Judith de Kom streed voor erkenning van het werk van haar vader

„‘Met Judith de Kom, de dochter van Anton de Kom.’ Hoe vaak had ik deze kennismakingszin al niet uitgesproken? En toch voelde het elke eer weer als het begin van een intrigerend avontuur”, schrijft Judith de Kom in het vorige maand verschenen boek Ik omhels je onafgebroken. Het boek met brieven van Judith de Kom (opgetekend door Ida Does) aan onder andere haar vader, de verzetsheld en antikoloniale schrijver, verscheen net op tijd. Zondag overleed ze op 93 jarige leeftijd. Zelf zag ze het als een „levensnoodzaak” om haar vader, die ze als 14-jarige was verloren, beter te leren kennen en te begrijpen.

Judith de Kom wordt in 1931 in Den Haag geboren als jongste kind en enige dochter van Anton de Kom en Petronella (Nel) Borsboom, een witte vrouw die hij ontmoette bij de koffie- en theehandel in Den Haag waar hij werkte. Judith is bijna twee jaar als het gezin in Suriname aankomt waar haar vader een adviesbureau begint uit ontzetting over de sociale en economische situatie waarin de Surinamers verkeren. Binnen een maand zit hij daar vast – hij werd ervan verdacht een revolutie te willen bewerkstelligen in Suriname – en hij mag kiezen: gevangen zonder vorm van proces, of met het gezin op de boot terug naar Den Haag. Op 10 mei 1933 verlaat het gezin Suriname.

Verraden

De familie betrekt een nieuw huis in Den Haag, terwijl Anton de Kom ondertussen door de inlichtingendienst in Nederland in de gaten wordt gehouden, verdacht van communistische sympathieën. Hij schrijft het beroemde Wij slaven van Suriname, maar kan zijn gezin ternauwernood onderhouden met losse baantjes. Over de armoede en de vernederende, racistische omgeving waarin ze leven, schrijft Judith de Kom: „Er was gebrek in ons gezin, mama verrichtte wonderen met haar naaimachine en ik hoefde daardoor nooit iets van de steun te dragen, maar [haar broers] Ad, Cees en Ton wel. Op school konden zij ook niet meedoen aan het wekelijkse sparen voor een schoolreisje.”


Lees ook

Schrijver Anton de Kom, de man die iets wilde doen tegen ‘de parade der ellende

Het gezin De Kom vlak voor vertrek naar Suriname in 1932

Op 7 augustus 1944 wordt Anton de Kom opgepakt nadat hij is verraden (hij schreef voor het verzetsblad De Vonk), waarna het gezin pas jaren later hoort hoe hij na concentratiekamp Sachsenhausen in Neuengamme in een massagraf terecht was gekomen. Als hij in 1960 wordt herbegraven op een erebegraafplaats dicht Judith de Kom: „Regen. De lucht grauw / een boom kreunde in de wind, / fluisterde verborgen verdriet / beenderen, zo geliefd, rustend in vrede en vrijheid”.

Liefde voor land en volk

Vanaf 1968 leest Judith de Kom voor uit haar vaders werk, houdt ze voordrachten in zowel Nederland, Suriname als op de Antillen over West-Indische literatuur en stelt ze literatuurprogramma’s samen voor scholen in Suriname. Ze had zoals ze het zelf omschrijft „een opdracht te vervullen”, wordt voordrachtskunstenaar, gaat zelf ook dichten en schrijft een voorwoord bij een nieuwe druk van Wij Slaven van Suriname. De erkenning voor haar vader, waar ze jaren voor strijdt, komt uiteindelijk: Anton de Kom krijgt een officiële plek in de geschiedeniscanon van Nederland, er komt een gedenksteen in de Nieuwe Kerk in Amsterdam en in 2023 maakt het kabinet Rutte IV excuses voor het leed dat hem en zijn familie is aangedaan.

In 1970 schrijft ze in het tijdschrift De Gids over haar vader: „De Kom is voor mij een herinnering aan een man die anansi tories [verhalen over spin Anansi] vertelde – streng was – van mij hield – maar een nog grotere liefde bezat voor zijn land en volk, getuige het gedichtje dat hij voor mij schreef toen ik nog een meisje was.” Ze doelt op het gedicht dat hij in haar poëziealbum op 23 oktober 1940 schreef – dat ze als kind nog niet begreep – en later veelvuldig zou voorlezen op uiteenlopende bijeenkomsten: „Liefde voor dit land, mensen en natuur, / Judith, hierdoor word je geest zo groot / Gedurende je hele schone levensduur / Want liefde is meer soms, dan het dagelijks brood!”, zijn de slotregels.

„Ik kan de zinnen dromen, ze werden de melodie van mijn herinnering aan jou, mijn vader, aan jouw grootsheid. Wat kon ik anders, papa, dan mij voegen naar jouw opdracht”, schrijft ze in Ik omhels je onafgebroken. Judith de Kom heeft zich naar die opdracht niet alleen gevoegd, maar die ook volbracht.


Lees ook

Anton de Kom heeft nu een gedenksteen in De Nieuwe Kerk

Schilder Natasja Kensmil (1973) ontwierp de gedenksteen voor Anton de Kom.