Het is intens. Wel een goed sfeertje hoor.”
De Nederlandse fans herpakken zich wanneer Griekspoor in de eerste set lang bij Sinner in de buurt blijft en er zelfs een tiebreak uitsleept. „Tallon, kom op jongen!”, roept een van hen. Maar na het kansloze verlies van de tiebreak is Sinner in de tweede set duidelijk de betere. Tijdens een pauze tussen de games slaat Griekspoor zichzelf op het bankje langs de baan letterlijk voor z’n hoofd. Sinner laat nog wel drie matchpoints onbenut, maar bij de vierde is het raak; 7-6 en 6-2, Italië wint de Davis Cup – voor het tweede jaar op rij. De Italiaanse fans zijn in extase.
Bekroning voor generatie
Ondanks het verlies is het behalen van de finale een bekroning voor een generatie Nederlandse tennissers die elkaar door de jaren heen naar een hoger niveau heeft getild. Waar mogelijk trainen Van de Zandschulp, Griekspoor, Wesley Koolhof en Jesper de Jong – en in het verleden ook spelers als Tim van Rijthoven, Gijs Brouwer, Robin Haase, Matwé Middelkoop en Jean-Julien Rojer – samen op tennisclub De Kegel, het nationaal tenniscentrum in Amstelveen dat in 2019 openging.
Van het huidige team beleefde Van de Zandschulp als eerste zijn doorbraak, met het behalen van de kwartfinale van de US Open in 2021. Niet lang erna werd Koolhof de beste dubbelspeler op de wereldranglijst. En daarna volgde Griekspoor in 2023 met toernooioverwinningen in het Indiase Pune en in Rosmalen. Zelf spraken de spelers graag van het vliegwieleffect waarmee ze elkaar beter maakten.
Onder leiding van captain Paul Haarhuis, de grote motivator van het team, zijn de Nederlandse tennissers een hechte groep geworden, die elkaar ook naast de baan opzoeken om bijvoorbeeld samen te eten of een potje te toepen. Van een echte kopman is geen sprake; iedereen heeft zijn eigen rol. Van de Zandschulp is de ingetogen analist, Griekspoor is stoïcijns op de baan maar een gangmaker daarnaast, Koolhof de dubbelspecialist die altijd in is voor een praatje en een geintje. Op sociale media duiken ze samen in grappige filmpjes op. En de teamgeest heeft effect: sinds 2022 werd telkens de kwartfinale van de Davis Cup gehaald; al was dat de twee vorige edities ook steeds het eindstation.
Dit jaar hadden de spelers met elkaar afgesproken dat ze zich in Malaga niet weer zouden laten uitschakelen in de kwartfinale. Tegen het favoriete Spanje, dat zich had opgemaakt voor een week durende afscheidstournee van Nadal, lieten ze zien dat een goed team kan winnen van individueel betere spelers. Carlos Alcaraz, de nummer 3 van de wereld, kon niet voorkomen dat zijn land werd uitgeschakeld. Dat was met name te danken aan een geweldige dubbelpartij van Koolhof, die met Van de Zandschulp in de beslissende dubbel de wedstijd van zijn leven speelde en aantoonde dat dubbeltennis een specialisme is.
Elfduizend toeschouwers
De halve finale tegen Duitsland was vrijdag op papier gelijkwaardiger, zonder grote namen aan beide kanten. Zowel Van de Zandschulp als Griekspoor wisten op het juiste moment hun beste spel naar boven te halen, waardoor de strijd al voor de dubbelpartij aan bod kwam gewonnen was.
Zo baande het Nederlandse team zich een weg naar zondag, de finale, in een met elfduizend toeschouwers afgeladen tennisstadion José María Carpena in Malaga. Maar de laatste horde bleek er een te hoog; de Davis Cup, die op de baan stond te schitteren, gaat niet mee naar huis. Net als vorig jaar is hij voor Italië.
De Nederlandse fans druipen af richting uitgang. Aan de bar in de fanzone wordt bier gedronken. „De Italianen waren gewoon beter”, klinkt het. „We zijn wél tweede hé”, zegt Attila Czudar trots. Tennisschoolhouder Van Rijn sluit zich bij die woorden aan: „Dit is voor het Nederlands tennis gewoon goed. We staan weer op de kaart. Het was hoe dan ook een historische finale voor Nederland.”