‘Het is maar een stomme kat’ – en die andere dingen die je zegt als je kat vermist is

Deze column is voor iedereen met een kat. De rest mag natuurlijk gezellig blijven lezen, maar dan weet je dat. Aan kattenliefhebbers kan ik hem trouwens ook niet echt aanraden. Hij gaat namelijk over katten die niet meer thuiskomen. Om preciezer te zijn over mijn kat Mazzel, die op 5 oktober verdween. Op zijn negende verjaardag.

Dit is dus een beetje een therapiecolumn. Maar ook eentje met tips en zelfhulp voor mensen met een kat die ineens niet meer thuiskomt, en als waarschuwing voor alle kattenbezitters die het nog nooit overkwam. Voor iedereen zonder kat: neem er nooit een, dan leef je langer. Maar echt!

1. Hou je groot. Je eerste instinct als je kat langer wegblijft dan normaal, is om acuut in de hyperhysterische paniekmodus te schieten. Doe dit niet. Er ligt niets, ik herhaal helemaal niets, in de gapende zwarte afgrond van de angst.

2. Blok negatieve gedachten. Het helpt niet als je aan je kleine mannetje denkt dat dood, koud en eenzaam in een greppel ligt, ontvoerd is of vermoord. Kap mensen af die hierover beginnen want geloof me, dat doen ze (bizar). Denk positief. Dat je kat op prepensioen is, op retraite, op sabbatical, dat hij vakantiedagen heeft opgenomen. Ik zag op Instagram twee katten die forellen vingen uit een rivier. That’s the spirit. En waarschijnlijk nog niet eens zo heel ver van de waarheid.

3. Want katten zijn klootzakken. Dat zegt Eelco, de superlieve vrijwilliger van Amivedi, de organisatie die helpt bij het zoeken naar vermiste huisdieren, bij wie ik telefonisch mocht uithuilen. Ze missen je niet. Ze missen hun eten. Denk aan pubers: snel verongelijkt, je hoeft maar net het verkeerde te doen en ze vinden de omgeving al ‘onveilig’. Zo zitten katten vaak weken ergens dicht bij je huis, in een schuurtje te blowen. Of nog erger: bij een vrouwtje waar ze elke dag verse zalm krijgen.

4. Iedereen leeft mee! De wereld mag dan ijskoud zijn, met ‘links’ en ‘rechts’ verdeeld aan weerszijden van een bittere kloof, maar een vermiste kat verbroedert. Iedereen helpt mee, iedereen leeft mee, en, dat is vrij verontrustend: een miljoen mensen hebben exact hetzelfde meegemaakt. Je bent onderdeel geworden van een familie waarvan je niet eens wist dat die bestond.

5. Zie het positief! Tuurlijk, je slaapt niet meer, maar je valt af want je eet amper, je bent gezond, want je loopt elke dag kilometers op zoek naar je kat, en je leert relativeren!

6. Get a grip. Er zijn ergere dingen. Gaza, Oekraïne, mensen die kanker krijgen, het klimaat, de politiek: „Damn it woman, pull yourself together! Have some pride, for the love of God!”, zoals Phoebe uit Friends zou zeggen. Het gaat om een stomme kat die je toch al nooit zag en de rest van de tijd ligt te snurken (geloof me, dit helpt).

7. Een kat komt altijd weer op z’n pootjes terecht. Je weet alleen niet altijd waar. „Katten die geregeld buiten zijn kunnen zich daar prima redden”, zegt de vrijwilliger van Amivedi. Dit zeg je honderd keer per dag tegen jezelf.

8. Als je een kat hebt, en hij is nog niet vermist, verf hem dan knalgeel of knalrood. Dan kan je hem makkelijk terugvinden. Verder moet het verplicht worden om je kat te chippen, moet het verboden worden een vreemde kat in huis te nemen zonder even bij een dierenarts te tjekken of hij niet al van iemand anders is, MAAR ECHT!, en moet er wekelijks een verplichte ‘zet je schuur open’-dag komen. Dan kunnen alle ingesloten katten ontsnappen én worden alle fatbikes gestolen. Win-win.

9. Het komt goed. Ja! Zo ging het met Mazzel! Daar stond hij ineens weer. Na acht nachten (!), voor de deur. Krijsend van de honger. Om 4.49 uur, afgelopen zondag. De OPLUCHTING, die als een torenhoge muur over je heen stort – het verdriet en de troost tegelijk. Het kost je tien jaar van je leven. Maar je kan er ook tien jaar op teren.

10. Het komt níét goed. Zolang je niks hoort, is er hoop. Als de kat van huis is, ligt de baas snikkend onder de tafel. Maar dat kan de kat dus weinig schelen. Ons wel. Ons, al die kattenbezitters die het elk moment (opnieuw) kan overkomen. We denken aan je.