N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Mijnbouw De grootste goudproducent ter wereld, Newmont, wil concurrent Newcrest overnemen. In een instabiele wereld is goud een veilige haven voor beleggers en voor centrale banken.
Het is, tot dusver, het grootste overnamebod van dit jaar: 16,9 miljard dollar (15,8 miljard euro) ligt er op tafel. De Amerikaanse mijnbouwer Newmont, de grootste goudproducent ter wereld, wil nog groter worden door inlijving van zijn Australische concurrent Newcrest.
De Amerikaanse firma is vastbesloten om de Australiërs binnen te halen: in januari deed Newmont al een mislukte poging om Newcrest te kopen. Wat Newcrest aantrekkelijk maakt: goudmijnen met namen als Lihir en Wafi-Golpu (Papoea-Nieuw-Guinea), Telfer (Australië) en Red Chris (Canada). De mijnen liggen allemaal in politiek stabiele gebieden, anders dan grote goudmijnen van andere bedrijven in bijvoorbeeld Rusland, Mali en Congo.
De topman van Newmont, de in Australië geboren Tom Palmer, zei in juni vorig jaar dat „consolidatie” in de sector noodzakelijk was, gezien de oplopende kosten van het mijnbouwen. Milieueisen worden opgeschroefd, de vindplaatsen van goud worden minder makkelijk bereikbaar, aldus Palmer volgens de Australian Financial Review (AFR). Ook andere mijnbouwers zien dat zo. Het Canadese Barrick’s, na Newmont de grootste goudproducent, nam in 2018 het Britse Randgold over.
Het is „een stuk eenvoudiger” om al functionerende goudmijnen te kopen dan om nieuwe mijnen te vinden en te ontwikkelen, zei Paul Harris van vermogensbeheerder Harris Douglas Asset Management op de Canadese zakenzender BNN Bloomberg. Met een overname van Newcrest krijgt Newmont een paar langdurige projecten in handen, met een levensduur van twintig à dertig jaar, aldus Harris.
Geschiedenis teruggedraaid
De deal is nog niet rond. Aandeelhouders morren over het in hun ogen te lage bod. En Australische toezichthouders moeten hun fiat geven. Als de deal doorgang vindt, zou de geschiedenis in zekere zin worden teruggedraaid. Newcrest werd in1966 opgericht als Australische dochter van Newmont (en heette toen nog Newmont Holdings). In 1990 werd het bedrijf zelfstandig en kreeg het de huidige naam.
Fusies en overnames in de goudmijnsector hebben een „cyclisch” karakter, aldus vermogensbeheerder Harris tegen BNN Bloomberg. Als een hogere goudprijs wordt verwacht, neemt de overnameactiviteit toe.
De komende tijd wordt een hogere goudprijs verwacht, zegt Harris, omdat de waarde van de Amerikaanse dollar onder druk staat. De Amerikaanse dollar en goud zijn allebei ‘veilige haven’-beleggingen: beleggers brengen hun geld erheen als de wereld, zoals nu, instabiel is. Als de Amerikaanse dollar in waarde daalt, wordt goud relatief aantrekkelijker en dus duurder. De Amerikaanse munt kan in waarde gaan dalen als de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, meent dat de inflatie onder controle is.
De goudprijs lag dinsdag op 1.875 dollar per troy ounce (31,1 gram) – historisch gezien is dat hoog. Sinds het begin van de coronapandemie is goud in trek. De Russische invasie van Oekraïne heeft de prijs hoog gehouden. Vorig jaar kochten centrale banken bovendien zeer veel goud. De goudaankopen lagen in 2022 op het hoogste punt in 55 jaar, zo rapporteerde vorige week de World Gold Council, de organisatie die de goudmarkt wereldwijd bijhoudt. Dat heeft mogelijk te maken met de sancties die westerse landen uitvaardigden tegen de Russische centrale bank, zo suggereerden economen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) onlangs. De tegoeden van de Russische centrale bank in westerse valuta in het buitenland werden bevroren. Met goud (mits gestald in het eigen land) kan dat niet zomaar. De les voor centrale banken was dus: koop veel goud voor je reserves.
Gezien de voortdurende instabiliteit in de wereld kan de opwaartse druk op de goudprijs ook dit jaar zomaar aanhouden. Een goed vooruitzicht voor Newmont, dat straks hoopt alleen maar méér goud te kunnen produceren. De geplande overname van Newcrest gaat overigens vooral, maar niet alleen om goud. Koper is vaak een bijproduct van goudmijnen, ook bij de mijnen van Newcrest, schrijft de AFR. Newmont-baas Palmer toonde recent interesse in de uitbouw van koperactiviteiten, omdat dit metaal in de mondiale energietransitie veelgevraagd is.
Terwijl de Belastingdienst zich voorbereidt om te gaan handhaven op schijnzelfstandigheid, neemt de onrust bij opdrachtgevers, arbeidsbemiddelaars en zelfstandigen toe. Opdrachtgevers die zzp’ers inhuren voor werk dat volgens de wet in loondienst moet worden uitgevoerd, hebben in het nieuwe jaar een probleem. Zij zijn op zoek naar duidelijkheid, maar op een informatiebijeenkomst in Nieuwegein, georganiseerd door brancheorganisatie voor arbeidsbemiddelaars Bovib, is die ver te zoeken.
Als een medewerker van de Belastingdienst het woord neemt, uit de onrust zich in gepikeerd geroezemoes. De ambtenaar legt de zaal een fictieve casus voor: een interim-manager heeft zich als zelfstandige laten inhuren om een zieke manager te vervangen en zal „autonoom opereren”. Het bedrijf dat hem inhuurt, is wel „nadrukkelijk bevoegd” om aanwijzingen te geven en ervoor te zorgen dat de interimmer binnen de „geldende organisatorische kaders” blijft.
Is er hier sprake van schijnzelfstandigheid of niet? De zaal, waarin ruim honderd arbeidsbemiddelaars en opdrachtgevers zitten, is verdeeld. Degenen die in de casus een schijnzelfstandige zien, zijn licht in de meerderheid. Volgens de Belastingdienst hebben zij het bij het rechte eind. Dat de manager een loon zal ontvangen en ingebed is in een organisatie weegt in dit geval zwaar mee.
Het is een casus uit de toelichting van de wet VBAR (Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden) die in 2026 in moet gaan. Die wet regelt welk werk gedaan mag worden door zzp’ers, en voor welke klussen werkgevers mensen in loondienst moeten nemen en dus werkgeverspremies moeten afdragen aan de Belastingdienst. Wordt iemand onterecht als zzp’er ingehuurd? Dan kan de Belastingdienst met terugwerkende kracht premies innen en de werkgever een boete opleggen.
Zulke regels zijn er nu ook al, in de wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) uit 2016. Maar die wet is nooit voluit gehandhaafd, omdat er onrust ontstond onder werkgevers, die de regels te onduidelijk vonden. Alleen in overduidelijke, frauduleuze gevallen trad de Belastingdienst op. En nu is de onrust terug. Want op 1 januari, een jaar voordat de nieuwe wet ingaat, gaat de Belastingdienst beginnen met het handhaven van de huidige regels.
Ondermijning sociale stelsel
Het kabinet wil het aantal schijnzelfstandigen terugdringen. Zekerheid op de arbeidsmarkt moet worden gestimuleerd met meer vaste contracten. De huidige situatie, waarin geen premies worden afgedragen terwijl dat eigenlijk wel zou moeten, „ondermijnt de sociale zekerheid”, zei minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, NSC) deze maand in de Tweede Kamer. Een groep schijnzelfstandigen krijgt niet alleen te weinig betaald, maar bouwt vaak ook onvoldoende pensioen op en is gebrekkig verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid.
Staatssecretaris Folkert Idsinga (Fiscaliteit en Belastingdienst, NSC) heeft aangekondigd dat de Belastingdienst terughoudend zal zijn in het opleggen van boetes. Bedrijven die aantoonbaar bezig zijn met het terugdringen van schijnzelfstandigheid kunnen een „coulant” boetebeleid verwachten. Als zij al boetes opgelegd krijgen, zullen die slechts 10 procent van de verschuldigde inkomstenbelasting bedragen. Zo’n ‘zachte landing’ is op nadrukkelijk verzoek van Tweede Kamer.
Schijnzelfstandigheid is eigenlijk allang verboden. Wie onder ‘gezag’ van de werkgever werkt, is volgens het arbeidsrecht een werknemer – dat is al meer dan een eeuw zo. Dan gaat het erom dat je niet zelf kunt bepalen wat je tarief is, op welke tijden je je werk uitvoert, en op welke manier je die klus verricht.
Maar omdat de Belastingdienst nauwelijks handhaaft, moeten zelfstandigen nu nog naar de rechter stappen als ze vinden dat ze eigenlijk recht hebben op een vast dienstverband. De rechter weegt dan alle werkomstandigheden om te bepalen of er sprake is van een verkapt dienstverband.
Grijs gebied
Zzp’ers vormen een heterogene groep, wat het voor alle betrokkenen lastig maakt om vooraf te bepalen wat de regels over schijnzelfstandigheid voor hun specifieke arbeidsrelatie betekenen.
In sommige gevallen is het zonneklaar: de zorgmedewerker die in een rooster meedraait, aangestuurd wordt door een leidinggevende en van faciliteiten van de zorginstelling gebruikmaakt, kan geen zelfstandige zijn en moet in dienst. Aan de andere kant is een IT-consultant die zijn diensten vanuit zijn thuiskantoor aanbiedt aan verschillende organisaties duidelijk een échte zelfstandige. Er is ook een grijs gebied, waarbij beide kanten op geredeneerd kan worden. Zie de verwarring bij de interim-manager.
De aanstaande handhaving zorgt daarom voor onzekerheid onder inhuurders, bemiddelaars en zelfstandigen. Opdrachtgevers schakelen uit angst voor naheffingen geen zelfstandigen meer in en zelfstandigen raken opdrachten kwijt. Sommige organisaties nemen hen, als ze dat kunnen en de zzp’ers dat willen, toch in dienst. Ondertussen is iedereen op zoek naar duidelijkheid – in zaaltjes, in webinars en met juristen. Een speciaal opgezet team van de Belastingdienst werkt samen met brancheorganisaties als Bovib aan richtlijnen, om arbeidsrelaties duidelijk vast te stellen. De markt moet zo de „eigen verantwoordelijkheid nemen”.
Lees ook
Ministerie van Financiën overtreedt zelf verbod schijnzelfstandigheid
Loonkosten verdubbeld
Ondertussen heeft de aanstaande handhaving al grote gevolgen, bijvoorbeeld in de cultuursector. Gerben Grooten gaat binnenkort het gesprek aan met alle 23 zelfstandigen die voor hem werken. Sinds drieënhalf jaar heeft hij de leiding over cultuurcentrum Boogie Woogie in Winterswijk, waar onder meer scholen en verenigingen muzieklessen volgen. Na de coronapandemie is er enorm veel vraag, merkt Grooten: „Mensen willen heel graag dingen samen doen.”
Ik wil me als goede werkgever netjes aan de wet houden en ik kan het risico op naheffingen ook gewoon niet lopen. Zoveel vet heb ik niet op de botten
Maar dat wordt in het nieuwe jaar een stuk lastiger, want de zzp’ers die voor Boogie Woogie werken zijn schijnzelfstandigen, concludeerde Grooten. „Bij het criterium van inbedding in de organisatie ga je al nat”, zegt hij. De zzp’ers werken via roosters op dezelfde manier met de leerlingen als de eenentwintig werknemers in loondienst. „Ik wil me als goede werkgever netjes aan de wet houden en ik kan het risico op naheffingen ook gewoon niet lopen. Zoveel vet heb ik niet op de botten”, zegt Grooten, die zijn loonuitgaven vanaf volgend jaar waarschijnlijk verdubbeld ziet.
Boogie Woogie is via een stichting afhankelijk van subsidies, wat het onmogelijk maakt iedereen in loondienst te nemen. „Een optie zou zijn de organisatie op te delen”, zegt Grooten. „Dan krijgen de zzp’ers de kleinere baantjes en moeten ze hun eigen lokalen huren. Maar dat betekent dat je het bedrijf zoals je dat hebt opgebouwd weer moet afbreken. We willen juist gezamenlijkheid creëren, dat is waarom kunst en cultuur bestaat.” Grooten wil geen lessen schrappen , daarvoor vindt hij het werk te belangrijk. „We moeten blijven doen wat we doen, anders hol je jezelf vanbinnen uit.”
Vergelijkbare onrust speelt in tal van sectoren, van de beveiliging tot het onderwijs en de zorg. Zelfstandigen werken er veelal op een manier die in het nieuwe jaar lastig is vol te houden. Harry van Buren werkt als bemiddelaar in de gehandicaptenzorg en ziet hoe zorgorganisaties met de handen in het haar zitten, zo vertelt hij op de borrel na de informatiebijeenkomst in Nieuwegein. „De zorg kan niet zonder deze mensen. In de gehandicaptenzorg is de meest complexe zorg vaak afhankelijk van zzp’ers. Als die zouden wegvallen, moeten we dan mensen weer gaan vastbinden? Opdrachtgevers vragen aan mij: hóé dan?”
Minister Van Hijum zei woensdag in de Tweede Kamer erop te vertrouwen dat zorginstellingen hier een oplossing voor vinden. „Zorginstellingen zullen met elkaar moeten zorgen dat de zorg geleverd kan worden.” Sommige zorgorganisaties slagen erin zorgmedewerkers met een dienstverband aan zich te binden, maar niet iedereen wil dat. In een sector waar de tekorten en het verloop al heel groot zijn, vreest men dat de handhaving het nog moeilijker zal maken om roosters te vullen.
In de zaal in Nieuwegein wordt druk nagepraat over de bijeenkomst van Bovib. Dat er een zachte landing is toegezegd, mag voor de bezoekers nauwelijks een geruststelling heten en het verhaal van de Belastingdienst bood ook niet de duidelijkheid waarop men had gehoopt. Het enige dat voor iedereen duidelijk is: schijnzelfstandigheid moet vanaf het nieuwe jaar toch écht tot het verleden gaan behoren.
Een beetje versuft zit Marten van Gendt bij de bushalte voor het Sint Antonius Ziekenhuis. Hij was zojuist voor medisch onderzoek in het streekziekenhuis in Sneek.
Het regent licht. Dat maakt het wachten geen pretje bij de verwaarloosde halte met de verweerde rode verf en de kapotte ruiten. De 27-jarige Van Gendt – pet, baardje, wijde bloemetjesbroek – zit er al een tijdje. Hij wacht op lijn 99 en die gaat maar eens in het halfuur. „Over twee uur, na twee keer overstappen, ben ik thuis in Emmeloord.”
De bereikbaarheid van de zorg, met name per openbaar vervoer, staat onder druk, rapporteerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) donderdag. En dat merkt Marten van Gendt in Sneek. Hij is aangewezen op de bus. „Met de auto zou ik er 45 minuten over doen, maar ik heb geen rijbewijs. En in mijn huidige toestand had ik sowieso niet mogen rijden.”
Met de auto zou ik er 45 minuten over doen, maar ik heb geen rijbewijs
Het Sint Antonius heeft weliswaar een vestiging in Emmeloord, maar voor specialistisch onderzoek moeten patiënten naar Sneek. Hoe lang nog, is de vraag. Het ziekenhuis gaat misschien dicht. De directie onderzoekt een fusie met het hospitaal in Heerenveen (in 2034) en denkt erover samen een nieuw pand te bouwen in Joure, bij het kruispunt van de A6 en de A7. Zo willen Sneek en Heerenveen, samen met de ziekenhuizen in Leeuwarden en Drachten, beter inspelen op de groeiende vraag naar zorg in de provincie (vanwege de vergrijzing) en de krappe arbeidsmarkt voor zorgpersoneel.
Zo’n fusie met Heerenveen is een slecht plan, vindt het gemeentebestuur in Sneek. Want daarmee, is de vrees, neemt de bereikbaarheid van de zorg in de uitgestrekte gemeente Súdwest-Fryslân nog verder af. „De verschraling van het openbaar vervoer heeft in onze regio al gezorgd voor de nodige vervoersarmoede”, zegt wethouder Michel Rietman (mobiliteit, PvdA) in het monumentale stadhuis van Sneek.
„Verhuizing van het ziekenhuis – die nog helemaal niet zeker is – vergroot die vervoersarmoede”, aldus Rietman. „Het ziekenhuis wil de kosten drukken, maar gaat voorbij aan de hoge maatschappelijke kosten van zo’n verhuizing.”
Verhuizing van het ziekenhuis vergroot die vervoersarmoede
Als een ziekenhuis bij Joure wordt gebouwd, 25 kilometer verderop, is Súdwest-Fryslân veel meer kwijt aan zogeheten Wmo-vervoer. Nu kost patiëntenvervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning de gemeente jaarlijks 2,5 miljoen euro.
Ov-bereikbaarheid lijkt hier in de besluitvorming van later zorg, zegt collega-wethouder Marianne Poelman (gezondheid, PvdA). Bereikbare zorg dicht bij huis is bewezen effectiever en dus efficiënter, zegt ze. „Je herstelt sneller als je dichtbij huis wordt verzorgd en als de mensen die je lief hebt je goed kunnen bereiken.” Poelman pleit mede namens alle 28 gemeenten in Nederland met een streekziekenhuis voor het behoud van die regionale zorg.
Autorijders
Ziekenhuizen zijn de afgelopen jaren veel slechter bereikbaar geworden, meldde het PBL donderdag, met name per bus, tram, metro en trein. Hetzelfde geldt voor scholen, supermarkten en werk. Dat beperkt de deelname van veel mensen aan de samenleving, aldus het Planbureau. Van patiënten en hun bezoekers tot scholieren en studenten, van lager geschoolde werknemers tot mensen op het platteland en in slecht bereikbare wijken in de grote stad. De bereikbaarheid van veel locaties is voor hen afgenomen, terwijl die voor autorijders op peil is gebleven.
Een op de acht ouderen met een laag inkomen kan nu per ov niet binnen drie kwartier een ziekenhuis of polikliniek bereiken. En dat betreft alleen nog maar de situatie op een gemiddelde dinsdagochtend tussen 7.00 en 9.00 uur. ’s Avonds en in het weekend is de bereikbaarheid van ziekenhuizen slechter. De bus van het Sint Antonius naar het station van Sneek gaat ’s avonds en in het weekend eens per uur.
Het PBL constateerde al in 2022 dat met name ziekenhuizen niet goed meer bereikbaar zijn met het ov. Ook al hadden veel instellingen wel een bushalte op redelijke afstand.
Halte voor de ingang
„Tellen van bushaltes vertelt niet het hele verhaal”, zegt Freek Bos van reizigersorganisatie Rover, meegegaan naar de halte in Sneek. „Vaak is de gedachte dat de bereikbaarheid per ov voor ziekenhuizen prima geregeld is. Dat valt in de praktijk vies tegen, blijkt uit recent eigen onderzoek.”
Rover onderzocht de bereikbaarheid van 24 ziekenhuizen, verspreid over Nederland. Het best scoren ziekenhuizen in de grote stad. In Amsterdam en Den Haag zijn ze goed te bereiken. En in Almere stopt de bus bijna 24 uur per dag en 7 dagen per week bij het ziekenhuis.
Maar in Boxmeer, Tiel, Zutphen en Woerden is de frequentie beduidend slechter. Hier rijdt de bus één keer per uur; ’s avonds en in het weekend is volgens Rover het streekziekenhuis vaak niet bereikbaar met het openbaar vervoer.
Niet alleen moet er van Rover een bushalte zijn die ‘ziekenhuis’ heet, maar reizigers moeten die ook goed kunnen gebruiken. Zo ziet Rover het liefst een halte pal voor de ingang van het ziekenhuis.
„In Sassenheim zien we hoe het niet moet”, zegt Bos. „Daar moet je een flink stuk lopen door een woonwijk. De route is niet aangegeven, en je moet meermaals oversteken.”
De bus moet een ommetje maken van zes minuten. En dat kost extra geld
Buurtbusjes
Of neem het ziekenhuis in Boxmeer. Bos opent Google Street View op z’n telefoon. „Recht voor de deur is een halte, maar alleen voor buurtbusjes, want die kunnen keren op het plein. Geen verhoogde haltes, dus makkelijk instappen is er niet bij. Een reguliere lijnbus komt er ook, maar de halte daarvoor ligt verder weg.”
De halte in Boxmeer – inclusief opgehoogde stoep en geleidelijnen voor blinden en slechtzienden – ligt volgens Bos niet aan de meest logische route. „De bus moet een ommetje maken van zes minuten. En dat kost extra geld, dat het ov eigenlijk niet heeft.” Volgens Bos kost dat ommetje zo’n 120.000 euro per jaar.
„Bedenk ook dat dit probleem gratis was opgelost als de architect pakweg vijftien jaar geleden het gebouw een kwartslag had gedraaid. Dan had de ingang langs de busroute gelegen. De ov-sector had dan 120.000 euro bespaard, de reiziger zijn reiskosten, en zorgverzekeraars hadden minder Wmo-vervoer hoeven vergoeden omdat de bus wél een alternatief was geweest.”
De ruimtelijke inrichting van een ziekenhuisterrein is vooral gericht op de auto, blijkt uit het onderzoek van Rover. Lopen naar een parkeerplaats is vaak korter dan naar de bus. In Alkmaar ligt de parkeergarage direct tegen het ziekenhuis aan; busreizigers moeten een paar minuten lopen over een smalle stoep zonder adequate markering.
Groot hek
In Sneek loopt Freek Bos van de bushalte zigzaggend over het parkeerterrein naar de hoofdingang van het Sint Antonius. De route die je als bezoeker geneigd bent terug naar de bus te kiezen, komt uit bij een groot hek. „Als ze hier nu een doorgang hadden gemaakt”, zegt Bos, „en de bushalte vijftig meter hadden verplaatst, sloot dat veel beter aan voor de reizigers.”
Hij leest de vertrektijden op de halte. „Het bezoekuur eindigt hier om 20.00 uur en de bus naar het centrum rijdt eens per uur, om 19.36 en 20.36 uur. Dat betekent: óf veel korter op bezoek óf lang wachten op de bus.” Bezoektijden en dienstregelingen sluiten wel vaker slecht op elkaar aan, blijkt uit het Rover-onderzoek.
„Streekziekenhuizen zijn vaak gebouwd aan randen van steden”, zegt Bos. „De bereikbaarheid per auto is dan vaak goed, maar bussen rijden er laagfrequent. Daarom is het raadzaam nieuwe ziekenhuizen binnenstedelijk te bouwen.”
De beide wethouders in Sneek hebben daar wel oren naar. Zij willen onderzocht zien of een nieuw ziekenhuis bij het plaatselijke treinstation kan komen. „Zo krijg je de bereikbaarheid met het ov er direct bij”, zegt wethouder Rietman. Dat is ook belangrijk voor scholieren en studenten voor wie het streekziekenhuis een belangrijke opleidingsplek is.
Bovendien, zeggen Rietman en Poelman, gaat een nieuwe buslijn naar een ziekenhuis nabij Joure ten koste van andere ov-verbindingen in de regio. Het regionale ov heeft al klappen opgelopen in de coronacrisis en door hogere kosten van energie, materieel en personeel. „Inwoners in de dorpen tussen Sneek en de Afsluitdijk klagen al veel langer over het busvervoer.”
De bereikbaarheid van een eventueel nieuw ziekenhuis in Joure heeft „vanzelfsprekend” nu al de aandacht van de betrokken ziekenhuizen, zegt een woordvoerder van het Sint Antonius. „Het gaat niet alleen om patiënten die goed bij ons ziekenhuis moeten kunnen komen, maar ook om onze medewerkers.” De woordvoerder denkt dat op dit moment maar een klein deel van de bezoekers met het ov naar een Fries ziekenhuis reist. Om hoeveel mensen het precies gaat, en met welke vorm van ov ze reizen, weet het Sint Antonius niet.
Voor René Vervaart uit Stavoren zou een ziekenhuis bij het station in Sneek een uitkomst zijn, zegt hij op de bushalte voor het Sint Antonius. Vervaart (60) zit in een rolstoel en moet regelmatig in het ziekenhuis zijn. Nieuwbouw bij Joure en het verlies van het oude Sneker ziekenhuis – waaraan hij als tegelzetter nog heeft gewerkt – vindt hij een onaangenaam idee.
Nu neemt hij relatief eenvoudig de stoptrein terug naar Stavoren. Alleen eerst nog een kwartier met de rolstoel naar het station. „Een goede oefening”, zegt hij. Maar dat is binnenkort misschien voorbij. „Dan kan ik hopelijk weer autorijden.”
De eerste alinea van het allereerste bericht dat OpenAI de wereld instuurde, was glashelder over de doelstellingen van het techbedrijf.
„Ons doel is om digitale intelligentie te bevorderen op een manier die het meeste voordeel oplevert voor de mensheid, zonder de noodzaak om winst te maken”, schreven de oprichters in december 2015. „Omdat wij vrij zijn van financiële verplichtingen, kunnen we ons beter richten op een positieve impact op de mensheid.”
OpenAI begon als stichting, zonder winstoogmerk. Een organisatie die was opgericht als een combinatie tussen start-up en wetenschappelijk instituut, met een belangrijke nadruk op het publiceren van academische artikelen. In de ogen van het groepje oprichters – onder wie Tesla-topman Elon Musk en investeerder Peter Thiel – was kunstmatige intelligentie (AI) in potentie te gevaarlijk om snel te ontwikkelen.
Superintelligentie zou volgens de oprichters kunnen leiden tot het verlies van controle, waarbij computers onvoorspelbaar gedrag gaan vertonen en militaire systemen of onze energievoorziening overnemen. Dat kan zelfs leiden tot het einde van de mensheid, iets wat ook huidig OpenAI-topman Sam Altman als een realistisch scenario ziet. Het idee: alleen door ‘veilige’ AI te ontwikkelen, kunnen de grootste doemscenario’s worden voorkomen.
Dat was bijna negen jaar geleden. Nu is OpenAI de snelst groeiende start-up ter wereld en sinds de lancering van chatbot ChatGPT in november 2022 het machtigste AI-bedrijf op aarde. Zakenkrant The Wall Street Journal berichtte woensdag dat OpenAI zich voorbereidt op een nieuwe financieringsronde, die het bedrijf waardeert op 150 miljard dollar (134,5 miljard euro). Geïnteresseerde partijen zijn onder meer Apple, chipmaker Nvidia en MGX, het investeringsfonds van de Verenigde Arabische Emiraten.
De herfinanciering gaat samen met een nieuwe structuur, waarbij OpenAI afscheid neemt van het oorspronkelijke, romantische idee van een stichting zonder winstoogmerk. Volgens persbureau Reuters heeft de oorspronkelijke stichting straks nog maar een minderheidsaandeel in de nieuwe structuur. De rest van de aandelen wordt verdeeld onder huidig aandeelhouder Microsoft, een groepje Silicon Valley-investeerders en de nieuwe aandeelhouders die nu instappen. Ook topman Altman krijgt, voor het eerst, aandelen in zijn bedrijf. Onbekend is hoeveel.
Lees ook
‘Welkom in de AI-bubbel: ‘Deze technologie kan ons het eeuwige leven geven’
‘Normaal’ techbedrijf
OpenAI (circa 2.000 werknemers) is daarmee een ‘normaal’ techbedrijf geworden. Een bedrijf dat onder druk van aandeelhouders geld moet verdienen om de huidige verliezen goed te maken.
En die verliezen zijn enorm: dit jaar 5 miljard dollar op een omzet van zo’n 3,5 miljard dollar. Geld dat vooral op gaat aan kosten voor de huur van datacenters van Microsoft, gevuld met servers met 350.000 peperdure, energieslurpende Nvidia A100-computerchips. De chips zijn nodig om alle beelden, teksten en video’s te genereren waar gebruikers van ChatGPT om vragen. OpenAI betaalt ongeveer 1 euro per uur per server aan Microsoft, wat neerkomt op 4 miljard dollar per jaar.
Het enorme succes van ChatGPT (200 miljoen gebruikers per week) brengt OpenAI in een lastige positie. De chatbot heeft een AI-race op gang gebracht, waarbij alle grote techbedrijven bouwen aan hun eigen AI-systemen die worden getraind met teksten en beelden van het internet. Techgiganten Microsoft, Alphabet, Amazon en Meta steken dit jaar meer dan 100 miljard dollar in AI, vooral om nieuwe datacenters te bouwen. De nieuwe bedrijfsstructuur helpt OpenAI om makkelijker investeerders aan te trekken om zo in de race te kunnen blijven, maar gaat tegelijkertijd lijnrecht in tegen de oorspronkelijke missie.
De verleiding om voor het grote geld te gaan is groot. De AI-modellen die de grote techbedrijven bouwen, gaan – zo is de overtuiging – leiden tot grote veranderingen in vrijwel alle beroepen. Slimmere computers zijn straks in staat mensen steeds meer taken uit handen te nemen. Denk aan AI-systemen die medische scans analyseren, teksten schrijven of chatbots die klanten te woord staan. De grote techbedrijven zien AI daarom als de belangrijkste kans om de komende jaren hun beurskoersen opnieuw te verdubbelen.
Doemscenario voor velen
Voor veel werknemers van OpenAI is de huidige realiteit altijd een doemscenario geweest. Het succes van OpenAI gaat daarom al jaren gepaard met een keiharde interne strijd. Bezorgde wetenschappers staan daarbij lijnrecht tegenover topman Altman, een voormalig techondernemer met een heilig geloof in bedrijven die zo snel mogelijk groeien.
Vorig jaar mislukte een coup van het kamp bezorgde wetenschappers tegen topman Altman, die werd ontslagen door het bestuur maar enkele dagen later alweer terugkeerde. Sindsdien zijn kritische bestuursleden vervangen en heeft met name investeerder Microsoft een grotere rol gekregen binnen het bedrijf.
Veel OpenAI-werknemers van het eerste uur zijn sindsdien vertrokken naar concurrent Antropic, die nog altijd zonder winstoogmerk opereert. Of ze beginnen hun eigen AI-bedrijf, zoals OpenAI’s topwetenschapper Ilya Sutskever, jarenlang een van de grootste tegenstanders van Altmans groeiplannen. Sutskever hoopt met zijn nieuwe bedrijf Safe Superintelligence (SSI) zijn grootste angstbeeld te voorkomen: een wereld zonder mensen, die is volgebouwd met zonnepanelen en datacenters.
Het nieuws over OpenAI’s financieringsronde ging deze week opnieuw gepaard met het vertrek van enkele hooggeplaatste werknemers. Hoofd technologie Mira Murati verlaat het bedrijf, samen met twee wetenschappers: Barret Zoph en Bob McGrew.
„Leiderschapswisselingen zijn een natuurlijk onderdeel van bedrijven, vooral bedrijven die zo snel groeien en zo veeleisend zijn”, schreef Altman woensdag in een bericht aan zijn werknemers. „Ik zal uiteraard niet doen alsof het normaal is dat het zo abrupt gaat. Maar wij zijn geen normaal bedrijf.”