Slaven? Zo had Hasna A. het toch niet ervaren. Zeker, de jezidi-vrouwen waarmee ze in Syrië samenwoonde, maakten vaak eten klaar voor de mannen. Ze maakten schoon en vrijwillig zaten ze daar niet. Maar waren deze vrouwen háár slaven geweest? Of was Hasna eigenlijk zelf een slaaf – van haar man?
Dader- en slachtofferschap lopen door elkaar heen, maandag in de rechtszaak van de Hengelose Syriëganger Hasna A.. In 2015 vertrok ze met haar gehandicapte zoontje naar het kalifaat, in de hoop een IS-strijder aan de haak te slaan. Zeven jaar later werd ze met haar vier kinderen door de Nederlandse overheid gerepatrieerd uit een Koerdisch gevangeniskamp. Met „behoorlijk veel spijt” over haar keuze om af te reizen. „Ik heb eigenlijk mijn eigen leven naar de klote geholpen.”
Wel of geen actieve rol
Hasna A. is een van de laatste Syriëgangers die nog berecht moet worden. Tot nu toe zijn teruggekeerde IS-vrouwen veroordeeld tot straffen van drie tot vier jaar cel. Meestal kon het Openbaar Ministerie (OM) enkel bewijzen dat zij lid waren van IS, niet dat zij zelf ook een actieve rol hadden in het geweld van de terreurorganisatie.
Maar bij Hasna A. zou dat anders kunnen liggen: als eerste Nederlandse Syriëganger wordt ze aangeklaagd voor slavernij. Twee jezidi-vrouwen hebben verklaard door haar als huisslavin te zijn gebruikt. Het OM houdt de identiteit van de slachtoffers geheim, ze werden tijdens de behandeling van de zaak aangeduid als ‘Z.’ en ‘S.’ en zaten achter een scherm zodat niemand hen kon zien.
Hasna, met een groene gezichtssluier om en een pakje zakdoeken op tafel, zat snikkend voor de rechter. Dat was vooral toen het ging over hoe moeilijk ze het had in het kalifaat, waar ze was getrouwd met een lokale IS-strijder die haar mishandelde en verwaarloosde. Geld voor luiers was er niet, de bommen vlogen haar om de oren, ze „stond echt dicht bij de dood”. De tranen maakten plaats voor tegenstrijdige antwoorden over de jezidi’s die er in haar huis zouden hebben rondgelopen.
‘Ik was haar knecht’
De jezidi bevolking, een Irakese minderheid, werd in 2014 aangevallen door IS. Duizenden mannen werden gedood, hun vrouwen werden gebruikt als slaven. Ze moesten onder dwang zorgtaken uitvoeren en het bed delen met IS-strijders. Veel had Hasna daar niet van meegekregen, zei ze. „Ik volgde het nieuws niet.” Dus was het voor haar een totale verrassing dat in het huis in Raqqa, waar ze in 2015 door haar man werd geplaatst, ook een jezidi-vrouw woonde: getuige Z. Volgens de vrouw moest ze onder meer voor Hasna koken. Als haar zoon eieren tegen de muur had gegooid, moest zij dat van Hasna opruimen. „Ik was haar knecht”, verklaarde Z. „Ze zag jezidi’s als ongelovigen omdat ze niet bidden en geen Koran lezen.”
Hasna schetste voor de rechter een beeld van haarzelf als mede-slachtoffer. Ook zij zou tegen haar zin in Syrië hebben verbleven – maar dan in huwelijkse gevangenschap. Haar man zou haar bespugen en slaan met houten knuppels als ze niet luisterde. Samen met drie tot slaaf gemaakte jezidi’s kookte ze op vrijdagen het eten voor een groep mannelijke strijders. Dan maakte ze tajine of couscous. „Mijn ex gaf mij dan opdrachten wat ik moest doen in de keuken.”
Ik heb gewoon mijn mond gehouden en me nergens mee bemoeid
Aanvankelijk zou ze niet eens hebben doorgehad dat de jezidi vrouwen als slavinnen werden gebruikt. „Slavin? Ik ga niet zelf invullen of ze dat is.” Ook al was ze regelmatig alleen thuis met Z.; ze zouden het er nooit over hebben gehad. „Ik bleef gewoon in mijn kamer en als ik haar zag, zei ik ‘hallo’. Lange gesprekken werden het niet.” Toch kreeg ze na enige tijd wel door, erkende ze na lang doorvragen, dat de jezidi’s daar tegen hun zin in waren. Maar zelf zou ze hen nooit een opdracht hebben gegeven. „Ik heb gewoon mijn mond gehouden en me nergens mee bemoeid.” Eventjes stokt haar adem. Haar advocaat reikt een glas water aan. „Sorry, ik ben een beetje misselijk.”
Als de officier van justitie wil weten hoe de slavinnen in het huishouden werden behandeld, zegt ze weer van niets te weten. „Ik heb daar nooit iets van gezien of gemerkt.” Hasna kreeg volgens eigen zeggen net zo vaak opdrachten van haar man. „Als ik u zo hoor, roept dat bijna de vraag op wie hier nou de slavin was”, zegt de officier van justitie. „U stelt zich op alsof uw positie dezelfde was als die van de slavinnen in uw woning.”
Ja, zei Hasna, dat wás ook zo. Maar even later benoemde ze toch nog een verschil. „Ik was ‘de vrouw van’. Dus ik was vrij. En zij werden als slaaf gezien. Zij waren niet vrij.”
Woensdag komen de jezidi’s die in haar huis gevangen zaten zelf aan het woord in een slachtofferverklaring.
Lees ook
Wat deden Loes en Souad in het kalifaat?