N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Schadelijke uitstoot Luchthaven Schiphol moet binnen een maand een plan opstellen dat de werkomstandigheden op de landingplatforms moet verbeteren. Bagagemedewerkers ademen daar te veel schadelijke stoffen in.
Schiphol schiet ernstig tekort bij het aanbieden van technische voorzieningen op het landingsplatform, die ervoor moeten zorgen dat bagagemedewerkers en ander personeel buiten bij de vliegtuigen geen schadelijke uitstoot inademen.
Dat concludeert de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) dinsdag. Schiphol, de grondafhandelingsbedrijven die onder meer zorgen voor de koffers en de luchtvaartmaatschappijen moeten binnen een maand een plan opstellen om de werkomstandigheden op het platform te verbeteren.
Het onderzoek van de ILT betreft de hulpmotoren die vliegtuigen gebruiken als zij op het platform op de luchthaven geparkeerd staan. Een zogenoemde auxiliary power unit (APU) zorgt dat een vliegtuig kan opstarten en dat er elektriciteit en airconditioning aan boord is.
Kwalijke uitstoot
De hulpmotor werkt op kerosine en zorgt daardoor voor kwalijke uitstoot van onder andere stikstof, zwavel en fijnstof. Medewerkers die de koffers inladen, de catering aan boord brengen en het vliegtuig vol kerosine tanken, moeten dat nu vaak doen in de ziekmakende dampen van de APU.
De ILT, die van oktober 2021 tot juli 2022 onderzoek deed op de platforms, concludeert dat vliegtuigen te vaak de ingebouwde hulpmotor gebruiken. In het luchthavenbesluit van Schiphol (waarin staat hoe een vliegveld mag worden gebruikt en hoeveel er mag worden gevlogen) en in andere regelgeving staat dat vliegtuigen de APU alleen mogen gebruiken als er geen schonere alternatieven beschikbaar zijn voor het draaiende houden van alle apparatuur op het vliegtuig, zoals de airconditioning. De ILT concludeert nu dat er minder schonere voorzieningen beschikbaar zijn op Schiphol dan de luchthaven eigenlijk verplicht is aan te bieden.
Zo moet Schiphol op tenminste 61 platformen een schonere voorziening aanbieden voor het draaiend houden van de airconditioning in het geparkeerde toestel. Die is nu op slechts 39 platformen beschikbaar. Vaak biedt Schiphol alleen een stopcontact voor een mobiele installatie voor luchtzuivering, en geen mobiele airconditioner (wat een schoner alternatief is).
De luchthaven heeft de verantwoordelijkheid voor die apparaten verlegd naar de grondafhandelingsbedrijven. „Uit het onderzoek blijkt dat dit uitbesteden niet werkt”, schrijft de ILT.
Grondafhandelingsbedrijven worden ingehuurd om onder meer de bagage te verwerken en passagiers in te checken. De bedrijven hebben op dit moment te maken met zo’n groot personeelstekort dat Schiphol in de komende maanden mogelijk toch het aantal reizigers zal moeten beperken. Dat werd afgelopen weekend bekend.
Al jaren punt van zorg
De arbeidsomstandigheden op de luchthaven zijn al jaren een punt van zorg. In december 2021 stelden platformmedewerkers in de Zembla-uitzending ‘Ziek van Schiphol’ (BNN-VARA) dat veel van hun collega’s ernstig ziek zijn geworden tijdens het werk op het vliegveld. De Arbeidsinspectie werkt al maanden aan een onderzoek naar de werkomstandigheden van platformpersoneel, na een handhavingsverzoek van vakbond FNV. Wanneer dat onderzoek is afgerond, is onbekend.
Zowel het onderzoek van de ILT als het te verschijnen rapport van de Arbeidsinspectie kan grote gevolgen hebben voor Schiphol. De ILT en vermoedelijk ook de Arbeidsinspectie zullen de luchthaven oproepen om meer toezicht te houden op de activiteiten op het vliegveld en harder te werken aan de arbeidsomstandigheden bij alle bedrijven op het vliegveld, ook de externe bedrijven van wie diensten worden ingekocht. Schiphol moet waarschijnlijk ook meer investeren in elektrische voertuigen en ander materieel dat minder uitstoot veroorzaakt. Dat zijn investeringen van vele miljoenen euro’s.
Het is een klassieke nachtmerrie: je loopt op straat en ineens merk je dat je poedelnaakt bent. Dit gevoel van kwetsbaarheid – aldus dromenduiders – hangt de hele mensheid boven het hoofd. Dat is te danken aan de quantumcomputer, die korte metten maakt met gangbare encryptie.
Quantumcomputers zijn nu nog experimentele apparaten, wankel bovendien, maar over tien of vijftien jaar zou het zomaar ‘Q-Day’ kunnen zijn. Een horrorscenario: in één klap is elk beveiligd document, elke versleutelde conversatie publiek geheim.
Al in de jaren negentig waarschuwden wetenschappers voor deze digitale zondvloed. Het leek een theoretisch probleem, als een millenniumbug zonder deadline. Toch schoot afgelopen maand het gebruik van PQ – ‘post-quantum’ – versleuteling omhoog. Wat is er aan de hand?
De wereld hangt aan elkaar van encryptie, voor je telefoongesprekken, chatberichten, banktransacties of opslag van medische gegevens. Ook de communicatie via satellieten of de bediening van bruggen en sluizen is versleuteld.
Veel van de huidige cryptografie is gebaseerd op wiskundige problemen met gigantische priemgetallen waar zelfs een supercomputer geen raad mee weet. Een quantumcomputer heeft daar minder moeite mee, omdat die informatie opslaat in qubits. De waarde van zo’n qubit kan behalve 0 of 1 (zoals in de klassieke binaire computer) ook een onzekere factor zijn: 0 of 1, of een mix van beide. Door die extra opties kan een quantumcomputer sommige wiskundige berekeningen veel sneller uitvoeren – bijvoorbeeld ontbinden in priemfactoren.
Vergelijk het met de populaire kennisquiz 2 voor 12: de ‘ouderwetse’ computer is een kandidaat die het antwoord opzoekt door pagina voor pagina een boek te lezen. Dat duurt uren. De quantumcomputer lijkt op de kandidaat die eerst de index raadpleegt en dan meteen naar de oplossing bladert. Tingelingeling – stop de tijd.
Auto’s hacken
Gelukkig zijn er sommetjes waar ook qubits zich op stukbijten. Zoals de latticevergelijking, die zoekt naar verbindingen tussen punten in een wiskundig rooster van honderden dimensies. Om koppijn van te krijgen, ook voor een quantumbrein. Het Amerikaanse NIST-instituut startte in 2016 een competitie om de beste ingrediënten te verzamelen waarmee instanties en webbedrijven hun versleuteling kunnen upgraden. Er doen veel Europese wetenschappers mee aan de competitie – er is zelfs een bijdrage van de Chinese Tsinghua Universiteit.
Vorige maand riep NIST drie nieuwe encryptiealgoritmes uit tot standaard bouwstenen voor versleuteling en Nederland doet daarbij een belangrijke duit in het zakje. Andreas Hülsing en Tanja Lange van de faculteit Mathematics and Computer Science van de Technische Universiteit Eindhoven, ontwikkelden een methode om veilig documenten te ondertekenen en te controleren of de afzender en diens data te vertrouwen zijn. Zo kun je een verbinding opzetten die zelfs niet door een quantumcomputer te hacken is. Hülsing: „Je moet er niet aan denken dat een auto die op afstand software ontvangt, opeens gesaboteerd kan worden.”
Dat is een van de redenen waarom ook de Nederlandse chipfabrikant NXP meewerkt aan de NIST-competitie: de chips in zelfrijdende auto’s moeten quantumproof zijn.
Bij een auto kun je de hardware eventueel nog upgraden, bij satellieten die in de ruimte zweven niet. Die worden nu met duizenden tegelijk in een baan om de aarde gebracht, voor Starlink en andere communicatienetwerken. Volgens Hülsing is het mogelijk om de software quantumproof te maken, mits de processors in zo’n satelliet overweg kunnen met nieuwe ‘sleutels’ van enkele kilobytes, in plaats van tientallen bytes.
Kreukelzone
De nieuwe encryptiealgoritmes vergen niet zozeer meer rekenkracht, maar gebruiken wel grotere ‘datablokken’. Waarom? Tanja Lange vergelijkt het met de vederlichte auto’s uit de jaren zestig, die geen buffers of kreukelzones hadden. Een moderne auto moet aan strenge veiligheidseisen voldoen, en is daardoor groter en zwaarder dan een deux-chevauxtje.
De dag van digitale zondvloed nadert: de Amerikaanse geheime dienst wil daarom voor 2035 quantumproof zijn
Lange noemt zichzelf een ‘post-quantumhipster’ en zag de interesse voor het cryptografieprobleem groeien tijdens haar carrière: „Op de eerste post-quantumconferenties in 2006 kwamen veertig mensen af, nu zijn het er vaak vierhonderd.”
Door de snelle vorderingen op het gebied van quantumcomputers wordt het cryptografieprobleem reëel, want de rekenkracht groeit exponentieel met elke extra qubit. Googles quantumcomputer van zeventig qubits is in staat om in seconden een taak uit te voeren waar een gangbare supercomputer 47 jaar over zou doen.
De qubits produceren nog veel ruis – als een slecht afgestelde radio – en dat maakt zo’n systeem minder robuust. Om toch kaas te maken van de berekeningen, heb je veel extra qubits nodig, als foutcorrectie. Techbedrijf IBM rekent op een systeem, ‘BlueJay’, met tweeduizend qubits, in 2033.
Q-Day komt snel dichterbij, maar eigenlijk zijn we volgens Andreas Hülsing al te laat. Want alle versleutelde data die al gekopieerd of gestolen zijn – denk aan geheime diensten die massaal kabels aftappen – zijn nu nog onleesbaar, maar kunnen straks ontcijferd worden.
De quantumrace is daarom voer voor spionnen. De Amerikaanse veiligheidsdienst NSA wil voor 2035 quantum-proof zijn. Ook de EU eist dat landen een plan bedenken om staatsgeheimen en gegevens van burgers te beschermen. De Nederlandse overheid werkt eraan met TNO, net als de AIVD.
De browsers stappen over
Nieuwe encryptie invoeren is tijdrovend, maar het standaardiseren door NIST heeft al wel effect. Cloudflare, het bedrijf dat het dataverkeer afhandelt voor 20 procent van alle websites, zag het gebruik van quantumproof encryptie snel stijgen. „In het voorjaar was nog maar 2 procent van het webverkeer quantumproof, nu 17 procent”, zegt Bas Westerbaan, quantumexpert bij Cloudflare. Tegen het einde van dit jaar, denkt hij, is een kwart van het webverkeer ‘PQ-Ready’.
Chatapp Signal is al zover en ook browsers stappen over. Google heeft de desktopversie van Chrome inmiddels aangepast en daarmee zijn ook de van Chrome afgeleide browsers, zoals Edge, Brave en Opera, bij de les. De mobiele versie van Chrome volgt later; misschien zijn de softwareontwikkelaars nog huiverig voor het dataverbruik of de belasting van de processor.
De extra rekenkracht is te verwaarlozen, zegt Westerbaan. „Sommige quantumalgoritmes zijn zelfs efficiënter dan huidige cryptografie, maar ze worden nu nog als extraatje toegevoegd.” Het kost je dus misschien een paar minuten batterijduur, en een paar extra kilobytes op je onbeperkte data-abonnement. Maar dat is een kleine prijs om te voorkomen dat je straks, op Q-Day, in je hemd staat.
Terwijl de Belastingdienst zich voorbereidt om te gaan handhaven op schijnzelfstandigheid, neemt de onrust bij opdrachtgevers, arbeidsbemiddelaars en zelfstandigen toe. Opdrachtgevers die zzp’ers inhuren voor werk dat volgens de wet in loondienst moet worden uitgevoerd, hebben in het nieuwe jaar een probleem. Zij zijn op zoek naar duidelijkheid, maar op een informatiebijeenkomst in Nieuwegein, georganiseerd door brancheorganisatie voor arbeidsbemiddelaars Bovib, is die ver te zoeken.
Als een medewerker van de Belastingdienst het woord neemt, uit de onrust zich in gepikeerd geroezemoes. De ambtenaar legt de zaal een fictieve casus voor: een interim-manager heeft zich als zelfstandige laten inhuren om een zieke manager te vervangen en zal „autonoom opereren”. Het bedrijf dat hem inhuurt, is wel „nadrukkelijk bevoegd” om aanwijzingen te geven en ervoor te zorgen dat de interimmer binnen de „geldende organisatorische kaders” blijft.
Is er hier sprake van schijnzelfstandigheid of niet? De zaal, waarin ruim honderd arbeidsbemiddelaars en opdrachtgevers zitten, is verdeeld. Degenen die in de casus een schijnzelfstandige zien, zijn licht in de meerderheid. Volgens de Belastingdienst hebben zij het bij het rechte eind. Dat de manager een loon zal ontvangen en ingebed is in een organisatie weegt in dit geval zwaar mee.
Het is een casus uit de toelichting van de wet VBAR (Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden) die in 2026 in moet gaan. Die wet regelt welk werk gedaan mag worden door zzp’ers, en voor welke klussen werkgevers mensen in loondienst moeten nemen en dus werkgeverspremies moeten afdragen aan de Belastingdienst. Wordt iemand onterecht als zzp’er ingehuurd? Dan kan de Belastingdienst met terugwerkende kracht premies innen en de werkgever een boete opleggen.
Zulke regels zijn er nu ook al, in de wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) uit 2016. Maar die wet is nooit voluit gehandhaafd, omdat er onrust ontstond onder werkgevers, die de regels te onduidelijk vonden. Alleen in overduidelijke, frauduleuze gevallen trad de Belastingdienst op. En nu is de onrust terug. Want op 1 januari, een jaar voordat de nieuwe wet ingaat, gaat de Belastingdienst beginnen met het handhaven van de huidige regels.
Ondermijning sociale stelsel
Het kabinet wil het aantal schijnzelfstandigen terugdringen. Zekerheid op de arbeidsmarkt moet worden gestimuleerd met meer vaste contracten. De huidige situatie, waarin geen premies worden afgedragen terwijl dat eigenlijk wel zou moeten, „ondermijnt de sociale zekerheid”, zei minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, NSC) deze maand in de Tweede Kamer. Een groep schijnzelfstandigen krijgt niet alleen te weinig betaald, maar bouwt vaak ook onvoldoende pensioen op en is gebrekkig verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid.
Staatssecretaris Folkert Idsinga (Fiscaliteit en Belastingdienst, NSC) heeft aangekondigd dat de Belastingdienst terughoudend zal zijn in het opleggen van boetes. Bedrijven die aantoonbaar bezig zijn met het terugdringen van schijnzelfstandigheid kunnen een „coulant” boetebeleid verwachten. Als zij al boetes opgelegd krijgen, zullen die slechts 10 procent van de verschuldigde inkomstenbelasting bedragen. Zo’n ‘zachte landing’ is op nadrukkelijk verzoek van Tweede Kamer.
Schijnzelfstandigheid is eigenlijk allang verboden. Wie onder ‘gezag’ van de werkgever werkt, is volgens het arbeidsrecht een werknemer – dat is al meer dan een eeuw zo. Dan gaat het erom dat je niet zelf kunt bepalen wat je tarief is, op welke tijden je je werk uitvoert, en op welke manier je die klus verricht.
Maar omdat de Belastingdienst nauwelijks handhaaft, moeten zelfstandigen nu nog naar de rechter stappen als ze vinden dat ze eigenlijk recht hebben op een vast dienstverband. De rechter weegt dan alle werkomstandigheden om te bepalen of er sprake is van een verkapt dienstverband.
Grijs gebied
Zzp’ers vormen een heterogene groep, wat het voor alle betrokkenen lastig maakt om vooraf te bepalen wat de regels over schijnzelfstandigheid voor hun specifieke arbeidsrelatie betekenen.
In sommige gevallen is het zonneklaar: de zorgmedewerker die in een rooster meedraait, aangestuurd wordt door een leidinggevende en van faciliteiten van de zorginstelling gebruikmaakt, kan geen zelfstandige zijn en moet in dienst. Aan de andere kant is een IT-consultant die zijn diensten vanuit zijn thuiskantoor aanbiedt aan verschillende organisaties duidelijk een échte zelfstandige. Er is ook een grijs gebied, waarbij beide kanten op geredeneerd kan worden. Zie de verwarring bij de interim-manager.
De aanstaande handhaving zorgt daarom voor onzekerheid onder inhuurders, bemiddelaars en zelfstandigen. Opdrachtgevers schakelen uit angst voor naheffingen geen zelfstandigen meer in en zelfstandigen raken opdrachten kwijt. Sommige organisaties nemen hen, als ze dat kunnen en de zzp’ers dat willen, toch in dienst. Ondertussen is iedereen op zoek naar duidelijkheid – in zaaltjes, in webinars en met juristen. Een speciaal opgezet team van de Belastingdienst werkt samen met brancheorganisaties als Bovib aan richtlijnen, om arbeidsrelaties duidelijk vast te stellen. De markt moet zo de „eigen verantwoordelijkheid nemen”.
Lees ook
Ministerie van Financiën overtreedt zelf verbod schijnzelfstandigheid
Loonkosten verdubbeld
Ondertussen heeft de aanstaande handhaving al grote gevolgen, bijvoorbeeld in de cultuursector. Gerben Grooten gaat binnenkort het gesprek aan met alle 23 zelfstandigen die voor hem werken. Sinds drieënhalf jaar heeft hij de leiding over cultuurcentrum Boogie Woogie in Winterswijk, waar onder meer scholen en verenigingen muzieklessen volgen. Na de coronapandemie is er enorm veel vraag, merkt Grooten: „Mensen willen heel graag dingen samen doen.”
Ik wil me als goede werkgever netjes aan de wet houden en ik kan het risico op naheffingen ook gewoon niet lopen. Zoveel vet heb ik niet op de botten
Maar dat wordt in het nieuwe jaar een stuk lastiger, want de zzp’ers die voor Boogie Woogie werken zijn schijnzelfstandigen, concludeerde Grooten. „Bij het criterium van inbedding in de organisatie ga je al nat”, zegt hij. De zzp’ers werken via roosters op dezelfde manier met de leerlingen als de eenentwintig werknemers in loondienst. „Ik wil me als goede werkgever netjes aan de wet houden en ik kan het risico op naheffingen ook gewoon niet lopen. Zoveel vet heb ik niet op de botten”, zegt Grooten, die zijn loonuitgaven vanaf volgend jaar waarschijnlijk verdubbeld ziet.
Boogie Woogie is via een stichting afhankelijk van subsidies, wat het onmogelijk maakt iedereen in loondienst te nemen. „Een optie zou zijn de organisatie op te delen”, zegt Grooten. „Dan krijgen de zzp’ers de kleinere baantjes en moeten ze hun eigen lokalen huren. Maar dat betekent dat je het bedrijf zoals je dat hebt opgebouwd weer moet afbreken. We willen juist gezamenlijkheid creëren, dat is waarom kunst en cultuur bestaat.” Grooten wil geen lessen schrappen , daarvoor vindt hij het werk te belangrijk. „We moeten blijven doen wat we doen, anders hol je jezelf vanbinnen uit.”
Vergelijkbare onrust speelt in tal van sectoren, van de beveiliging tot het onderwijs en de zorg. Zelfstandigen werken er veelal op een manier die in het nieuwe jaar lastig is vol te houden. Harry van Buren werkt als bemiddelaar in de gehandicaptenzorg en ziet hoe zorgorganisaties met de handen in het haar zitten, zo vertelt hij op de borrel na de informatiebijeenkomst in Nieuwegein. „De zorg kan niet zonder deze mensen. In de gehandicaptenzorg is de meest complexe zorg vaak afhankelijk van zzp’ers. Als die zouden wegvallen, moeten we dan mensen weer gaan vastbinden? Opdrachtgevers vragen aan mij: hóé dan?”
Minister Van Hijum zei woensdag in de Tweede Kamer erop te vertrouwen dat zorginstellingen hier een oplossing voor vinden. „Zorginstellingen zullen met elkaar moeten zorgen dat de zorg geleverd kan worden.” Sommige zorgorganisaties slagen erin zorgmedewerkers met een dienstverband aan zich te binden, maar niet iedereen wil dat. In een sector waar de tekorten en het verloop al heel groot zijn, vreest men dat de handhaving het nog moeilijker zal maken om roosters te vullen.
In de zaal in Nieuwegein wordt druk nagepraat over de bijeenkomst van Bovib. Dat er een zachte landing is toegezegd, mag voor de bezoekers nauwelijks een geruststelling heten en het verhaal van de Belastingdienst bood ook niet de duidelijkheid waarop men had gehoopt. Het enige dat voor iedereen duidelijk is: schijnzelfstandigheid moet vanaf het nieuwe jaar toch écht tot het verleden gaan behoren.
Een beetje versuft zit Marten van Gendt bij de bushalte voor het Sint Antonius Ziekenhuis. Hij was zojuist voor medisch onderzoek in het streekziekenhuis in Sneek.
Het regent licht. Dat maakt het wachten geen pretje bij de verwaarloosde halte met de verweerde rode verf en de kapotte ruiten. De 27-jarige Van Gendt – pet, baardje, wijde bloemetjesbroek – zit er al een tijdje. Hij wacht op lijn 99 en die gaat maar eens in het halfuur. „Over twee uur, na twee keer overstappen, ben ik thuis in Emmeloord.”
De bereikbaarheid van de zorg, met name per openbaar vervoer, staat onder druk, rapporteerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) donderdag. En dat merkt Marten van Gendt in Sneek. Hij is aangewezen op de bus. „Met de auto zou ik er 45 minuten over doen, maar ik heb geen rijbewijs. En in mijn huidige toestand had ik sowieso niet mogen rijden.”
Met de auto zou ik er 45 minuten over doen, maar ik heb geen rijbewijs
Het Sint Antonius heeft weliswaar een vestiging in Emmeloord, maar voor specialistisch onderzoek moeten patiënten naar Sneek. Hoe lang nog, is de vraag. Het ziekenhuis gaat misschien dicht. De directie onderzoekt een fusie met het hospitaal in Heerenveen (in 2034) en denkt erover samen een nieuw pand te bouwen in Joure, bij het kruispunt van de A6 en de A7. Zo willen Sneek en Heerenveen, samen met de ziekenhuizen in Leeuwarden en Drachten, beter inspelen op de groeiende vraag naar zorg in de provincie (vanwege de vergrijzing) en de krappe arbeidsmarkt voor zorgpersoneel.
Zo’n fusie met Heerenveen is een slecht plan, vindt het gemeentebestuur in Sneek. Want daarmee, is de vrees, neemt de bereikbaarheid van de zorg in de uitgestrekte gemeente Súdwest-Fryslân nog verder af. „De verschraling van het openbaar vervoer heeft in onze regio al gezorgd voor de nodige vervoersarmoede”, zegt wethouder Michel Rietman (mobiliteit, PvdA) in het monumentale stadhuis van Sneek.
„Verhuizing van het ziekenhuis – die nog helemaal niet zeker is – vergroot die vervoersarmoede”, aldus Rietman. „Het ziekenhuis wil de kosten drukken, maar gaat voorbij aan de hoge maatschappelijke kosten van zo’n verhuizing.”
Verhuizing van het ziekenhuis vergroot die vervoersarmoede
Als een ziekenhuis bij Joure wordt gebouwd, 25 kilometer verderop, is Súdwest-Fryslân veel meer kwijt aan zogeheten Wmo-vervoer. Nu kost patiëntenvervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning de gemeente jaarlijks 2,5 miljoen euro.
Ov-bereikbaarheid lijkt hier in de besluitvorming van later zorg, zegt collega-wethouder Marianne Poelman (gezondheid, PvdA). Bereikbare zorg dicht bij huis is bewezen effectiever en dus efficiënter, zegt ze. „Je herstelt sneller als je dichtbij huis wordt verzorgd en als de mensen die je lief hebt je goed kunnen bereiken.” Poelman pleit mede namens alle 28 gemeenten in Nederland met een streekziekenhuis voor het behoud van die regionale zorg.
Autorijders
Ziekenhuizen zijn de afgelopen jaren veel slechter bereikbaar geworden, meldde het PBL donderdag, met name per bus, tram, metro en trein. Hetzelfde geldt voor scholen, supermarkten en werk. Dat beperkt de deelname van veel mensen aan de samenleving, aldus het Planbureau. Van patiënten en hun bezoekers tot scholieren en studenten, van lager geschoolde werknemers tot mensen op het platteland en in slecht bereikbare wijken in de grote stad. De bereikbaarheid van veel locaties is voor hen afgenomen, terwijl die voor autorijders op peil is gebleven.
Een op de acht ouderen met een laag inkomen kan nu per ov niet binnen drie kwartier een ziekenhuis of polikliniek bereiken. En dat betreft alleen nog maar de situatie op een gemiddelde dinsdagochtend tussen 7.00 en 9.00 uur. ’s Avonds en in het weekend is de bereikbaarheid van ziekenhuizen slechter. De bus van het Sint Antonius naar het station van Sneek gaat ’s avonds en in het weekend eens per uur.
Het PBL constateerde al in 2022 dat met name ziekenhuizen niet goed meer bereikbaar zijn met het ov. Ook al hadden veel instellingen wel een bushalte op redelijke afstand.
Halte voor de ingang
„Tellen van bushaltes vertelt niet het hele verhaal”, zegt Freek Bos van reizigersorganisatie Rover, meegegaan naar de halte in Sneek. „Vaak is de gedachte dat de bereikbaarheid per ov voor ziekenhuizen prima geregeld is. Dat valt in de praktijk vies tegen, blijkt uit recent eigen onderzoek.”
Rover onderzocht de bereikbaarheid van 24 ziekenhuizen, verspreid over Nederland. Het best scoren ziekenhuizen in de grote stad. In Amsterdam en Den Haag zijn ze goed te bereiken. En in Almere stopt de bus bijna 24 uur per dag en 7 dagen per week bij het ziekenhuis.
Maar in Boxmeer, Tiel, Zutphen en Woerden is de frequentie beduidend slechter. Hier rijdt de bus één keer per uur; ’s avonds en in het weekend is volgens Rover het streekziekenhuis vaak niet bereikbaar met het openbaar vervoer.
Niet alleen moet er van Rover een bushalte zijn die ‘ziekenhuis’ heet, maar reizigers moeten die ook goed kunnen gebruiken. Zo ziet Rover het liefst een halte pal voor de ingang van het ziekenhuis.
„In Sassenheim zien we hoe het niet moet”, zegt Bos. „Daar moet je een flink stuk lopen door een woonwijk. De route is niet aangegeven, en je moet meermaals oversteken.”
De bus moet een ommetje maken van zes minuten. En dat kost extra geld
Buurtbusjes
Of neem het ziekenhuis in Boxmeer. Bos opent Google Street View op z’n telefoon. „Recht voor de deur is een halte, maar alleen voor buurtbusjes, want die kunnen keren op het plein. Geen verhoogde haltes, dus makkelijk instappen is er niet bij. Een reguliere lijnbus komt er ook, maar de halte daarvoor ligt verder weg.”
De halte in Boxmeer – inclusief opgehoogde stoep en geleidelijnen voor blinden en slechtzienden – ligt volgens Bos niet aan de meest logische route. „De bus moet een ommetje maken van zes minuten. En dat kost extra geld, dat het ov eigenlijk niet heeft.” Volgens Bos kost dat ommetje zo’n 120.000 euro per jaar.
„Bedenk ook dat dit probleem gratis was opgelost als de architect pakweg vijftien jaar geleden het gebouw een kwartslag had gedraaid. Dan had de ingang langs de busroute gelegen. De ov-sector had dan 120.000 euro bespaard, de reiziger zijn reiskosten, en zorgverzekeraars hadden minder Wmo-vervoer hoeven vergoeden omdat de bus wél een alternatief was geweest.”
De ruimtelijke inrichting van een ziekenhuisterrein is vooral gericht op de auto, blijkt uit het onderzoek van Rover. Lopen naar een parkeerplaats is vaak korter dan naar de bus. In Alkmaar ligt de parkeergarage direct tegen het ziekenhuis aan; busreizigers moeten een paar minuten lopen over een smalle stoep zonder adequate markering.
Groot hek
In Sneek loopt Freek Bos van de bushalte zigzaggend over het parkeerterrein naar de hoofdingang van het Sint Antonius. De route die je als bezoeker geneigd bent terug naar de bus te kiezen, komt uit bij een groot hek. „Als ze hier nu een doorgang hadden gemaakt”, zegt Bos, „en de bushalte vijftig meter hadden verplaatst, sloot dat veel beter aan voor de reizigers.”
Hij leest de vertrektijden op de halte. „Het bezoekuur eindigt hier om 20.00 uur en de bus naar het centrum rijdt eens per uur, om 19.36 en 20.36 uur. Dat betekent: óf veel korter op bezoek óf lang wachten op de bus.” Bezoektijden en dienstregelingen sluiten wel vaker slecht op elkaar aan, blijkt uit het Rover-onderzoek.
„Streekziekenhuizen zijn vaak gebouwd aan randen van steden”, zegt Bos. „De bereikbaarheid per auto is dan vaak goed, maar bussen rijden er laagfrequent. Daarom is het raadzaam nieuwe ziekenhuizen binnenstedelijk te bouwen.”
De beide wethouders in Sneek hebben daar wel oren naar. Zij willen onderzocht zien of een nieuw ziekenhuis bij het plaatselijke treinstation kan komen. „Zo krijg je de bereikbaarheid met het ov er direct bij”, zegt wethouder Rietman. Dat is ook belangrijk voor scholieren en studenten voor wie het streekziekenhuis een belangrijke opleidingsplek is.
Bovendien, zeggen Rietman en Poelman, gaat een nieuwe buslijn naar een ziekenhuis nabij Joure ten koste van andere ov-verbindingen in de regio. Het regionale ov heeft al klappen opgelopen in de coronacrisis en door hogere kosten van energie, materieel en personeel. „Inwoners in de dorpen tussen Sneek en de Afsluitdijk klagen al veel langer over het busvervoer.”
De bereikbaarheid van een eventueel nieuw ziekenhuis in Joure heeft „vanzelfsprekend” nu al de aandacht van de betrokken ziekenhuizen, zegt een woordvoerder van het Sint Antonius. „Het gaat niet alleen om patiënten die goed bij ons ziekenhuis moeten kunnen komen, maar ook om onze medewerkers.” De woordvoerder denkt dat op dit moment maar een klein deel van de bezoekers met het ov naar een Fries ziekenhuis reist. Om hoeveel mensen het precies gaat, en met welke vorm van ov ze reizen, weet het Sint Antonius niet.
Voor René Vervaart uit Stavoren zou een ziekenhuis bij het station in Sneek een uitkomst zijn, zegt hij op de bushalte voor het Sint Antonius. Vervaart (60) zit in een rolstoel en moet regelmatig in het ziekenhuis zijn. Nieuwbouw bij Joure en het verlies van het oude Sneker ziekenhuis – waaraan hij als tegelzetter nog heeft gewerkt – vindt hij een onaangenaam idee.
Nu neemt hij relatief eenvoudig de stoptrein terug naar Stavoren. Alleen eerst nog een kwartier met de rolstoel naar het station. „Een goede oefening”, zegt hij. Maar dat is binnenkort misschien voorbij. „Dan kan ik hopelijk weer autorijden.”